Schade
Ouderen nemen veel geneesmiddelen. Zo gebruikt een patiënt op een acute dienst geriatrie gemiddeld een tiental verschillende geneesmiddelen bij opname in het ziekenhuis. Een bewoner van een woonzorgcentrum neemt er gemiddeld net iets minder, maar nog steeds (te) veel.
‘Tot 30 procent van de spoedopnames bij ouderen houden verband met het gebruik van geneesmiddelen.’
Deze hoge cijfers zijn voornamelijk te verklaren door de accumulatie van talrijke aandoeningen gedurende de levensloop. Medicatiebeleid is dan ook een belangrijke pijler van goede ouderenzorg. Echter, ook al worden geneesmiddelen gegeven met als ultieme doel de gezondheid te verbeteren, soms leiden geneesmiddelen door hun nevenwerkingen en interacties met elkaar tot schade voor de patiënt.
Dit laatste lijkt proportioneel meer voor te komen bij kwetsbare ouderen. Tot 30 procent van de spoedopnames bij ouderen houdt verband met geneesmiddelengebruik. Als gevolg van het risico op schade worden artsen en apothekers geconfronteerd met een delicaat evenwicht tussen starten, continueren en stoppen van medicatie.
Los van die complexiteit, kennen we allemaal een aantal risicogeneesmiddelen die meer frequente en zelfs potentieel gevaarlijke nevenwerkingen kunnen geven. Daartoe behoren ook de antipsychotica waarvan PANO aantoonde dat er in de woonzorgcentra een overmatig en dus ongepast gebruik is.
Een complexe context
Dat er in woonzorgcentra zoveel ongepast gebruik van antipsychotica voorkomt, komt mede door de beperkte aanwezigheid van elektronische bewonersdossiers. Er is ook onvoldoende multidisciplinaire samenwerking, een gebrek aan farmacotherapeutische expertise en er is te weinig verpleegkundig en niet-verpleegkundig personeel om niet-medicamenteuze interventies mogelijk te maken.
Het tekort aan personeel werd recent op Sociaal.Net ook aangehaald door Johan Staes van het Vlaams Onafhankelijke Zorgnetwerk (VLOZO): “Woonzorgcentra moeten steeds meer doen met steeds minder ervaren mensen.”
De arts schrijft voor
Wat echter onvoldoende benadrukt werd in de PANO-reportage en de vele reacties die erop volgden, is de essentiële rol van individuele artsen.
Het voorschrijven van medicatie is in België een nagenoeg louter medische act. Het zijn dus voor alle duidelijkheid niet de woonzorgcentra, de verpleegkundigen, de familie of de ouderen zelf die het gebruik van medicatie initiëren. Het is de eindverantwoordelijkheid van artsen om indicatiestelling te doen, opvolging te garanderen en medicatie terug af te bouwen of te stoppen.
‘Het voorschrijven van medicatie is in België een nagenoeg louter medische act.’
Uiteraard zijn er casussen waar de vraag naar medicatie komt vanuit de zorgequipe of de familie. Maar we mogen het debat niet enkel reduceren tot “als er meer zorgverleners zijn, zal het gebruik van antipsychotica, benzodiazepines en antidepressiva afnemen”.
Ongepast voorschrijfgedrag is immers niet enkel een probleem in woonzorgcentra. Het komt ook voor in andere zorgsectoren. Artsen moeten daarom binnen een multidisciplinaire werking meer inzetten op gepast voorschrijfgedrag.
Een bijkomende analyse van het voorschrijfgedrag op niveau van de individuele (huis)arts lijkt ons daarom zinvol. Dergelijke analyse kan de oproep om het mandaat en de beslissingsbevoegdheid van de coördinerende en raadgevende artsen (CRA’s) in de woonzorgcentra uitermate versterken.Een CRA ondersteunt het algemeen medisch beleid van het woonzorgcentrum. Deze arts komt niet tussen in de individuele zorg; die gebeurt door de eigen huisarts van elke bewoner. Meestal wordt er in de lokale huisartsenkring bekeken welke collega de taak van CRA wil opnemen.En dat is nodig.
In Nederlandse verpleeghuizen wordt het medicatiebeleid van alle bewoners bepaald door één specialist ouderengeneeskunde. Laat dat model ons inspireren om een paar heilige huisjes in te trappen.
Complexe problemen vragen om een multidisciplinaire aanpak met een gedeelde verantwoordelijkheid. Voor de woonzorgcentra gaat het dan om de huisartsen, CRA’s, verpleegkundigen, apothekers, paramedische zorgequipes, directies en beleidsmakers.
Medicatie in de opleiding
Vooreerst is er in de artsenopleiding meer aandacht nodig voor gepast medicatiegebruik. Nu wordt vooral benadrukt welke medicatie voor welke aandoening in aanmerking komt. De klemtoon ligt dus op het opstarten van medicatie. Het voedt de illusie dat een pilletje de oplossing is voor zowat elke aandoening.
