2002-2003
Alsof het gisteren was. De herinnering zit in mijn brein gebeiteld.
Jij, een jongedame uit het tweede middelbaar en ik, een hulpverlenend groentje.
‘Af en toe weende je. Ik was opgelucht dat je nog kon voelen.’
We spraken enkel via telefoon, soms zelfs een paar keer per week. Langskomen zat er voor jou niet echt in. Het was te zwaar, te confronterend, te gevaarlijk. Je vond jezelf te jong om zomaar ongemerkt het huis uit te sluipen. En ook, er was altijd iemand thuis. Je ouders. Of je grootvader.
Vooral die laatste.
Daar vertelde je het meest over. Het enige verschil met een hele hoop van je leeftijdsgenoten was, dat jij die man niet zingend en dansend verwelkomde. Integendeel, zijn komst was elke keer weer een verlammende voorbode van wat komen zou. Elke keer opnieuw onderging je zijn aanwezigheid en werd je gedwongen om de handelingen te verrichten waar hij dat vleselijke plezier uit haalde. Je was op die momenten niet meer dan een makkelijk te dirigeren marionet.
Je vond jezelf vies en vuil. Besmeurd met een gore, onzichtbare substantie die je maar niet weggewassen kreeg. Geen enkel sopje volstond.
Handschoenen
“Ik draag handschoenen als ik met jou praat. Dan komt mijn vuil niet aan andere mensen als ze na mij de telefoon gebruiken.”
Nooit of te nimmer vergeet ik deze zinnen. Het was de culminatie van het feit dat je jezelf zag als niet meer dan een last voor anderen. Je cijferde jezelf weg. Je was ervan overtuigd dat je lichaam terecht gebruikt werd als object om perversiteiten op te botvieren.
Ik kende je naam, maar dat was dan meteen het enige. Ik wist niet waar je woonde of waar je naar school ging. Je was op dat moment niet meer dan een stem met een naam. Een stem die pijn en lijden sprak. Heel stilletjes en verlegen, maar elk woord, elke zin voelde ik doordringen tot in elke vezel van mijn lijf en ziel. Af en toe weende je en zei je dat het deugd deed dat te kunnen doen. Ik was opgelucht dat je nog kon voelen.
‘Ik was gebonden aan dat beroepsgeheim waar jij zo blij mee was.’
En dan plots was er die vreemde samenloop van omstandigheden. Ik was te gast op een school en zag je naam op een lijst. Er stond geschreven dat het niet goed met je ging en dat je voor een tijd niet op school zou zijn. Ik kon niets doen. Ik was gebonden aan dat beroepsgeheim waar jij zo blij mee was.
Na die openbaring volgde de grote radiostilte. Geen telefoon meer. Geen praatjes over school, koetjes en kalfjes en grootvaders die klaarkomen door toedoen van een argeloos veertienjarig meisje.
De vraag, die ene vraag, is al die jaren door mijn hoofd blijven spoken: leef je nog?
Weerzien
Februari 2021. Ik ben voor mijn job op zoek naar informatie op de website van een grote academie. Ik klik, zoek, vind niet wat ik wil en zoek verder. Tot ik plots jouw naam zie staan.
Leeft ze nog? Ik voel een golf van opluchting door mijn lijf gaan.
Je naam. En daaronder een titel die wel wat aanzien inboezemt. Een titel waar ik niet zo erg van schrik. Ik kan het niet laten en verricht wat speurwerk. Je bent je blijkbaar ook gaan bekommeren over je medemensen. En je huidige job zou ervoor moeten zorgen dat mensen eerlijk en bedachtzaam te werk gaan in wat ze willen bereiken.
‘Ik ben oprecht gelukkig dat niet elke traumatiserende gebeurtenis hoeft uit te monden in zelfverminking, chaos of zelfdoding.’
Ik kan in eerste instantie niet goed beschrijven wat deze openbaring met me deed, maar opluchting is inderdaad het overheersende gevoel. Blijdschap, ook. Ik ben oprecht gelukkig dat niet elke traumatiserende gebeurtenis hoeft uit te monden in zelfverminking, chaos of zelfdoding.
Onder je naam staat een e-mailadres en een telefoonnummer. Ik zou je willen opbellen, mailen, opzoeken… Gewoon, om je te vragen hoe je het gered hebt. Welke mensen je hebben geholpen, hoe je bereikt hebt wat je nu doet. Massa’s vragen.
En of dat groentje van toen ergens een plaatsje in je geheugen heeft?
Alhoewel, misschien moet ik dat toch maar niet doen. Wie weet, maak ik slapende honden wakker. Wie weet, wil je hier helemaal niet aan herinnerd worden. Te veel achterom kijken is niet gezond. Als ik nog even kijk naar je naam, dan heb ik het overheersende gevoel dat jij nu gewoon gelukkig bent. Je hebt geleerd vooruit te kijken en te leven voor je toekomst.
De radiostilte duurt voort. Alleen, is die stilte nu niet meer gehuld in duisternis.
Ik ben blij.
Reacties [5]
Prachtig en zoooo herkenbaar !
Als gepensioneerde hulpverlener moet ik bekennen dat facebook voor mij enkel open staat voor jongeren en ouders die me willen vinden. Ik neem zlf zelden het initiatief. Maar het gebeurt vaak en doet meer deugd dan soms ook wel verdriet. Wat me vooral bevestigt in de veerkracht van gekwetste mensen 8 Zeg nooit nooit de grootste verrassingen heb ik vaak het minst verwacht en wat zijn ze dan trots geprezen te worden !
Prachtig, zo’n verhaal recht uit het hart. Dat werkt inspirerend.
Erg knap dat je je eigen (zeer begrijpelijke) verlangen naar ‘closure’ opzij zette en haar welbevinden voorop stelde!
Slik, zo mooi geschreven.
Ook ik was ooit cliënt, nu sta ik aan de andere kant. Ik beken, ook ik zoek nu en dan een naam van een vanijn poulains op … op facebook, het boek van de schone schijn.
Eén keer las ik een overlijdensbericht … (overdosis) Daar heb ik om gehuild … vooral omdat een andere poulain er blijkbaar bij betrokken was …
Wat een mooi artikel.
Inkijk in het hoofd van een hulpverlener, deugddoend dat mensen geen nummers, gewoon de zoveelste zijn.
Zoveel respect voor de gedrevenheid mensen te helpen.
Dit is geen job maar een roeping.
Sabrine Desaever
Gelukkig heb je ergens toch een antwoord op jouw vraag gekregen en weet je dat het goed met haar gaat. Zoals je zelf zegt dat ze vooruit kan kijken. En niet zich liet meeslepen in de neerwaartse spiraal 🍀🍀🍀
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies