Column

‘Ik doe geen half werk’

Iwein Denayer

Iwein Denayer

Iwein Denayer is outreacher en preventiewerker bij CAW Halle-Vilvoorde.

Ik doe geen half werk

Deze foto is illustratief.

© Unsplash / Parker Coffman

Fleur

“Ik doe geen half werk.” Sommige mensen kan je vereenzelvigen met één goed gemikte, krachtige bundel woorden die ze zelf ooit hebben uitgesproken. Eén zin die, na een hele tijd intensief samenwerken, voor altijd in je geheugen gegrift staat.

Case in point: Fleur. En Fleur, die “doet geen half werk.”Fleur is een pseudoniem.

Rotsen en Stille Waters

Alles begon met een individuele begeleiding Rots en Water. Stevig in je schoenen leren staan. Nee leren zeggen, opkomen voor jezelf en niet met je laten sollen. De kracht en manier waarop Fleur aan het eind van dit traject op een stootkussen mepte, sprak boekdelen.

‘Er werden niet zo bijster mooie schatten opgegraven. Het waren oude wonden die nooit de kans kregen om te helen.’

Deze jongedame heeft gedurende vijf sessies laten zien en voelen dat ze heel hard kan werken. In woord en daad. Fleur doet immers geen half werk. Ik realiseerde me toen nog niet wat voor gewicht die woorden zouden krijgen.

Deuk in stootkussen

Maar er was meer. Wie het toelaat, kan tijdens zo’n Rots en Water traject diep gaan. Dieper dan je misschien zou willen. Toen ik samen met Fleur begon te graven, werden niet zo bijster mooie schatten opgegraven.

Het waren oude wonden die nooit de kans kregen om te helen. Ook al sla je dan een scheur in een stootkussen, je weet dat er meer speelt dan “werken aan onzekerheid”. Dan besef je dat je eigenlijk wat speels staan vechten hebt op het topje van een heel duistere, breekbare ijsberg. De duik in het gitzwarte water is onvermijdelijk.

Dus: geen korte begeleiding. Integendeel. Eentje die het uiterste van je vraagt als hulpverlener. Eentje waarbij op heel wat afstand- en nabijheidsknopjes wordt gedrukt.

Haat-liefdeverhouding met Jeannine

We zijn al een eind verwijderd van metaforen en de tatami in de plaatselijke sporthal wanneer Fleur mij toevertrouwt dat ze een nogal ingewikkelde relatie heeft met Jeannine. Het is een bekentenis die aansluit op onze regelmatige gesprekken over die andere wankele relatie: mama en papa.

‘Jeannine controleert wat en wanneer er al dan niet door de slokdarm gaat.’

Jeannine is een koppige oude dame die zich niet zomaar aan de kant laat zetten. Ze controleert wat en wanneer er al dan niet door de slokdarm gaat.

Fleur heeft een haat-liefdeverhouding met Jeannine. Op sommige momenten wil ze haar liefst uit haar hoofd. In andere gevallen sluit ze het dametje in haar hart, want zij zorgt voor controle, bevestiging en warmte. Essentiële dingen die Fleur mist bij een kille thuis die ze geen thuis kan noemen.

Jeannine is de enige die haar een innig gevoel van trots schenkt. Ook al duurt die maar een fractie van een seconde, toch is het een houvast in een hele donkere poel. Het meegaan in restrictie en compensatie waarin een verwrongen maar oprechte vorm van opluchting en fierheid te vinden is.

Voor veel mensen een waanzinnige paradox, maar voor mensen in dezelfde situatie bijna een vanzelfsprekendheid waardoor ze in staat zijn te overleven. Als je nergens anders met je gevoelens heen kan, schudden je hoofd, je hart en je buik wel een andere oplossing uit de mouw.

Doorverwijzen?

Terwijl Fleur bokst en knuffelt met Jeannine, lever ik strijd met mijn eigen hoofd over hoe ver en hoe dicht ik bij beide dames kan en mag staan. Mijn ratio zegt mij dat ik moet loslaten. Dat ik moet doorverwijzen naar de tweede of zelfs derde lijn.

‘Ben ik de zoveelste volwassene die te weinig emotionele ruimte voor haar heeft?’

Mijn hart zegt dat Fleur hier niet klaar voor is. Ben ik de zoveelste volwassene die te weinig emotionele ruimte en energie voor haar heeft? Net op het moment dat ze al haar moed bij elkaar raapte om – eindelijk! – te vertellen dat ze met deze eet-shit kampt? Wat als de oorzaak van al deze ellende net die heel broze relatie met andere volwassenen is? Mag ik daar dan net niet even extra in investeren?

Het is het punt waarop ik me keer op keer realiseer dat de veelbesproken lijnen op het canvas van onze sociale kaart in elkaar uitlopen.

Tegelijk heb ik het gevoel dat Fleur zich aan mij vastklampt en haar grip niet snel zal loslaten. Ik besef dat ik voor haar, in deze fase van haar leven, zowat het enige stuk wrakhout in een onmetelijke oceaan ben. De heen en weer reizende e-mails en bijhorende gesprekken zorgen ervoor dat ze niet verzuipt. Voorlopig is er geen land in zicht. Het stuk wrakhout doet z’n uiterste best om niet te verrotten en mee ten onder te gaan.

De Marianentrog

De begeleiding komt in zeer woelig water terecht als Fleur meer en meer naar beneden wordt gezogen. Ze dreigt op te geven. De verleidelijke leegte trekt harder en harder om haar voor zich te winnen.

Achter haar relatie met haar lief heeft ze een punt gezet. Het laatste scoutskamp heeft haar compleet uitgeput. Dat ze intussen nog haar hogeschooldiploma behaalde, mogen we gerust een mirakel noemen.

‘Jeannine zwaait de scepter in eetland en verdooft Fleur zodanig dat ze zo goed als niets meer voelt.’

Jeannine zwaait de scepter in eetland en verdooft Fleur zodanig dat ze zo goed als niets meer voelt. Ze ontwaart bij zichzelf enkel nog een diep verlangen naar helemaal niets. Zij en Jeannine zetten haar lichaam op een hongerregime dat schreeuwt om bevestiging. Elke gram die ze vermagert is een bedrieglijke overwinning. Een stap richting het soort zelfzekerheid die enkel maar funderingen ondergraaft.

Ik ben kwaad op Jeannine. Maar zolang Fleur haar al die ruimte geeft, laat ik dat niet blijken. Het zou de boel heel snel en heel erg uit evenwicht kunnen brengen.

Zoektocht naar hoop

Elk van onze gesprekken is een intense zoektocht naar hoop. Een woord waarvan Fleur de betekenis stilaan vergeet. Er wordt gesproken over de dood en wat voor een bevrijding die zou betekenen.

‘Iedere afspraak wordt afgesloten met het zeer bewuste, bijna met figuurlijk bloed ondertekende contract dat we elkaar weerzien.’

Ik weiger mee te gaan in die gedachte, anders is alle houvast verloren, ook voor mezelf. Ik benadruk dat ik het onwaarschijnlijk zonde zou vinden dat een jonge mens die stap zou zetten. Fleur is op dit moment blind voor al haar krachten en talenten en ik vertel haar keer op keer dat ik er wel in blijf geloven. Het is een mantra die haar op de zenuwen werkt, maar die ze op een of andere manier toch aanvaardt.

Iedere afspraak wordt afgesloten met het zeer bewuste, bijna met figuurlijk bloed ondertekende contract dat we elkaar binnenkort weerzien. Ze is oprecht en ik geloof haar, maar telkens opnieuw ben ik bang van dat ene telefoontje met onomkeerbaar nieuws.

Het maakt me ontzettend angstig als Fleur haar drang naar grenzeloze rust bundelt met die ene zin die zo veel over haar zegt: “Ik doe geen half werk.”

Eerste gesprek met therapeut

We zijn een aantal maanden verder. De hevige onweders zijn gaan liggen wanneer ik met Fleur meega naar haar eerste gesprek met een therapeut.

Het gesprek loopt onwennig. Fleur laat het achterste van haar tong lekker niet zien. Gelukkig gedraagt Jeannine zich niet meer als de spreekwoordelijke olifant in de kwetsbare porseleinwinkel die Fleurs hoofd is.

‘De rekbaarheid van mijn draagkracht heeft limieten. Ik moet Fleur warm overdragen naar een volgende, veilige stap.’

Na redelijk wat heftige gesprekken over gevaar-zijn-voor-jezelf en hoe ik daar als hulpverlener tegenover sta, zijn we op dit punt aangekomen. Mijn supervisor en team hebben gehamerd op het feit dat ik dit gewicht echt niet meer alleen kan torsen.

Ze hebben gelijk. De rekbaarheid van mijn draagkracht heeft limieten en ik voel dat ik die heb bereikt. De steun van mijn collega’s betekent heel veel en biedt mij de nodige rust en energie om Fleur warm over te dragen naar een volgende, veilige stap.

Hij heeft ‘het’ niet

Een tijdje later zal blijken dat die ene therapeut ‘het’ niet heeft. Fleur wantrouwt hem meer dan ze wil toegeven. Ik voel aan dat ze me wil geruststellen, maar eigenlijk geeft ze die man geen schijn van kans.

Het is ook niet gemakkelijk. Na een maandenlange begeleiding die startte met wat onschuldig gepraat over zelfvertrouwen, dat uitmondde in heel lange en heftige gesprekken over leven en dood, start je niet zomaar eventjes een nieuwe band op met een nobele onbekende. Ook al heeft die ongetwijfeld de capaciteiten in huis om je te helpen helen.

Nog wat later laat Fleur weten dat ze op eigen initiatief op zoek is naar een andere therapeut. Ze nam ook een diëtiste onder de arm. Ik ben opgelucht, blij en hoopvol.
En… geen half werk, weet je nog?

Vaarwel en tot weerziens

Haar laatste boodschap valt samen met mijn mededeling dat ik van job verander. Binnen een aantal weken zal ik niet meer op het JAC werken.

‘Fleur heeft haar dankbaarheid uitgeschreven in een tekst waarvan ik een krop in de keel krijg.’

Het valt Fleur zwaar, net nu onze gesprekken rustiger en positiever verlopen. De boodschap dat hier binnenkort een eind aan komt, zorgt voor hernieuwde angst en bezorgdheid. Fleur weet echter heel goed dat ik mijn job tot op de laatste seconde met hart en ziel zal uitvoeren. Het geeft haar de nodige grip om zich klaar te maken voor dat ene laatste gesprek.

De dag van het afscheid. De dag van de laatste babbel. Fleur heeft haar dankbaarheid uitgeschreven in een tekst waarvan ik tot op de dag van vandaag nog steeds een krop van in de keel krijg. Ze is het gewoon van haar zielenroerselen uit te schrijven vooraleer ze die ter sprake brengt. Zo ook deze keer. En het is onwaarschijnlijk raak.

De manier waarop ze alles verwoordt, waarop ze de voorbije maanden beschrijft en samenvat, de manier waarop ze terug connectie maakt met haar gevoelens, geeft me vertrouwen voor de toekomst.

Zij en ik zitten op dezelfde lijn. We beseffen dat er nog een lange weg te gaan is vooraleer ze opnieuw volledig zichzelf zal zijn. Of beter nog: dat ze een nieuwe versie van zichzelf vindt die ze oprecht kan omarmen en waar ze gelukkig mee is. Een nieuwe Fleur waar Jeannine een plaatsje heeft dat dient als herinnering aan de gewonnen strijd.

Maar daar zijn we vooralsnog niet. Op dit waardevolle moment van afscheid en koesteren wat werd gedeeld, is niets belangrijker dan het nu.

Een jaar later

Het is november 2022. Ik krijg een mail van Fleur. Ze heeft mijn column gelezen over mijn worsteling met depressie. Ze wil me daarvoor feliciteren en bedanken.

Ze heeft ook nieuws: wat ik op een aantal van onze gesprekken voorstelde en waarvoor ze me gek verklaarde, is ze toch aangegaan. Een langdurige opname waarin ze haar worsteling met dat kranige oude dametje aanpakt. Misschien zinderen woorden net iets harder na eenmaal de boodschapper uit beeld is?

Zonder in details te treden, beschrijft ze dat het intens en turbulent is geweest. Ze heeft na heel grote dieptes, handvaten gekregen om Jeannine een plaats te geven als innerlijke criticus. De opname bracht heel wat angsten en kwetsbaarheden naar boven, maar net dat proces heeft haar opnieuw leren voelen.

Ik zou heel graag de woorden vinden om te beschrijven wat zij me schreef. Maar omdat dit zo aartsmoeilijk is, laat ik het haar zelf even duidelijk maken:

“Wat eerst een vloek leek, blijkt dan toch een zegen. Ik begin terug te voelen, kan emoties beter plaatsen, en heb bepaalde manieren waarop ik ook echt uit zelfliefde kan handelen. Ik voel terug plezier en besef nu dat dit eigenlijk al heel, heel lang geleden is. Ik ben een persoon aan het worden die ik nog nooit eerder ben geweest. Haha, waar het hart van vol is loopt de mond van over! Ik ben heel dankbaar!”

Go for it Fleur, straffe madam. Blijf vooral geen half werk doen.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.