‘Artsen in België studeren af met beperktere kennis over het voorschrijven van geneesmiddelen.’
In de opleiding moeten we meer aandacht hebben voor het gepast medicatiegebruik, waarbij de voor- en nadelen van het starten, geven of continueren van medicatie grondig afgewogen worden. In Nederland bijvoorbeeld moet een arts slagen in het examen ‘voorschrijven van medicatie’. Artsen in België studeren af met beperktere kennis over het voorschrijven van geneesmiddelen. Doorgedreven kennis dient men via vervolgopleidingen in de praktijk te verwerven.
Maar ook in de opleiding van andere zorgberoepen moet medicatiebeleid meer aandacht krijgen. Elke zorgverlener, in de eerste plaats verpleegkundigen, moet zich bewust zijn van de mogelijke effecten en nadelen van bepaalde risicomedicaties voor de doelgroep waarmee ze werken.
Regel nummer één: preventie
Ten tweede moeten we blijvend het belang beklemtonen van preventieve en niet-medicamenteuze maatregelen bij gedrag dat als problematisch ervaren of geïnterpreteerd wordt. Dit geldt trouwens niet alleen voor het gebruik van antipsychotica bij ouderen in woonzorgcentra, maar is regel nummer één bij alle aandoeningen, in alle populaties en in alle sectoren.
Aandacht voor een preventieve en niet-medicamenteuze aanpak moet dan ook in de medische en zorgopleidingen aan bod komen. In woonzorgcentra moeten we zo’n preventieve aanpak ook structureel durven te ondersteunen.
Goede praktijken als voorbeeld
Maar laat ons vooral leren uit de vele goede voorbeelden die er zijn en waarvan er enkele aan bod kwamen in de PANO-reportage. Zinvolle dagbesteding, muziektherapie, werken met herinneringen, gebruik van huisdieren of aromatische handmassages… Het zijn maar enkele voorbeelden van niet-medicamenteuze interventies die een positieve impact hebben.
‘Muziektherapie, werken met herinneringen en het gebruik van huisdieren… Het zijn maar enkele voorbeelden van niet-medicamenteuze interventies met positieve impact.’
En inderdaad, op dit vlak is er niet enkel nood aan opleiding, maar evenzeer aan voldoende sociale professionals om dergelijke kwaliteitsverbeterende initiatieven op te starten en duurzaam vol te houden.
Maar er is ook nog winst te boeken op het vlak van het medicatiebeleid zelf. Woonzorgcentra zouden op regelmatige tijdstippen en liefst multidisciplinair het medicatiebeleid moeten evalueren en bespreken of optimalisatie mogelijk is. Op enkele geriatrische diensten van ziekenhuizen gebeurt dit al door de systematische inschakeling van een klinisch apotheker in het geriatrisch team, wat resulteert in minder ongepast geneesmiddelengebruik.
Ook het versterken van de samenwerking tussen woonzorgcentra, CRA’s, geriaters en verpleegkundig specialisten ouderenzorg, bijvoorbeeld door kennisdeling, telefonische bereikbaarheid en follow-up na ontslag kunnen helpen. Alleen ontbreekt het hiervoor momenteel nog aan een structureel kader.
Meer systematiek
Kortom, het medicatiebeleid bij ouderen moet, zowel in de woonzorgcentra als in andere zorgsectoren, op een meer systematische manier aangepakt worden.
Een belangrijke rol is weggelegd voor artsen, maar dit kan alleen indien er parallel een interprofessioneel beleid komt met meer aandacht voor niet-medicamenteuze interventies. Dit vraagt tijd, expertise en personele middelen; drie zaken die momenteel onder druk staan in de ouderenzorg, maar de vele goede voorbeelden uit de ouderenzorg tonen dat het anders kan.
Reacties [2]
1.Inderdaad uitsluitend de verantwoordelijkheid van (huis-)artsen.
En in woonzorgcentra moet de functie van coordinerend arts in het medisch beleid tenvolle kunnen opgenomen worden!
2.Maar … overconsumptie van geneesmiddelen zit ingebakken in onze samenleving en de medische aanpak: “voor elk wat wils”
3.De medische professie creert problemen van volksgezondheid : kijk naar de antibiotica resistentie , de psychofarmaca enz.
Een beetje meer democratische transparantie over effecten van teveel of foute medi-
sche interventies (we zwijgen over de scheve honorering ervan)zou welkom zijn.
Het probleem in de WZC is duidelijk onderzocht en er zijn oplossingen mogelijk. Maar slechts 5% van de + 65ers woont in een WZC. Vermoedelijk bij die grootste groep ouderen ook een probleem.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Ik kan talloze voorbeelden geven van mensen die bij het Anderlechtse OCMW bot vangen’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies