Mijn eerste shift
We zijn midden de coronacrisis. Mijn schoondochter Cin port me aan om als vrijwilliger een shift te draaien in de Gentse daklozenopvang.
‘Ik sla babbeltjes met de halve wereld.’
Daklozen liggen haar nauw aan het hart. Ze woont met mijn zoon als inwonend koppel in ‘Honingraat’, een Lokers opvanghuis van thuislozen mensen en gezinnen. Ze draait nu ook op volle toeren mee in de Gentse daklozenopvang. En als ze met haar stalen ros terug thuis is, zet ze een actie op voor tandenborstels, rugzakken en shampoo. Kortom, een bewonderenswaardige vrouw.
Uit waardering voor haar, draaide ik de afgelopen weken vijf zondagen mee als vrijwilliger in de Gentse daklozenopvang. Fragmenten uit die geschiedenis kan je hier lezen.
Minstens duizend
Ik zet koffie en sla babbeltjes met de halve wereld: een Bulgaar uit Razgrad, een Belgische Marokkaan uit Al Hoceima, Karel uit de Muide.Om privacyredenen werden niet de echte namen van de cliënten gebruikt.We dispatchen naar de douches, zetten nieuwe koffie, geven uitleg bij de verdeling van maaltijden.
Met hoeveel zijn ze eigenlijk? Ik heb geen totaalzicht. Ann van het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) vertelt me dat Gent wellicht vijfhonderd daklozen telt. Ze geeft me duiding bij de precaire situatie van het leven op straat. Via Facebook laat iemand weten dat het er minstens duizend zijn. 1000!
Rond vijf uur zie ik een jonge kerel en een dame uit Senegal het sportcomplex verlaten. Zwaar beladen zeulen ze hun hele huishouden mee. Hij met een slechte trolley die kreunt onder het gewicht. Gaat de tocht richting wassalon of een plek nabij de Blaarmeersen?
Mondmasker naar omlaag
Er zijn twee dingen waar ik erg naar uitkijk: Marokkaanse koffie drinken in de Lokerse Luikstraat en deelnemen aan loopwedstrijden, liefst aan zee. Maar na een namiddag nederig vrijwilligerswerk bij Gentse daklozen, besef ik hoe futiel en banaal die verlangens zijn.
‘Na een namiddag nederig vrijwilligerswerk bij Gentse daklozen, besef ik hoe futiel en banaal mijn verlangens zijn.’
Ik doe mijn mondmasker naar omlaag zodat Wilfried me kan herkennen.
Lang geleden dat ik hem zag, maar ik herken hem nog uit de duizend. Als draaideurcrimineel verbleef hij 31 jaar achter verscheidene tralies. Hij nam vaak deel aan activiteiten die we met de culturele dienst in de gevangenis organiseerden. En toch vertellen zijn twinkelende ogen nog steeds over die charmante hulpverleenster van justitieel welzijnswerk Brugge: “Ze komt af en toe met de trein naar Gent om voor mij dingen te regelen.”
Brute pech
Marc laat de moed niet zakken maar beseft hoeveel brute pech hij had.
Net voor de coronacrisis kon hij eindelijk in de drughulpverlening terecht. Na lang knippen en plakken, paste zijn dossier in het profiel van de instelling. Helaas: bij de eigenlijke intakedatum tierde het virus al. Kans uitgesteld. “Maar ook corona is een hindernis die ik zal overwinnen’, verkondigt hij vastberaden. Ik hoor amper frustratie in zijn woorden. Il faut le faire.
Marcel. Met hem praat ik het langst. Zes jaar al op straat.
Hij vindt het hemeltergend dat de Gentse flikken hem voortdurend lastigvallen als hij op een bankje zit. Zijn GAS-boetes zijn onrechtvaardig want hij kan nergens naartoe. Ik beloof hem aan Thierry en Cis te vragen of de Gentse straathoekwerkers dit al aangekaart hebben.
Gisteren begon ik te lezen in het boek ‘De Grote Verkilling’ van Geert van Istendael. Ik lees: een zo fijnmazig mogelijke en op grondrechten gebouwde sociale zekerheid is meer dan ooit een verre droom.
Wie dakloos is, stelt inderdaad vast dat er de laatste jaren stevig ingebeukt werd op dat monument. Als iemand nog eens kankert over de toegang tot zijn tweede verblijf, stuur ik hem rechtstreeks naar de daklozenopvang.
Aanknopen bij bijzondere levens
Ik draai een vierde zondagshift op rij. Een bijzondere zondag. Er zijn thuislozen die me herkennen en een babbel starten.
Kris bijvoorbeeld. Het gesprek gaat meteen naar de diepte. Dat het zeer doet als hij een maat in de gevangenis moet achterlaten. Dat hij al op jonge leeftijd depressief werd, toen zijn vriendenkring zich begon te settelen en hij verweesd achter bleef. Kris deelt een garage met vier. De politie kwam er al drie keer langs. Binnenkort moet hij er weg.
‘Ik draai een vierde shift op rij. Een bijzondere zondag.’
Ik zit intussen op -1, in de kelder dus, mijn post van verleden week. Er zijn ook niet zo veel kandidaten voor de douches. Maar ik doe het graag. Hier kan ik aanknopen bij de bijzondere levens van mijn passanten.
Neem nu Ahmed. Migreerde van een arm dorp in de Rif naar Tanger en daarna naar Gent. Hij is gezond, sterk, niet gebroken. Arbeid is voor hem een springplank naar een beter leven. Ik zeg hem dat ik als toerist geraakt was door de enorme verschillen tussen arm en rijk in zijn stad. Hij knikt en wandelt naar douche B.
Shampoo, nagelknipper, whisky
Er is geen nagelknipper en Bogdan uit Varna in Bulgarije heeft er één nodig. Zal ik een actie opzetten voor nagelknippers? Bogdan spuit. Veel. Deo. Lijkt op een overdosis. Deo is goed voor de eigenwaarde lijkt me. Oksels, jaszakken, borsthaar, alles krijgt een flinke laag. Een dakloze wil goed ruiken.
‘Wat staat in de top vijf van wie op straat leeft? Een slaapzak? Een goede vriend?’
Claudette van Merelbeke is er terug. Ze heeft me vermeld in haar dagboek. Dat ik vier kinderen heb. Merelbeke is haar ding niet, zegt ze. Maar Gent in coronatijd maakt haar ook triestig. “Nog iets anders dan shampoo?”, vraag ik “Ne whisky”, lacht ze.
Verdomd veel zin in een theaterstuk met daklozen. Iedereen heeft zijn dromen en wensenlijst. Wat staat dan in de top vijf van wie op straat leeft? Een slaapzak? Een goede vriend? Een kans om ergens te douchen? Perspectief op wat dan ook, want zonder uitzicht zijn we toch niets?
Van de douche naar de therapiekamer
Laatste zondag van mei.
Vandaag zwermt mijn gezin uit. Mara gaat met een vriendin naar het park, Sofie gaat wandelen. Ik heb uitgangspermissie voor Gent, mijn laatste shift in de daklozenopvang.
‘Er zijn er die lang en graag onder de hete waterkranen staan.’
Bij de apotheker van wacht in de Burgstraat vind ik nagelknippers. Een vriendelijke mevrouw in een smetteloze jas met parelwitte tanden raadt me twee stuks voor 11,40 euro aan.
Opnieuw op en af de fiets en meteen richting douches. Er ontstaan bottle necks, ‘opstoppingen’ in het schoon Vlaams. Ik moet aankloppen op deuren en vragen of ze wat kunnen opschieten. Er zijn er die lang en graag onder de hete waterkranen staan. Geef ze maar eens ongelijk.
De shampoo is op maar niemand mort. En helaas, vandaag vraagt ook niemand naar nagelknippers. Onvoorspelbaarheid is hier troef. Handdoeken worden gedroogd en terug gewassen. Er passeerden zeventien mensen vandaag.
Kleine herverdeling
Claudette is er opnieuw.
“Leven is voortdurend afscheid nemen” zegt ze. Het is immers de laatste dag dat er hier gedoucht kan worden. “Net nu ik het hier gewoon werd.” De Fontein op het Van Beverenplein ziet ze zo niet zitten. Je zou hopen dat ze een warme tweede thuis vindt in een Gents lokaal dienstencentrum. Het is zonneklaar dat Claudette geen mens is om te verpieteren in Merelbeke.
De extra spullen die schoondochter Cin me meegaf, vliegen er door. Het lijkt wel gratis kermis, iedereen heeft prijs: deo, douchezeep, shampoo. Claudette is blij met haar fles zonnespray, de kleine herverdeling speelt zich voor mijn ogen af. De armoede blijft beuken.
Pre-therapeut
Dan gebeurt er iets mooi. Claudette informeert in de nabijheid van ons anderhalve meter contact of hier ook een psychologe in huis is. Ik zie ze twijfelen tussen “het is nodig” en “het is niet nodig”. “Praten kan bevrijden” en “We zijn een volk van binnenfretters”, breng ik in.
‘Ik doe haar een nagelknipper cadeau. Een simpel gebaar en toch moet Claudette haar tranen verbijten.’
Als pre-therapeut probeer ik de weg te plaveien naar Sandra, de psychologe die boven staat. Ik weet dat ze een praktijk heeft waar het verdriet naar buiten mag stromen. Het illustreert voor mij mooi dat je vanuit solide basisvoorzieningen en groeiende vertrouwensrelaties ook psycho-sociale noden voorzichtig toegeworpen krijgt.
Ik doe haar nog een nagelknipper cadeau. Een simpel gebaar en toch moet Claudette haar tranen verbijten. “Wat is er met jou gebeurd, Claudette? Wat zit er zo vast dat het pijn doet aan je ribben? Waar loop je al veel te lang mee rond?”
Goed ruikende ballen
De Slowaak parfumeert zijn onderstel met de deo, voor mijn ogen, niks schaamte. Het lijkt wel onderbroekenhumor.
Hij heeft een Belgisch lief, we noemen haar Koningin Victoria, maar geen riem. En dus slobbert hij naar boven, naar buiten, naar Victoria, met goed ruikende ballen. Misschien vindt hij een koord onderweg. Maar er is ook nieuwe kracht in vergelijking met verleden week om vooruit te geraken. Heeft het met zijn koningin te maken?
Alles wat deze kerels zonder papieren me toevertrouwen, bevestigt wat ik hier eerder las: “Mensen die vaak aan het oog onttrokken zijn, schuiven opeens in lange wachtrijen aan bij voedselbanken, lokale basiswerkingen en burgerinitiatieven. Vaak gaat het over mensen met een onzeker verblijfsstatuut. Verborgen dak- en thuislozen worden zichtbaar. De geijkte aanpak is aan herziening toe.”
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies