Ambitieus
Midden in de vierde besmettingsgolf lanceert Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Wouter Beke (CD&V) een ambitieus plan voor een nieuw en geïntegreerd beleid voor kinderen, jongeren en gezinnen. Tijdens de presentatie tekenden ook alle betrokken topambtenaren present. Ze drukten één voor één hun steun uit voor deze “ommezwaai”.
‘Met meer van hetzelfde los je de pijnpunten van de jeugdhulp niet op.’
Ze wezen taboeloos op hardnekkige pijnpunten van gezins- en jeugdhulp: te veel breuklijnen, te weinig preventief, te verkokerd, te weinig present. Dat los je volgens deze beleidstenoren niet op met meer van hetzelfde. Met ‘Vroeg en nabij: naar een geïntegreerd beleid voor kinderen, jongeren een gezinnen’ willen ze het over een andere boeg gooien.
In afwachting van de concrete uitvoering van de ministeriële plannen, bespreken we in deze bijdrage enkele belangrijke krijtlijnen. We baseren ons daarbij op de informatie uit de persontmoeting van 13 december 2021 en een nog niet gepubliceerde inspiratienota.
De eerste 1000 dagen
Vlaanderen en Brussel tellen bijna twee miljoen kinderen en jongeren. Een op de tien heeft ondersteuning nodig. Dat is veel. Een te grote groep jonge mensen botst op psychische problemen, armoede of geweld in het gezin.
Het plan vertrekt van de overtuiging dat de samenleving veel vroeger aanwezig moet zijn in het leven van deze jongeren en gezinnen. Heel wat ernstige problemen in het latere leven vinden immers hun oorsprong in de prenatale fase en de eerste levensjaren. Baby’s of peuters die slecht wonen, ongezond eten of omringd worden door ouders met verslavingsproblemen, lopen meer risico om later problemen te ontwikkelen.
‘Wat met de harde realiteit dat kinderen niet gelijk aan de start komen?’
Daarom is zorg en ondersteuning in de prille levensfase zo belangrijk. Hier is de ruimte om impact te hebben op het leven van mensen, nog groot. En hoe later je tussenkomt, hoe moeilijker de remediëring. Het kost de samenleving veel geld en de ruimte om een levenstraject te verleggen is kleiner.
Deze vroegtijdige aanpak vertaalt zich vooral in het preventieve gezondheidsbeleid, zoals beter toezien op het vroege ontwikkelingsproces van kinderen, tijdig problemen detecteren, aandacht voor competent ouderschap, de leefomstandigheden en de banden met de directe omgeving. Hier sluit het nieuwe plan naadloos aan op ‘De eerste 1000 dagen’, waarmee Kind en Gezin (ongeboren) kinderen een optimale start wil geven.
Het is de harde realiteit dat kinderen niet gelijk aan de start komen. Een aanpak die al voor de geboorte begint, kan hiermee rekening houden, beter anticiperen en rechtvaardiger bijsturen. Ook Unicef vindt het een unieke “window of opportunity” om gezinnen effectief te ondersteunen. Als armoede, slechte huisvesting of schooluitval een impact hebben op kinderen en jongeren, dan kan je succesvol ingrijpen door gezinnen sneller te helpen.
Naar de basis
Moet het nog gezegd dat dit plan veel preventie uitstraalt? Daarmee vult het een belangrijke lacune in van integrale jeugdhulp en dat is een plus.
“Preventie houdt ook in dat we niet alleen blijven investeren in zorg en ondersteuning, maar dat er meer geïnvesteerd wordt in de andere lagen van het jeugd- en gezinsbeleid: een sterke basis voor ontwikkeling vooraleer we met hulp en ondersteuning op de proppen moeten komen.”
Met die uitspraak staat de minister niet alleen: er is internationale consensus over het feit dat een goede ondersteuning van jongeren en gezinnen vooral een stevige basis heeft: kwaliteitsvolle kinderopvang, huisvesting, onderwijs en vrijetijdsbesteding. En een sterke eerste lijn die daar direct op aansluit.
Over het muurtje kijken
Overtuigende inzichten moeten ook een politieke vertaling krijgen. Hoe kan een Vlaams minister van Welzijn en Gezin daadkrachtig ingrijpen op thema’s als wonen, onderwijs of vrijetijd?
‘Het plan legt linken naar andere domeinen zoals wonen en onderwijs.’
Het schoentje knelt niet bij inspirerende wetenschappelijke inzichten, wel bij gebrek aan bevoegdheidsoverschrijdende beleidsvoering. De minister is hier tegelijk realistisch en ambitieus. “We vertrekken vanuit het eigen beleidsdomein. Maar dat belet ons niet om linken te leggen met andere beleidsdomeinen zoals wonen of onderwijs. Die bruggen willen we slaan in lokale en regionale netwerken.”
Lees: dit Vlaams plan verscherpt het belang om met lokale overheden rond de tafel te gaan zitten. Dat gebeurt ook nu al en de kunst zal zijn om positieve praktijken te versterken. De eerstelijnszones tonen bijvoorbeeld hoe een complex samenspel van verschillende beleidsniveaus, sectoren en disciplines sterk werk verrichten in de aanpak van de pandemie. Als het echt moet, kan er veel.
Nabij en laagdrempelig
De jeugd- en gezinshulp worstelt met nog andere hardnekkige problemen: te hoge drempels, te veel vanaf het kantoor en te weinig op maat van wat het gezin echt nodig heeft. Naast ‘vroeg’, is ook ‘nabij’ een speerpunt van dit plan.
‘Hulpverlening moet plaatsvinden in de eigen leefwereld van gezinnen en jongeren, in de buurt, in de school, in dienstencentra.’
Hulpverlening moet plaatsvinden in de eigen leefwereld van gezinnen en jongeren, in de buurt, in de school, in dienstencentra. En uiteraard ook in een sterkere eerste lijn. Voor die nabijheid rekent men op de slagkracht van lokale intersectorale netwerken. Opnieuw komt de lokale overheid in het vizier.
Wouter Beke grijpt hier zijn kans om dit nieuwe plan vlees en bloed te geven door te verwijzen naar heel wat lopende beleidsinitiatieven, veelal lokaal verankerd. Zo wijst ‘Een gezin, een plan’ de weg naar een laagdrempelige en nabije gezinsondersteuning. Teams en gezinscoaches werken er samen, vanuit de vragen en noden van het gezin. Het ‘Geïntegreerd Breed Onthaal’, ook een netwerk, toont hoe belangrijk het dan is om kwetsbare gezinnen ook betere toegang geven tot sociale grondrechten.
En gaat het over ‘nabij’ dan duikt meteen het belang van de woon- en leefomgeving op. ‘Zorgzame buurten’ zetten in op betrokken buren die solidair voor elkaar zorgen. Professionals en vrijwilligers zetten samen hun schouders onder buurtgerichte zorg. Dat heeft ook een meerwaarde voor gezinnen, kinderen en jongeren: zij kunnen zich beter ontwikkelen in zo’n buurt.
Van brede instap naar echte ‘werkplaatsen’
Wat blijft straks nog over van integrale jeugdhulp? De minister vindt het te vroeg om die vraag te beantwoorden. Maar wie de geest van dit plan volgt, kan enkel besluiten dat bestaande concepten en instrumenten mogelijk grondig herzien worden: modulering, de intersectorale toegangspoort en het onderscheid tussen rechtstreekse en niet rechtstreekse hulp.
‘Wie de geest van dit plan volgt, kan enkel besluiten dat bestaande concepten en instrumenten grondig herzien worden.’
Vast staat al dat de ‘brede instap’, een andere pijler van integrale jeugdhulp, verder verruimd wordt. Vandaag realiseren CAW’s, CLB’s en de Huizen van het Kind die instap. Dat is vooral een inleiding op de jeugdhulp, met informatie, advies en kortdurende hulp. Waar nodig, volgt een verwijzing naar meer specifieke of gespecialiseerde hulp.
Die ‘brede instap’ wil men verder verbreden naar basisvoorzieningen die dicht bij gezinnen, kinderen en jongeren staan. Ook hulp ten aanzien van ouders zal hier een plaats krijgen. Die instap gaat dus over veel meer dan een vindplaats van jeugdhulp. Deze netwerken worden, zoals in Nederland, echte ‘werkplaatsen’ die stevige ondersteuning bieden rond alle noden, inclusief wat zich niet meteen in jeugdhulp vertaalt.
Eindelijk trajectbegeleiding?
Integrale jeugdhulp wilde graag afrekenen met breuklijnen in de hulpverlening. Gedeelde uitgangspunten en transparante modules moesten een betere en snellere schakeling tussen de verschillende hulpaanbieders mogelijk maken.
‘Trajectondersteuning is een belangrijk instrument om meer olie te krijgen in het complex radarwerk van hulpverlening.’
Toch blijven er te veel getuigenissen over hulpverlening die plots stopt of gezinnen die voor de zoveelste keer hun verhaal moeten vertellen. Te vaak wordt hulpverlening onzichtbaar zodra een jongere meerderjarig wordt.
Trajectbegeleiding of -ondersteuning is een belangrijk instrument om meer olie te krijgen in dat complex radarwerk van hulpverlening. Toch kreeg het nooit levenskansen, ondanks luide steun vanuit het werkterrein. De overheid vond het te duur en wilde niet nog eens een nieuwe laag of structuur creëren.
Maar veel gezinnen en sociale professionals kunnen nu tevreden zijn: in zijn nieuw beleidsplan kiest de minister bewust, en – naar eigen zeggen – “eindelijk” voor trajectondersteuning. “We willen dit nu echt gaan waarmaken, zo vroegtijdig en zo nabij mogelijk. Niet als nieuwe structuur, maar wel door bestaande ankerpunten zoals gezinscoaches en lokale teams Kind en Gezin, verder te ontwikkelen.” Zal dat voldoende zijn? We zijn benieuwd hoe de overheid dit duurzaam en structureel zal verankeren.
Gezin = volwassenen + kinderen
Dit plan neemt ook de breuklijn tussen jeugd- en volwassenenhulp onder de loep. Te vaak richt hulp zich ofwel op de kinderen, ofwel op de ouders. Ten onrechte: in een gezin hebben kinderen en volwassenen alles met elkaar te maken.
‘In een gezin hebben kinderen en volwassenen alles met elkaar te maken.’
Daarom moet er beter geschakeld worden tussen beide. Hier verwijst dit plan graag naar de Kindreflex die in steeds meer settings van de volwassenenhulp ontplooid wordt. Als een ouder zich aanmeldt bij de spoeddienst of in een begeleidingsprogramma stapt, dan moeten hulpverleners zich afvragen wie zich ontfermt over de kinderen.
Het lijkt ons minstens even belangrijk om vanuit de jeugdhulp te schakelen naar de volwassenenhulp. Psychische, relationele problemen of schuldproblemen van de ouders hebben immers een grote weerslag op het welzijn van de kinderen. Die los je niet op met een strikte afbakening van ‘jeugdhulp’.
Nieuwe werkpraktijken
Gezien de ambities zal ‘Vroeg en nabij’ gevolgen hebben voor de dagelijkse werkpraktijk van heel veel sociale professionals. Zo veronderstelt nabijheid nog meer outreachend en vindplaatsgericht werken. Professionals zullen meer ‘uit hun kot’ moeten komen en zich nestelen daar waar gezinnen en jongeren leven.
‘Professionals zullen meer ‘uit hun kot’ moeten komen.’
In Nederland blijkt dat ‘stationeren’ van hulpverleners in consultatiebureaus, kinderopvang, jeugdwerkingen, scholen of huisartsenpraktijken succesvol te zijn. Deze aanpak kan verwijzingen naar gespecialiseerde hulp voorkomen. Voorwaarde is dat de steun daadwerkelijk op die locaties wordt aangeboden, samen met pedagogische medewerkers, leerkrachten en huisartsen.
Nabijheid vraagt ook van jeugd- en gezinsbegeleiders om de regie van het begeleidingstraject zo veel mogelijk bij gezinnen te leggen. Dat is meer dan een mooie slogan. Het vereist een bescheiden inzet van de eigen expertise, een attitude met openheid voor alle noden, recht doen aan de prioriteiten van het gezin.
Innovatieve samenwerking
Zoals vele beleidsplannen, trekt ook dit plan de kaart van meer samenwerking: eerst muren afbreken om vervolgens samen met vele partners het beste en meest efficiënte antwoord te vinden op de noden van gezinnen.
‘De oproep tot meer samenwerking gaat verder dan de klassieke afstemming tussen organisaties en sectoren.’
Maar hoe zal de samenwerking en dan uitzien eens die muren zijn afgebroken? De oproep tot meer samenwerking gaat in dit plan veel verder dan de klassieke afstemming tussen organisaties en sectoren. De toekomstige jeugd- en gezinshulpverlener zal niet opgesloten blijven binnen de eigen werking of organisatie.
Intersectorale teams zoals die nu al bestaan binnen ‘Een gezin, een plan’ zullen nieuwe vormen van geïntegreerde hulpverlening zijn. Dat opent voor gezinnen en sociale professionals nieuwe perspectieven. Maar ook nieuwe vraagstukken zoals het omgaan met cliëntinformatie en het beroepsgeheim.
Middelen anders inzetten
Om de vorming van zo’n intersectorale teams te faciliteren, komen er zeer waarschijnlijk nieuwe erkennings- en subsidiëringsvormen. Want aparte sectorale erkenningsnormen creëren aparte hokjes en veel knelpunten in de samenwerkingsmogelijkheden.
‘Dit plan verkiest één erkenningsvorm, die alle actoren actief in het geïntegreerd gezins- en jeugdbeleid maximaal omvat.’
Dit plan verkiest één erkenningsvorm, die alle actoren actief voor kinderen, jongeren en gezinnen in het beleidsdomein omvat. Hoog gegrepen? Weinig realistisch? In Brussel zet men al stappen in die richting. In plaats van het geld te verdelen over negen organisaties krijgt vanaf 2023 enkel nog het Huis van het Kind subsidies. Eerder dan meer geld staan efficiëntie en effectiviteit hier voorop.
De Vlaamse overheid gaf zelf al het goede voorbeeld door eigen muren af te breken. De fusie van de agentschappen Jongerenwelzijn en Kind en Gezin tot Opgroeien, is duidelijk de motor achter dit plan, dat zeker al de integrale jeugdhulp en de preventieve gezinsondersteuning bij elkaar voegt.
Minder lang wachten op hulp?
Last but not least: zal dit plan een oplossing bieden voor de lange wachtlijsten en -tijden? Nog zo’n hardnekkig en gevoelig probleem, recent nogmaals krachtig aangekaart door de kinderrechtencommissaris.
‘In tegenstelling tot enkele van zijn voorgangers, doet minister Beke geen straffe uitspraken of beloftes over de wachtlijsten.’
In tegenstelling tot enkele van zijn voorgangers, doet minister Beke hier geen straffe uitspraken of beloftes. Hij wil het lot van zijn plan niet verbinden aan de wachtlijstenproblematiek. Hij erkent de capaciteitsproblemen en de nood aan meer investeringen. Maar dat mag de essentie van zijn plan niet ondergraven: meer van hetzelfde gaat de wachtlijsten niet oplossen.
‘Vroeg’ en ‘nabij’ moeten de trekkers worden van een cultuuromslag in de ondersteuning van jongeren en gezinnen. Daardoor zou geen enkel gezin in de kou mogen blijven staan. Ook en vooral niet wie op een wachtlijst staat of een lange wachttijd doorloopt. Gezinnen die in de wachtkamer geen brede laagdrempelige ondersteuning krijgen, verliezen immers hun geloof in de eigen mogelijkheden en die van de laagdrempelige hulp. Dat vermijden is ook een vorm van preventie.
Back to basics
Verschillende kerngroepen zullen de krachtlijnen verder uitwerken. Medio 2022 wil minister Beke met de resultaten in de vorm van een conceptnota naar de Vlaamse regering. Dat het menens is blijkt ook uit het vooruitzicht op een nieuw kaderdecreet.
De minister maakt onomwonden duidelijk dat hij veel meer ambieert dan wat opsmukwerk: “We verlaten het capaciteitsdenken en de verkokering en maken met het hele systeem een bocht in de richting van de gezinnen.” Beleid uittekenen door in de schoenen van gezinnen te gaan staan. Of hoe die evidentie toch een verademing is.
Reacties [9]
Mooimooi. Integrale jeugdzorg, dan toch, twintig jaar later. Heel bijzonder: ontregeling, afstemming en decentralisering. Curieus of de werkvloer dit aankan.
Kindreflex … oftewel elke hulpverlening schakelt jeugdzorg in. Een betere manier om te garanderen dat huiselijk geweld geheim gehouden wordt door vrouwen … die ken ik niet. Hulpverlening zonder vertrouwen heeft geen enkele zin, en dit is echt de manier om vertrouwen op te blazen.
En laat ons niet doen alsof jeugdzorg niet al een enorm tekort aan vertrouwen heeft.
als de weg naar hulp even ingewikkeld en lang is als het artikel, dat beloofd;kwaliteitsvolle kinderopvang bestaat al maar veel beter nog is het kind zelf de eerste maanden kunnen opvangen en als het niet gaat voldoende plaatsen te voorzien met voldoende personeel in kleine groepjes en betaalbaar houden, huisvesting daar zijn de kwaliteitsnoepen al degelijk uitgebouwd in de wetten , ons onderwijs is goed maar als iets niet gaat zijn er weinig luisterende oren en vrijetijdsbesteding is er voldoende maar het er geraken en de kostprijs is voor velen een probleem deels te wijten aan teveel hobbies willen.
Een jeugd- en gezinsbeleid waar men met zekere regelmaat spreekt over preventie, kan niet zonder het versterken/verbreden/verankeren van preventieve gezinsondersteuning.
Indien men dit ontwijkt is dit vooral preventie met een ernstige bloedarmoede-problematiek.
Het preventiebeleid binnen het jeugdbeleid moet zodoende meer oog hebben voor de krachttoeren op ground-zero van initiatieven die voorkomen dat gezinnen kantelen in de jeugdhulp. Die uitdaging zal de minister bevoegd voor welzijn moeten durven opnemen.
ik sluit mij helemaal aan bij de reactie van Mark Morris. Mijn engagement gaat eveneens terug naar de periode waarin de blauwdruk voor de integrale jeugdhulp in de maak was. Nadien heeft ook het Nieuw Ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap verdienstelijke pogingen ondernomen om een en ander van Vroeg en Nabij alvast mee te nemen in de Nota, goedgekeurd door de toenmalige Vlaamse Regering. De grondlijnen van Vroeg en Nabij, beschreven door Ludo Serien, voelen goed. Alle succes aan de Vlaamse (en Federale, want die is ook erg nodig in dit verhaal) Overheid met de verdere uitwerking!
Goed dat overheid en hun diensten naderbij de burger -met een al dan niet kwetsbaar profiel- komt.
Ik juich dit toe, bravo.
Interessant dit te lezen. Mogen we in dit verband ook de informele preventieve steun door vrijwilligers aan huis op de kaart zetten? Het zou goed zijn ook bij een kerngroep betrokken te worden die het nieuwe decreet zal voorbereiden. zie http://www.Homestartvlaanderen.com.
Mooi overzichtsartikel Ludo. Integrale jeugdhulp was geen eindpunt maar diende verder uitgediept. De grotere nadruk op een preventieve aanpak en trajectbegeleiding is positief.
Tijdens de projectfase van de Integrale jeugdhulp schreef ik mee aan de ‘trajectbegeleiding’. Blij dat het er toch van zal komen :)
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies