Column

‘Vroeger mijn compagnon de route, nu aan de zijlijn’

Kaat Hermans

Kaat Hermans

Kaat Hermans vervelde van straathoekwerker tot signaalwerker binnen de Gentse Dienst Outreachend Werken, Asiel en Vluchtelingen.

collega aan de zijlijn

© Unsplash / Warren Wong

Water en zout

Ik bezoek hem in de psychiatrie. Vroeger mijn compagnon de route, als collega aan mijn zijde. Nu aan de zijlijn.

Hij steekt meteen van wal.
Dat het nu toch wel eens gedaan zou mogen zijn.
Dat er een houdbaarheidsdatum staat op alles, zelfs op water en zout. Waarom dan niet op tranen en verdriet?

‘Ik heb met hem koffie leren drinken.’

“Ik heb vanochtend naar mijn broek zitten staren, Kaat. Ik heb bleitend naar mijn broek zitten staren, een half uur lang. Omdat ik niet wist hoe ik die aan moest trekken.”

“Ge zijt er uiteindelijk wel in geslaagd.”
“Ja, dat kan dan in mijn dagboek komen. De eerste overwinning van de dag. En waarschijnlijk de enige.”

Hij zucht.

“Weet ge hoe ik mijn gasten herkende, toen ik nog aan het werk was?”
Ik merk hoe hij in verleden tijd praat. “De schoenen?” zeg ik, vanuit eigen ervaring.
“Ook ja. Maar dat is nog redelijk verborgen. De echte gasten, die herkende je aan hun kleren. Ge weet wel, gescheurde broek, vettige T-shirts, gerafelde pull. Als mensen het echt opgegeven hebben, zie je dat aan hun kleren.”

Hij zegt niets meer. Kijkt naar de vlekken op zijn T-shirt.

Koffie

“Ik wil het er niet over hebben. Ik wil het niet hebben over vechten tegen de bierkaai. Ik wil het niet hebben over welke gast er een overdosis heeft gezet. Ik wil het niet hebben over welk gezin er morgen op straat staat.”

“How, ik vroeg simpelweg of ge suiker in uw koffie wilt.” Hij kijkt verbaasd op.
Verward begint hij te lachen. Zijn mooie lach, van toen hij nog werkte.
“Ik wil het ook niet over koffie hebben. Als er iets is dat me aan onze job doet denken, is het wel koffie!”

Nu lachen we samen, eindelijk nog eens. De zwaarte waait de kamer uit.
Ik heb met hem koffie leren drinken. Omdat dat de eerste vraag was bij elk overleg. Het beperkte aanbod in het daklozeninloopcentrum. Ik de koffie, hij de koekskes.

‘Plots begint hij te wenen. Zomaar, uit het niets.’

“Oké, dan geen koffie. Amai, gij zijt er ook niet gemakkelijker op geworden. Al dat analyseren en reflecteren, ge zit hier precies nog op onzen bureau.”

Hij lacht.

“Ja, ik heb zotte werkbesprekingen met de psycholoog. En drugs is evenveel aanwezig als op straat, maar hier is ’t oké, want het wordt voorgeschreven door mensen die er voor gestudeerd hebben.”
“Als het maar in wetten en regels gegoten is, dan mag alles”, zeg ik wrang.
“Ela, ik ben hier diegene die cynisch en pessimistisch mag doen he, gij niet. Ge moet daarvoor eerst enkele maanden depressief zijn.”

Hij knipoogt bij zijn pijnlijke woorden.

Koekskes

Plots begint hij te wenen. Zomaar, uit het niets. De cola light staat onaangeroerd voor zijn neus, zijn handen leunen achteloos op tafel. En hij huilt, schokkend, voluit.

Ik verschiet er niet eens meer van. Hij nog minder.
Ik ben blij dat hij zich niet verontschuldigt.
Ik zou niet weten waarom. Net zoals hij niet weet waarom hij weent.

Ik leg mijn hand op de zijne.

Eigenlijk zou ik heel graag met hem mee bleiten.

Om alle gasten die vannacht buiten slapen, alle gasten die vorige nacht zijn buitengesmeten.
Alle jongeren die geen thuis meer kennen, alle volwassenen die nooit een thuis hebben gekend.
Alle gasten die naalden in hun armen nodig hebben om niets te voelen. Alle gasten die wit poeder door hun neus jagen om iets te voelen.
Alle fucking miserie die de hele tijd op uw longen drukt, die onder uw vel kruipt.
Alle onmacht die wordt verzameld in gebalde vuisten, die verstopt worden in broekzakken. En soms dan toch met grote kracht op tafel terecht komen.

En hij. Hij begint te lachen. Als een automobilist die plots begint te spookrijden.
Ik doe met hem mee.
We weten met onze emoties geen blijf, dus laten we ze maar gewoon gaan.

‘Ik glimlach om een kraker die een huurcontract krijgt, een flik die van antwoord wordt gediend.’

Ik lach.

Ik lach om de gast die kwaad wordt dat hij gewekt wordt door een bezorgde burger, als hij bij vriestemperaturen zonder slaapzak buiten ligt.
Ik lach om een collega die op teambuilding een hindernissenparcours aflegt. Meer hindernissen dan parcours.
Ik glimlach om een kraker die een huurcontract krijgt, een flik die van antwoord wordt gediend.
Ik glimlach om de Tour de Belgique, die ik samen met een gast maak. Hij toont me alle Belgische gevangenissen, van binnenuit.
Ik glimlach om de constructies en uitvindingen van gasten, om toch maar ergens te kunnen wonen.
Ik lach om een gast die spreekt over ‘shotten’ en ik die er dan vanuit ga dat hij graag voetbalt.
Ik lach met de film waar ik met een gast naar ging kijken, waar we allebei niets van begrepen, twee uur lang.
Ik lach om het compliment dat we heel wat geld zouden verdienen, mijn gast als pooier en ik achter het raam. Een oprecht gemeend compliment.

“Shit zeg, dat lucht op”, zegt hij grinnikend.
“Ja we waren altijd al goed in intervisies”, antwoord ik.

“Ik herinner me vooral de koekskes.”

Weer die lach.

Reacties [10]

  • Amina

    Rauw, recht naar het hart.
    Kwetsbaar echt en daarom zo krachtig, vol van schoonheid. Bedankt voor dit schrijven. Het toont de mens achter de hulpverlener, de mens achter de cijfers.

    Heel veel moed voor jou en je compagnon de route.

    Warme groet.

  • Mieke

    Respect voor iedereen die elke dag opnieuw in het werkveld staat! Met betrekking tot deze situatie, zou ik wel blijven aftoetsen of het aangewezen is dat Kaat de directe hulpverlener is voor haar collega die momenteel (uiteraard hopelijk voor even) in de positie van cliënt is beland.

    • Kaat

      Dag Mieke, een heel terechte opmerking. Maar ik treed in deze niet op als hulp- of zorgverlener, allesbehalve. Ik ben een vriendin, die hem in de zorgzame handen laat van professionelen. Soms krijg ik het verwijt van vrienden, als het slecht gaat met andere vrienden , “allez doe daar iets aan, dat is toch uw job?!” Maar die job kan je enkel volhouden als je kan steunen op andere professionelen , die het overnemen en dan hun job doen. Ik ben geen psychiater , verpleger, verslavingsexpert, loopbaancoach of massagetherapeut . Niet voor mijn gasten (in de job) en niet voor mijn vrienden. Het enige wat ik doe, is er zijn.

  • Jet Daniëls

    Het raakt me omdat ik er reeds meer dan één beroepskracht onderdoor zag gaan. Er is absoluut een gebrek aan structurele steun om overeind te blijven. Het werk wordt helaas nog altijd zwaar onderschat.

  • heidi degerickx

    Mooi geschreven van “binnenuit het beroep van de sociale professional” – een waardevol perspectief op het kruispunt van menselijkheid, interpersoonlijke relaties en maatschappelijke knelpunten. Voor mij mogen dit soort bijdragen een vast waarde worden, naast de brieven van Dikke Freddy … Ik hoop ook nog steeds nog op brieven van Magere Sabrina of Fiere Fatma … :-)

  • Annick

    0ntroerend ! verdomme zoveel inzet, zoveel onrecht.

  • agnes

    Respect! Voor de schrijfstijl en voor het onmogelijke werk dat jullie alle dagen doen… hopelijk komt je collega er ongeschonden terug bovenop! Het zal wel wat tijd kosten

  • Maya

    Mooi geschreven, zo herkenbaar…. Soms kan je niet meer doen dan er te zijn….

  • Els

    Zucht
    Warm en koud en ontroerd
    Alles tegelijk
    Rauw, mooi verhaal over wat het is …

  • Jesus

    Veel sterkte aan al die gasten die alle dagen tegen die schit moeten vechten!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.