Verhaal

Mensen met beperking in thuislozenopvang of gevangenis: ‘Ze zijn vogel voor de kat’

Marijn Sillis

Een grote groep mensen in de thuislozenzorg en de gevangenis leeft met een handicap. Maar door hun complexe situatie blijft die beperking vaak onzichtbaar. De Brusselse vzw Hubbie zoekt deze mensen op en deelt expertise over handicap met tal van partners. “Het zijn mensen die het pad van de hulpverlening gemist hebben.”

© ID / Bart Dewaele

Duobegeleiding

Vier jaar geleden smolten de Brusselse vzw De Lork en Begeleid Wonen Brussel samen tot Hubbie. De twee organisaties bundelen decennialange ervaring in de begeleiding van mensen met een handicap. Hubbie biedt individuele begeleiding en dagbesteding, maar heeft ook groepswoningen en een samenwoonproject voor Brusselaars met een beperking.

Al meerdere jaren werkt Hubbie met mensen met een – vermoeden van – beperking in de thuislozenopvang en de gevangenis. Nu is dat engagement ook in structurele projecten gegoten: Ieder Zinneke Zijn Thuis en Morpho.

‘Bedoeling is dat we onze kennis delen.’

“In de thuislozenzorg werken we samen met het CAW, het Leger Des Heils en Huis van Vrede”, vertelt beleidsverantwoordelijke Valentine Lebacq. “We verzorgen onder meer duobegeleiding van thuislozen met een – vermoeden van – handicap. Daarnaast werken we outreachend: we geven partners handicapspecifieke vormingen en sluiten bijvoorbeeld aan bij casusoverleg.”

Het werk van Laurence Verroest, begeleider in de gevangenissen van Sint-Gillis en Haren en het detentiehuis in Vorst, is vergelijkbaar. “Ik doe individuele begeleidingen van gedetineerden en geïnterneerden met een beperking. Daarnaast organiseren mijn collega’s ook groepsactiviteiten. Ik sluit aan bij tal van overlegmomenten, zowel met externe diensten die in gevangenissen werken als met de interne psychosociale dienst. Bedoeling is dat we onze kennis delen met het aanwezige personeel.”

Op jullie website luidt het dat er zowel in de gevangenis als de thuislozenopvang veel mensen met een handicap zijn. Maar weten jullie hoe groot de groep precies is?

Valentine: “Het percentage mensen met een handicap in de gevangenis is hoger dan in de samenleving. Op basis van onderzoek gaat men ervan uit dat 30 tot 40 procent van de gedetineerden een beperking heeft.”

‘Het percentage mensen met een handicap in de gevangenis is hoger dan in de samenleving.’

“Voor de dak- en thuislozen is het moeilijker om cijfers te geven. Het zorgaanbod voor personen met een handicap is beperkt in Brussel. Tegelijkertijd zien we toch niet zo veel mensen op wachtlijsten. Toen men die tegenstrijdigheid onderzocht, bleken Brusselaars met een beperking vooral elders op te duiken, onder meer in de thuislozenzorg. Onze partners daar begeleiden constant mensen met een handicap. Heel vaak niet gediagnosticeerd, trouwens.”

Bieden jullie die diagnose wel?

Valentine: “Neen. We hebben wel uitvoerige indicatoren en onze jarenlange expertise om signalen op te vangen. Als er een vermoeden van handicap is, gaan we met mensen aan de slag.”

Zijn er typische profielen die jullie bijstaan in de gevangenis of de thuislozenzorg?

Laurence: “In de gevangenis begeleid ik nu heel wat mensen met een autismespectrumstoornis.”

Valentine: “De dak- en thuislozenpopulatie is heel divers. Zowel qua handicap, leeftijd als achtergrond. We zien jongeren die geen doorstroming vinden vanuit de jeugdhulp. Maar ook ouderen, die thuis zijn blijven wonen tot hun ouders overleden en nadien op straat belandden. Of mensen met een migratieachtergrond die de ondersteuningsmogelijkheden niet kennen of een andere visie op handicap hebben.”

Jullie hebben veel ervaring met het begeleiden van mensen met een beperking. Hoe gaat die begeleiding in zijn werk in de thuislozenzorg en de gevangenis?

Valentine: “Het is alvast niet de bedoeling dat wij het werk van onze partners overnemen. Zij zijn generalistisch, wij werken specifiek rond handicap. Zij gaan aan de slag rond de papieren, het ziekenfonds, onderdak. Wij kijken naar het handicapspecifieke functioneren van de mensen: wat zijn hun wensen, noden, kwaliteiten? Het is boeiend om dat in één begeleiding samen te brengen.”

Laurence: “In de gevangenis werk ik heel vraaggestuurd. Ik ga samen met de cliënt pad. Letterlijk. Ik heb nu een cliënt die een uitgaansvergunning krijgt om naar de expertisearts te gaan. Op zijn vraag, ga ik mee. Als ik vraag ‘wat heeft de dokter allemaal gezegd?’ is het onzekere antwoord vaak een goede indicator voor het begripsvermogen van de cliënt. Zo help ik de mensen zelf, maar kan ik ook de juiste informatie doorgeven aan de psychosociale dienst, die het kan meenemen in het reclasseringsdossier.”

‘We helpen de weg vinden.’

Valentine: “Het is niet zozeer dat wij alles in orde brengen voor mensen. Wel dat we hun rechten doen gelden. Wij zitten niet achter de andere kant van de bureau, maar naast hen. We helpen de weg vinden.”

“We beginnen altijd bij dezelfde vragen: wie ben je? Wat wil je? Waar droom je van? Pas daarna volgt de rest. Heeft iemand professionele hulp nodig of kan hij op eigen benen staan? Moet hij langs de poort van de geestelijke gezondheidszorg, die van de gehandicaptenzorg of van het algemeen welzijnswerk?”

Wat als jullie niet in de opvang of de gevangenis zouden werken? Dan zou die persoon met een beperking een ‘domme’, ‘onhandelbare’ of ‘rigide’ cliënt zijn?

Valentine: “Hij is een vogel voor de kat die zijn rechten niet kan doen gelden. Of niet eens weet dat hij rechten heeft. Een collega uit de thuislozenzorg omschreef het onlangs als mensen die het pad van de hulpverlening gemist hebben. In de gevangenis is dat niet anders. Wij denken heel vaak: als deze persoon goed omkaderd was geweest, professioneel of familiaal, was hij nooit in de gevangenis beland.”

Nu blijft zo iemand onzichtbaar in de cel?

Laurence: “Ja. Zeker mensen die niet mondig zijn. Ik begeleid nu een jonge man met een vermoeden van een verstandelijke beperking. Die zit gewoon te wachten. Hij belt me vaak met de vraag wanneer ik kom, het is geen evidente begeleiding. Hij is opgelucht, omdat hij beseft dat er nu iemand is die kan helpen. Want zelf begrijpt de man er niets van. Dan denk ik: gelukkig ben ik er. Hij wordt verondersteld zijn reclasseringsdossier zelf te verwerken, maar hij kan dat simpelweg niet.”

‘Het zijn mensen die het pad van de hulpverlening gemist hebben.’

“Op dat vlak kan ik een verschil maken, en dat is ook de reden dat ik dit werk doe. Uiteindelijk hangt veel af van de invalshoek waarmee je naar iemand kijkt. Niet iedereen in de gevangenis is slecht van inborst, velen dragen een rugzak. Iemand met bijvoorbeeld een autismespectrumstoornis, die keer op keer recidiveert, doet dat niet altijd uit kwade bedoelingen. Eerder omdat hij de maatschappij, zijn straf en het functioneren van het gevangeniswezen niet snapt. Maar niet elke rechter denkt daar aan.”

Maar de psychosociale dienst van de gevangenis kan dat toch wel? Of bij thuislozen bijvoorbeeld het OCMW?

Valentine: “Wij werken heel aanklampend, op de eerste lijn kan dat veel minder. Kom je niet op een afspraak opdagen: pech. Terwijl mensen de klok misschien niet kunnen lezen? Of niet weten hoe ze op locatie geraken? Wij bedenken ons vaak hoe Kafkaiaans het is dat er een sociaal werker nodig is om naar een andere sociaal werker te kunnen gaan.”

“Maar op die eerste lijn, zeker bij dak- en thuislozen, worden hulpverleners ook geconfronteerd met heel complexe dossiers. Niemand kan expert zijn in alles. Aanvankelijk dachten we bij Hubbie: we geven wat opleidingen, installeren handicapspecifieke kennis op bepaalde diensten en laten het opnieuw los. Maar daar zijn we op teruggekomen. Je moet die expertise, die bril, blijvend binnenbrengen. Niet omdat hulpverleners van slechte wil zijn, maar omdat het blinde vlekken zijn. Er bestaan geen organisaties die alles kunnen.”

Valentine (links): “Aanvankelijk dachten we: we geven wat opleidingen, installeren handicapspecifieke kennis op bepaalde diensten en laten het opnieuw los. Maar daar zijn we op teruggekomen. Je moet die expertise, die bril, blijvend binnenbrengen.”

© ID / Bart Dewaele

Zijn jullie welkom in de gevangenis?

Laurence: “Op dat vlak is er wel wat veranderd de laatste jaren. Ik ervaar nu meer openheid. Ik ontmoet nieuwe directies, met een andere mindset. Bij de psychosociale dienst zijn ze blij met alle externe hulp. Bij de cipiers voel ik minder ruimte, maar zij zijn volop aan het verhuizen van Sint-Gillis naar Haren. Er is ook een groot personeelsgebrek. Ze lijden sowieso onder een hoge werkdruk.”

Valentine: “We hebben wel jaren moeten werken om ons aanbod binnen de gevangenismuren te kunnen brengen. Er waren zogezegd weinig gedetineerden met een handicap. Of het was te druk. Of er was een staking. We stonden vaak voor een gesloten deur. Nu we binnen aanwezig zijn en de mensen kennen, werken we vlotter samen.”

Brussel is superdivers. Hoe passen jullie de zorg aan?

Valentine: “Op allerlei manieren. We werken met interculturele bemiddelaars en tolken. We hebben diverse medewerkers die heel wat talen spreken. Maar het gaat ook om de insteek, de beginvraag. Wie ben jij? Waar wil jij naartoe?”

‘Veel cliënten met migratieachtergrond beschouwen hun probleem niet als een handicap.’

“Veel cliënten met migratieachtergrond beschouwen hun probleem niet als een handicap. Als iemand handicap slechts ziet als een rolstoel of het Downsyndroom, dan heeft het geen zin om mensen ervan te willen overtuigen dat ze een handicap hebben. We haken onze begeleiding aan de beleving van de cliënten.”

“Dat is niet alleen nuttig voor mensen met migratieachtergrond, maar ook bij mensen in generatiearmoede bijvoorbeeld. Veel mensen groeien op met andere normen of waarden. Dat levert wel eens moeilijke gesprekken op, maar daar schrik ik niet van terug.”

De hoofdstad is niet alleen superdivers, maar ook een politiek lappendeken.

Valentine: “Begin dit jaar schreven we samen met andere organisaties een memorandum voor de gehandicaptenzorg in Brussel. Dan merk je snel hoe alle pijnpunten uiteenvallen in verschillende bevoegdheden en niveaus.”

“We voelen ook dat Vlaanderen en Brussel niet hetzelfde zijn. De Vlaamse ondersteuningspremie is in Brussel een groot probleem. De toegang tot de Vlaamse sociale bescherming is in Brussel facultatief en met lange wachtlijsten, terwijl Vlamingen daar gewoon recht op hebben. Ben je bij het VAPH erkend, dan krijg je een abonnement op De Lijn. (Droog) Daar ben je hier vet mee bij de MIVB.”

Laurence: “In de gevangenissen zie je zulke absurditeiten ook. Heeft iemand een erkenning van het VAPH of de PHARE? Ik kan in de gevangenis geen mensen begeleiden met een erkenning van PHARE, maar er is geen Franstalige tegenhanger van handicapspecifieke diensten in de gevangenis.”

Welke pijnpunten kwamen nog aan bod in dat memorandum?

Valentine: “Het belang van preventief werken, een goede diagnostiek, is van levensbelang. Maar daar loopt het vaak spaak. Voor heel veel mensen met een handicap in de thuislozenzorg of gevangenis had het nooit zover moeten komen.”

Maar maak dat eens concreet: wat kan een beleidsmaker doen?

Valentine: “De toegang tot diagnostiek verbeteren. Er zijn lange wachtlijsten, zo’n diagnostisch proces is vaak duur. In Brussel zijn er amper mogelijkheden, mensen moeten zich ver verplaatsen. Bovendien spreken heel wat Brusselaars geen Nederlands, hoewel dat een vereiste is in diagnosecentra.”

“Vereenvoudig ook de toegangspoorten voor Brusselaars. Je hebt het VAPH, de PHARE, Iriscare: ze werken allemaal verschillend. Dat is supercomplex. Zelfs voor ons is dat een zoektocht. Zorg voor één informatieloket.”

“Zet in op degelijke en betaalbare huisvesting, want daar beginnen veel problemen voor mensen in een kwetsbare positie. Op een sociale woning moet je tien jaar wachten, op de privémarkt gaan alle deuren dicht voor deze doelgroep.”

‘Brussel heeft een historische achterstand in de gehandicaptenzorg.’

Laurence: “Het wegwerken van wachtlijsten voor het persoonsvolgend budget is natuurlijk ook een prioriteit. Veel mensen zoeken structuur, vragen naar een residentiële setting. Dan moeten wij hen ontgoochelen. Vaak gaat het ook over jonge mensen die hun leven beginnen. Die moeten wij dan zeggen: sorry, misschien lukt het over tien jaar.”

Valentine: “Even voor de duidelijkheid: we kaarten hier problemen aan, maar doen ons werk ook heel graag. Kan je dat toch nog even noteren (lacht).”

Bij dezen. Maar toch nog een laatste aanbeveling?

Valentine: “Brussel heeft een historische achterstand in de gehandicaptenzorg. Hier zijn bijvoorbeeld amper voorzieningen voor mensen met een zware beperking. Erken dat, denk daar over na. Nu is de politieke bril toch wat te simplistisch: als er genoeg aanmeldingen zijn van mensen met een persoonsvolgend budget, kan er een nieuwe afdeling komen. Alsof er altijd meteen een groep mensen is, genoeg infrastructuur, voldoende personeel. De verantwoordelijkheid wordt vaak afgeschoven op individuele mensen die zich maar moeten aanmelden, en voorzieningen die dan maar moeten zorgen dat ze kunnen uitbreiden.”

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.