Radicalisering op retour?
Aanslepende conflicten en gruwelijke genocides bereiken ons elke dag via het nieuws en sociale media. Protesten op straat en aan universiteiten worden onthaald met kritische vragen en angstige voorspellingen over radicaliserende jongeren.
Is de terugkeer van de term radicalisering terecht? En hoe ga je aan de slag met radicaliserende jongeren? We vragen het aan Hakim El Faissouni, hij was in 2011 de allereerste Vlaamse casemanager radicalisering. Ondertussen werkt hij als docent aan de Karel de Grotehogeschool. Hij kijkt kritisch naar het huidige discours.
Je was de eerste Vlaamse casemanager radicalisering. Hoe begon je daaraan?
“Ik werkte als sociaal werker voor de stad Antwerpen met risicojongeren. We kregen signalen dat er een gigantisch probleem was met religieus geradicaliseerde jongeren. We zaten toen in 2011, de oorlog in Syrië was volop bezig.”
‘Ik kan geen enkel dossier bedenken waarin het alleen over religie ging.’
“Er kwam een dienst om met deze jongeren aan de slag te gaan en ik heb de kans om daarvoor te werken onmiddellijk gegrepen. Ik gebruikte dezelfde methodiek als bij risicojongeren: thuis langsgaan, me voorstellen en zo het gesprek starten. Ik werkte heel laagdrempelig. Ik kwam daar als Hakim, niet als ‘de casemanager radicalisering’.”
“In het begin verliep dat nogal hectisch. We kregen in die eerste periode enorm veel meldingen binnen, ook onterechte. Ik herinner me verschillende van die situaties.”
Kun je een voorbeeld geven van zo’n onterechte aanmelding?
“Zeker. Ik moet meteen denken aan een meisje dat door een leerkracht van haar middelbare school werd aangemeld. Die leerkracht had het in zijn lessen vaak over IS en de oorlog, op een vrij stigmatiserende manier. Dat meisje had een vriendinnetje wiens broer in Syrië zat en die begon te wenen in de les.”
“Voor de duidelijkheid: dat meisje was helemaal niet religieus. Ze wilde gewoon haar vriendinnetje troosten en sprak de leerkracht aan. Of hij niet kon stoppen met het elke week over IS te hebben? Voor de leerkracht was dat een alarmsignaal. In plaats van het Centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) te contacteren, belde hij direct na de les de politie.”
“Toen dat meisje in de zomer met haar familie naar Turkije wilde vliegen voor een all-in vakantie, bleek dat ze geseind stond. Ze mocht niet mee op het vliegtuig. En dat allemaal omdat ze het voor een vriendin had opgenomen. Bovendien: kom maar eens van zo’n lijst af…”
In het begin konden burgers het meldpunt ook rechtstreeks contacteren.
“Ja, en dat zorgde soms voor gekke situaties. Ik werd gebeld door een huisarts die net een jongen op consult had gehad voor een aantal vaccinaties. Die jongen zei dat hij die nodig had voor een reis naar Saudi-Arabië. En dat vond die huisarts verdacht, want hij had ook ‘van die religieuze kleren’ aan.”
‘Er zijn een aantal duidelijke signalen: isolement, oude vrienden laten vallen en de ontwikkeling van een vijandsbeeld.’
“Wat die huisarts niet wist, was dat als je op bedevaart naar Mekka gaat, je vaak een bewijs van vaccinatie moet voorleggen aan je reisorganisatie. Het viel dus logisch te verklaren.”
“Het gekke was dat die arts me de naam van die jongen niet wilde geven. Dat was beroepsgeheim, zei hij. Hij had enkel gebeld zodat wij hem achteraf niet konden beschuldigen dat hij een verdachte situatie niet gemeld had.”
Wat zijn dan wel eerste signalen van radicalisering?
“Er zijn een aantal duidelijke signalen: isolement, oude vrienden laten vallen, volledig opgaan in een nieuwe vriendengroep en de ontwikkeling van een vijandsbeeld.”
“Maar de oorzaken van radicalisering zijn veel moeilijker te vinden. Ik vergelijk het altijd met een sinaasappel. Zodra je de schil van die jongeren afpelt, zie je pas wat er echt speelt. En sommige sinaasappels zijn moeilijk te pellen. Maar als je die schil er afkrijgt, dan blijft er van het religieuze extremisme weinig over.”
‘Elke hulpverlener kan met deze jongeren aan de slag, ook als je niks weet over de islam.’
“Onderliggend spelen er bij die jongeren namelijk allerlei problemen. En daar zit de echte reden voor hun radicalisering. Intrafamiliaal geweld, armoede, seksueel misbruik… Eigenlijk alles wat je in de jeugdhulp ook tegenkomt. Ik kan werkelijk geen enkel dossier bedenken waarin dat niet zo was en waar het alleen over religie ging.”
“En toch voelde ik bij andere hulpverleners veel handelingsverlegenheid om met deze jongeren te werken. Er waren zelfs organisaties die deze jongeren weigerden. Dus ik wil benadrukken: elke hulpverlener kan met deze groep aan de slag, ook als je niks weet over de islam.”
En hoe leiden deze problemen dan tot radicalisering?
“In die periode leefde het extremisme enorm. Er was veel propaganda te vinden op het internet. Jonge mensen kregen elke dag verschrikkelijke beelden te zien van de oorlog in Syrië en van het geweld tijdens de Arabische Lente. Dat stond op hun netvlies gebrand. Ook nu zie je dat jongeren gewend raken aan de gewelddadige beelden die ze elke dag online zien. Dat is een belangrijk fenomeen dat we in het oog moeten houden.”
‘Ouders reageerden vaak heel streng, maar dat helpt niet.’
“Maar dat was de extra trigger, niet de echte oorzaak. De reden dat jongeren zich aansluiten bij geradicaliseerde groepen is erkenning. Zo was er een chronisch zieke jongen met een zeer moeilijke thuissituatie. Hij werd elke dag uitgelachen op school. En toen vond hij plots een geradicaliseerd groepje jongens door wie hij wel gezien en gerespecteerd werd. Hij werd voor het eerst in zijn leven serieus genomen. Jongeren vinden troost in die radicalisering.”
Je ging langs bij mensen thuis. Hoe reageerden ouders?
“Ouders reageerden vaak heel streng, maar dat helpt niet. En zoals ik al zei: er zijn vaak problemen in het gezin. Daarom gingen we samen met contextbegeleiders aan de slag met zowel de jongere als het gezin.”
“Het gaat bij deze jongeren echt om meerdere problemen, je moet dus zowel met de ouders, de school, als de vrijetijdsorganisaties samenwerken. Vroeger dacht men: we sturen daar gewoon een imam op af en dan kan die vertellen dat dit extremisme niets te maken heeft met het echte geloof. Dat werkt niet. Hij kan wel betrokken worden als sleutelfiguur, maar alleen een imam betrekken is niet genoeg. Want wat weet een imam over alle onderliggende problemen?”
In hoeverre was ook politie betrokken?
“Uiteraard kwam er politie aan te pas, maar die balans tussen welzijn en justitie was wel ingewikkeld. Het is een van de redenen dat ik gestopt ben. De samenwerking tussen de verschillende visies van justitie, veiligheid en welzijn, zorgde voor spanningen.”
‘De balans tussen welzijn en justitie was ingewikkeld.’
“Het veiligheidsaspect primeerde. En dat snap ik ook. Maar als hulpverlener kun je dan weinig wegen, terwijl je wel een belangrijk traject met een jongere aan het doorlopen bent. Als je dan continu vragen naar vertrouwelijke informatie krijgt of je mag plots geen contact meer hebben met een jongere omdat er een gerechtelijk onderzoek loopt, dan kun je je job niet goed doen.”
“Dan spreek ik over meer dan tien jaar geleden, voor alle duidelijkheid. Nu is dat beter. De Lokale Integrale Veiligheidscel is opgericht om de samenwerking beter en meer structureel te laten verlopen. Toch kan ik me voorstellen dat die spanningen niet helemaal verdwenen zijn.”
Wanneer wist je: nu kan ik met een jongere een traject afronden?
“Dat is natuurlijk de vraag van een miljoen. Daar heerste ook veel angst rond, want wat als je iemand te snel loslaat?”
‘Wat als je iemand te snel loslaat?’
“Ik keek vooral naar de vooruitgang die jongeren hadden geboekt. Gaan ze weer naar school? Is het contact met de ouders beter? Heeft hij een nuttige vrijetijdsbesteding waardoor hij minder rondhangt op straat? Je moet uiteindelijk jongeren ook het vertrouwen geven dat ze het goed gaan doen. En hen verantwoordelijk houden voor hun eigen keuzes en daden.”
Duikt dezelfde soort radicalisering ook op bij andere groepen jongeren, bijvoorbeeld bij Schild & Vrienden?
“Je ziet in studies rond radicalisering bij verschillende groepen altijd dezelfde patronen terugkomen. Ook bij Schild & Vrienden gaat het om erkenning. Ook zij bouwen aan een vijandsbeeld: linkse woke mensen zijn slecht, migranten zijn slecht… En iedereen die anders denkt of hen durft tegenspreken, wordt buitengesloten. Of het nou om Schild & Vrienden gaat of de Hell’s Angels, dat zijn herkenbare zaken.”
De term radicalisering wordt nu ook gebruikt bij pro-Palestijnse activisten. Correct?
“Ik vind dat mensen te snel de noemer geradicaliseerd opgespeld krijgen. Dat heb ik destijds gezien, met al die onterechte aanmeldingen. Maar ook nu wordt radicalisering als term gebruikt om het over jongeren te hebben die sit-ins organiseren, universiteiten bezetten… De term radicaal wordt vaak gebruikt om iemands mening te ondermijnen, ook al heeft die persoon misschien wel een punt.”
“Het is ook maar net met welke bril je kijkt naar jongeren die actievoeren tegen de genocide in Gaza. Is het niet goed dat jongeren zich hiermee bezighouden? Ze maken zich zorgen om het lot van anderen.”
“Er wordt naar mijn gevoel ook anders gekeken naar witte, atheïstische jongeren die actievoeren rond Palestina dan naar moslimjongeren die hetzelfde doen. Bij die laatste groep wordt veel sneller het label radicaal geplakt. Het is precies dat soort stigma dat bij de dienst radicalisering leidde tot onterechte meldingen.”
Hebben jeugdorganisaties voldoende oog voor de impact van de genocide in Gaza op het mentale welzijn van jongeren hier?
“Nee. Veel organisaties weten gewoon niet hoe ze ermee moeten omgaan. Ze stellen zich neutraal op, maar dat heeft precies het tegenovergestelde effect.”
“Zelf ben ik betrokken bij welzijnsorganisatie Young FENIX. We merken daar dat wat er in Palestina gebeurt veel jongeren raakt. Net daarom praten we er open over met hen. Dat gaat niet om een kant kiezen, wel om die gevoelens een plek geven. Jongeren vinden het heel belangrijk dat ze erkend worden in hun pijn.”
Kan je als jeugdwerk of jeugdhulp iets doen om de radicalisering van jongeren te voorkomen?
“Moeilijke vraag. Als je weet dat het gaat om familiale problemen en traumatische ervaringen die jongeren richting radicalisering drijven, dan moet daar op tijd ingegrepen worden.”
‘Hulpverlening moet zo toegankelijk mogelijk zijn.’
“De overheid kan natuurlijk moeilijk ingrijpen in mensen hun huiskamer. Daarom moet hulpverlening zo toegankelijk mogelijk zijn. Er wordt nog te veel verwacht dat jongeren zelf naar de hulpverlening stappen. Het zijn net dit soort kwetsbare jongeren die dat erg moeilijk vinden.”
“Ook ingrijpen op maatschappelijke problemen zoals racisme en werkgelegenheid is essentieel. Zo geef je jongeren een sterkere buffer tegen radicalisering. Ik geloof echt in een holistische aanpak van dit fenomeen. We moeten op alle niveaus aan verandering werken.”
Reacties [2]
Ik vind het fout “radicaal” als iets negatiefs te bestempelen. Wat is er bvb. fout aan iemand die “radicaal democratisch of “radicaal consequent” is ?
Het begrip “extreem” heeft wel heel dikwijls echt een negatieve connotatie omdat er dan weinig ruimte is voor nuance. Men kan volgens mij een radiale overtuiging hebben of een radicaal gedrag vertonen en toch gevoelig zijn voor nuances en dus minder extreem zijn in die radicaliteit. Een radicaal iemand is gewoon iemand die voor zijn overtuiging steun en verantwoording zoekt en vindt in de wortels en de grondvesten ervan.
Vriendelijke groet.
Paul Pataer
Bressers-Blanchaertlaan 2, 9051 Gent (Sint-Denijs-Westrem)
Heb bewondering voor Hakim el Faissouni, hoe hij schrijft en zich kan inleven in de jongeren met de problemen en onzekerheden van deze tijd. En nu als docent ook kritisch, maar ook door alle ervaringen als Vlaams casemanager radicalisering enorm meelevend. Probeert met de jongeren met elkaar aan een goede toekomst te werken.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies