Hoe komen bewoners in dit project terecht?
Kim: “Als sociaal assistente probeer ik zoveel mogelijk huurders te zien. Een hele klus, als je weet dat Woonhaven 18.000 woningen verhuurt en elke sociaal assistent ongeveer 1000 appartementen opvolgt. Af en toe bots ik dan op situaties waarbij ik geen goed gevoel heb. Ik tref een kil en ongemeubeld appartement aan met een alleenstaande bewoner die op alles en iedereen extreem negatief reageert. Of een huurder is angstig omdat hij denkt dat zijn buren hem bespieden. Bij die bewoners plan ik meteen een opvolgbezoek.”
‘Misschien krijg ik het uitgeklaard met een goede babbel.’
“Ik vang ook signalen op van andere bewoners, thuiszorg of onze technische dienst. Gisteren nog kreeg ik een verhaal van een oudere bewoonster die plots haar trouwe poetshulp opzegde. Ze vertelt ook dat we haar gaan buitenzetten. Dat raakt kant nog wal, dus ga ik morgen langs om te horen wat er aan de hand is. Misschien krijg ik dat uitgeklaard met een goede babbel. Is er toch meer aan de hand, dan schakel ik SSeGA in.”
Wat is SSeGA?
Petra: “SSeGA staat voor ‘Samenwerkingsverband tussen Sociale huisvestingsmaatschappijen en Geestelijke gezondheidszorg Antwerpen’. Initiatiefnemers zijn de Antwerpse sociale huisvestingsmaatschappijen en de organisatie waarvoor ik werk: De Vliering. Wij bieden zorg aan voor volwassenen met een ernstige psychische kwetsbaarheid. Als psychiatrisch verpleegkundige ondersteun ik samen met enkele collega’s de sociale woonpartners bij de aanpak van psychisch kwetsbare bewoners.”
Dat vraagt om meer uitleg.
Petra: “Onze aandacht gaat naar bewoners met een ernstige psychische kwetsbaarheid, maar waar nog geen hulpverleningstraject is. Zes projectmedewerkers ondersteunen vanuit hun expertise binnen de geestelijke gezondheidszorg de sociale diensten van de sociale woonpartners. Soms gaan we mee op pad. Dat helpt om een situatie in te schatten of om te beslissen om wel of geen begeleidingstraject op te starten.”
“Elke projectmedewerker begeleidt gemiddeld twaalf psychisch kwetsbare bewoners die door de mazen van het hulpverleningsnet glippen. Die trajecten volgen we op in een driemaandelijks gemeenschappelijk overleg. We beslissen dan ook welke nieuwe aanmeldingen we weerhouden.”
Een driemaandelijks overleg lijkt me een schrale vorm van samenwerking.
Kim: “In de praktijk is het veel meer dan dat. Vaak delen we ons bureau met de projectmedewerker uit de geestelijke gezondheidszorg. Die tikt dan een verslag uit of bespreekt een cliëntsituatie. We overleggen wekelijks via telefoon of mail. En als ik na een huisbezoek echt ongerust ben, dan kan ik daarover meteen advies vragen.”
‘Ik leg bewoners voor wat ik zie en voel.’
Kaart je die ongerustheid ook aan bij bewoners zelf?
Kim: “Bij huisbezoeken leg ik de bewoners voor wat ik zie en voel. Er ontstaat een gesprek. Vanuit dat subjectief gevoel zal ik zelden meteen overgaan tot actie. Ik toets mijn gevoel bij collega’s of versterk het vanuit meer objectieve gegevens. Onze boodschap kan dan zijn: we maken ons zorgen en schatten in dat ondersteuning noodzakelijk is om de woonsituatie leefbaar te houden. Soms duwen bewoners die boodschap weg. Maar vaker pikken ze er toch op in. Eindelijk is er iemand die benoemt dat de situatie ontspoort. Cruciaal is om niet alleen problemen te benoemen, maar ook uitwegen aan te reiken.”
Hoe vrijblijvend is dit hulpaanbod?
Petra: “Wij waaien bij deze bewoners binnen op vraag van de sociale woonpartners. Het initiatief van de actie ligt bij Woonhaven, niet bij de bewoners. Daarom noemen we dit project ook ‘bemoeizorg’. We vinden het niet vies om aanklampend te werken. Als wij ons zorgen maken, dan kunnen bewoners niet telkens de deur voor ons dichthouden.”
Toch gaat de deur meestal open.
Petra: “Vertrouwen moet je verdienen. Vaak zit dat verborgen in kleine dingen. Een cliënt vertrouwde me onlangs toe waarom ze mij zag zitten: ik voelde me niet te beroerd om met haar een gesprek te voeren in de gutsende regen. Zo had ik haar vertrouwen gewonnen. Als de woonsituatie van iemand met verzamelwoede niet langer leefbaar is, stroop ik mijn mouwen op om mee op te ruimen. Dat legt de basis van een vertrouwensrelatie en een succesvol begeleidingstraject.”
Hoe voelt het om bij mensen thuis te komen?
Petra: “Ik vind dat fantastisch. Soms help ik bij de inrichting van een appartement of maak ik met een cliënt een hele lange wandeling. Sommige collega’s fronsen dan de wenkbrauwen. Ze vinden dat minder professioneel. Volgens hen behoren schilderen, koken of wandelen niet tot de kerntaak van een psychiatrisch verpleegkundige. Ik voel me thuis in de ambulante zorg. Je komt dichterbij mensen, dus raken ze je ook dieper. Ze loslaten, is veel moeilijker.”
‘Ik voel me thuis in de ambulante zorg.’
Kim: “Door ergens binnen te komen, weet je met één blik al heel veel. Bovendien voelen mensen zich vaak veiliger omdat je op hun vertrouwd terrein zit. Bij bemoeizorg is dat een belangrijke troef. Je ziet problemen en wil oplossingen afdwingen. Maar je voelt je niet te beroerd om dat gesprek aan te gaan in de huiskamer van de bewoner. Die afstand moet je zo klein mogelijk houden.”
Petra: “Ik heb vroeger gewerkt in de residentiële psychiatrische zorg. Daar moeten mensen zich aanpassen aan de regels van het ziekenhuis. In ambulante zorg ga je bij mensen aan huis en moet je je aanpassen aan hun gewoontes. Dat is een fundamenteel verschil.”
Jullie mikken op mensen die stevig in de knoop zitten, maar nog geen hulpvraag hebben. Hoe kan dat?
Petra: “Psychische problemen kunnen lang verdoken blijven. Zolang mensen ingebed zijn in een steunend netwerk van familie of vrienden, kunnen ze zich redden. Pas als dat netwerk wegvalt, worden problemen snel zichtbaar. Ik kom bij iemand die hier al tien jaar woont en enkel communiceert met maskers op. Hij gaat achter de gordijnen staan om met zijn overleden moeder te praten. De drempel om in te grijpen in het leven van mensen, is hoog. Zolang je geen overlast veroorzaakt, kan je hier lang vertoeven met een psychose.”
Maar bij overlast volgt wel meteen actie?
Kim: “Overlast is zicht- en hoorbaar. Veel mensen hebben er last van. Dus gaan er snel alarmsignalen af. Een sociale huisvestingsmaatschappij moet die als goede sociale huisbaas oppikken. Voor ons moet elke huurder goed en veilig kunnen wonen. Als de leefbaarheid van medebewoners bedreigd wordt door herhaaldelijke overlast, dan willen we dat probleem liefst zo snel mogelijk van de baan.”
‘Een vertrouwensrelatie bouw je niet op vanuit betutteling.’
Petra: “Ik vertrek niet vanuit de overlast die anderen ervaren, wel vanuit de last die de individuele bewoner en patiënt ervaart. Kom ik binnen in een chaotisch appartement, dan ga ik daar niet meteen een oordeel over vellen. Ik spoor de bewoner niet meteen aan om dat netjes op te ruimen. Een vertrouwensrelatie bouw je niet op vanuit betutteling. Wel probeer ik te weten te komen in welke mate de bewoner daarin zelf verstrikt raakt. Daar begint verandering.”
Ondanks die verschillende visie, versterken jullie elkaar?
Kim: “Sociale huisvesting heeft andere opdrachten dan geestelijke gezondheidszorg. Het is een meerwaarde dat we hier ook hulpverleners kunnen inschakelen. Als bewoners weten dat we via verschillende invalshoeken aan leefbaarheidsproblemen werken, dan creëert dat geduld en begrip.”
Petra: “Wij kunnen het traject met een bewoner maar lopen doordat er een huisbaas is die wil dat bepaalde regels gerespecteerd blijven. Soms is het nodig dat een huisbaas iemand met de rug tegen de muur zet. Als een contract stelt dat je huur moet betalen, dan moet je dat kunnen afdwingen. Maar op datzelfde moment speelt ook de hulpverlener zijn rol door naast de cliënt te staan, niet los te laten en mee naar oplossingen te zoeken. Dat is de kern van de samenwerking: elke partner kan zijn eigen rol spelen. Bemoeizorg kan je maar realiseren door krachten te bundelen.”
De samenwerking moet uithuiszetting en dakloosheid voorkomen. Lukt dat?
Kim: “Een uithuiszetting is altijd een falen. Toch is elke situatie anders. Als een perfect gezond iemand met een fatsoenlijk inkomen toch halsstarrig weigert om zijn huur te betalen, kost het ons als huisbaas minder moeite om dat conflict op de spits te drijven. Maar zodra een huurprobleem verbonden is met persoonlijke problemen van de huurder, dan springen we daar anders mee om. Door samen te werken met hulpverleners, creëren we meer tijd en ruimte om onderliggende problemen aan te pakken. Meestal krijgen we moeilijke situaties weer op het juiste spoor. Uitzonderlijk moeten we de handdoek in de ring gooien. Dan botst iedereen op grenzen.”
‘Bemoeizorg kan je maar realiseren door krachten te bundelen.’
Petra: “Dat gaat over een heel kleine groep. In de acht jaar dat dit project loopt, hadden we acht uithuiszettingen. Ook al vinden we dat als hulpverleners steeds een falen, toch zullen we daar ook begrip voor opbrengen. Dankzij intensieve samenwerking, respecteren we elkaars beslissingen. In onze verkokerde hulpverlening, loopt het vaak op dat punt mis.”
Kwetsbare bewoners zijn de dupe van een verkokerde hulpverlening?
Petra: “Onze zorg is niet optimaal georganiseerd. Te veel en te vaak trekken specialisten zich terug op eigen eilandjes die ze afschermen met drempels, grenzen en regels. Verschijn je niet op een afspraak, dan gaat de toegang op slot. Overal duiken wachtlijsten op. Kwetsbare bewoners krijgen niet de zorg die ze nodig hebben. Dat zet druk op woon- en leefsituaties. Bewoners zien mensen met bizarre gewoontes in de gang rondlopen en vragen zich af of die wel thuishoren in sociale huisvesting.”
Kim: “Het draagvlak om mensen die buiten de lijnen kleuren toch een fijne plaats te geven, brokkelt af. In de sociale huisvesting moeten op een kleine oppervlakte mensen met andere achtergronden en eigen rugzakken met elkaar samenleven. Dat is moeilijk. Mensen kennen hun buren niet meer. Mensen rapen het vuil in hun gang niet meer op.”
‘Het draagvlak om mensen die buiten de lijnen kleuren toch een fijne plaats te geven, brokkelt af.’
Dat lossen we op met meer toezicht en strengere straffen.
Kim: “Bij sluikstorten kan je de dader bestraffen voor zijn gedrag. Maar je kan het ook anders zien: misschien probeert iemand op deze manier te ontsnappen aan nog meer armoede. Een boete is dan niet de beste oplossing. We moeten als samenleving naar mensen blijven luisteren en hen goed informeren. Je ziet toch te vaak dat dit niet gebeurt. Zeker in een sociale huisvestingsmaatschappij moet je alles inzetten op ondersteunen en te bemiddelen. Pas als dat allemaal faalt, moet je andere oplossingen zoeken.”
We moeten tegelijkertijd inzetten op een coherent zorgsysteem en een warme samenleving?
Petra: “Die twee zijn met elkaar verbonden. Ik zal cliënten makkelijker loslaten als ik weet dat ze kunnen terugvallen op een netwerk. Een aandachtige en bezorgde samenleving versterkt de professionele zorg. Dat is vandaag meer dan ooit een uitdaging.”
Kim: “Daarom investeert Woonhaven in het bij elkaar brengen van bewoners. Maar dat is een werk van lange adem. Je realiseert dat niet door eens een goed wijkfeest te geven. Alle bewoners leveren hun strijd om hun leven op de rails te houden. Er rest dan niet veel energie meer om te investeren in wie naast, boven of onder je leeft.
Kan je dat tij keren door ook sterke bewoners aan te trekken?
Kim: “Het huisvestingsbeleid zet in op die sociale mix. Maar die omslag maak je niet van de ene dag op de andere. De concentratie van bewoners met beperkte draagkracht is een probleem. En de realiteit is dat er te weinig betaalbare en kwaliteitsvolle woningen zijn. De private huurmarkt is onbetaalbaar. Mensen betalen woekerprijzen voor krotten. Die wooncrisis van de baan ruimen, is een absolute prioriteit.”
Petra: “Het geeft mensen veel stress als ze de huur voor zo’n barslechte woonst amper kunnen betalen. Ze moeten voortdurend op zoek naar overlevingsstrategieën, onder andere door af te wegen waar ze nog kunnen besparen. Dat zet hun geestelijke gezondheid enorm onder druk. Hoe motiveer ik een cliënt die moet overleven met vijftig euro per week om te werken aan zijn alcoholverslaving? Door armoede zitten mensen in overlevingsmodus. Velen ontwikkelen een ongeziene kracht om het hoofd boven water te houden. Die kracht zien we nog onvoldoende.”
Op deze locatie wonen 600 gezinnen in drie blokken. De diversiteit is groot.
Kim: “Taalproblemen kunnen we overbruggen. Maar als mensen hulp en ondersteuning nodig hebben, wordt het moeilijker. Voor veel mensen die hier niet opgroeiden, is professionele zorg een grote onbekende. Ze zoeken ondersteuning bij familie of de gemeenschap. Het is nog een hele uitdaging om die mensen wegwijs te maken in ons zorglandschap. Maar ook om ons zorglandschap gevoelig te maken voor de achtergrond van deze mensen.”
‘Mensen voeren zelf de regie van hun leven, niet hun hulpverleners.’
Petra: “In sommige gemeenschappen grijpen mensen naar voodoo of genezers om psychosen onder controle te krijgen. In de Afrikaanse gemeenschap wordt courant gesproken over goede en slechte geesten. Soms zeggen mensen dan bizarre dingen. Een hulpverlener die opgesloten zit in het eigen cultureel kader kan dat fout interpreteren. Om die kloof te overbruggen, moet je onbevangen kunnen luisteren. Ik heb ook een weg af moeten leggen om dat verschil tussen cultuur en ziekte helder te krijgen.”
Vinden jullie het lastig om voortdurend te balanceren in risicosituaties?
Petra: “Mensen voeren zelf de regie van hun leven, niet hun hulpverleners. Slechts vanuit die bescheidenheid kan je een cruciale rol spelen in het leven van mensen. Als een risicovolle leefsituatie plots dramatisch escaleert, dan kan je je daar als hulpverlener niet 100 procent verantwoordelijk voor voelen. Anders is deze job onleefbaar.”
“Wat natuurlijk niet betekent dat je langs de zijlijn afwachtend moet toekijken. Voel ik me onveilig of schat ik in dat een situatie kan escaleren, dan koppel ik dat terug naar mijn team. Met een paar ogen meer naar eenzelfde situatie kijken, helpt. Sommige beslissingen kan je niet alleen nemen. Goede hulpverlening staat of valt met de kwaliteit van het team.”
Betekent deze samenwerking ook dat jullie makkelijker informatie over cliënten delen?
Petra: “We springen daar voorzichtig mee om. Cliënten weten vooraf welke informatie ik al dan niet zal delen. Overweeg ik toch om bijkomende gegevens te delen, dan bespreek ik dat eerst met de cliënt. Vertrouwen is ons belangrijkste werkinstrument. Dat zet ik niet graag op het spel.”
Kim: “Het is niet altijd belangrijk om gedetailleerde en persoonlijke informatie te krijgen. In dit project hanteren we het voorwaardelijk gedeeld beroepsgeheim. Ik moet erop vertrouwen dat situaties waarover ik me zorgen maak, opgepakt worden. Ten aanzien van bewoners zal ik mijn informatie ook erg beperkt houden.
‘Goede hulpverlening staat of valt met de kwaliteit van het team.’
Jullie botsen op complexe problemen. Deze samenwerking vond een weg om ze op te lossen?
Petra: “Het is knap dat we ervoor kiezen om mensen die in de knoop zitten, niet weg te steken maar op te vangen in een natuurlijke woonomgeving. Het vraagt van alle kanten veel inzet om dat in goede banen te leiden. Deze samenwerking tussen wonen en geestelijke gezondheidszorg toont dat het kan. Daar ben ik best fier over. Maar zo’n dingen gaan traag. Mensen die uit de boot vallen opnieuw aan boord trekken, vraagt veel kracht en energie.”
Kim: “Zo’n aanklampende aanpak moest zijn weg nog vinden in Vlaanderen. Met succes: dit Antwerps pilootproject krijgt navolging in de rest van Vlaanderen. De overheid ziet dus de meerwaarde van deze aanpak. Die pioniersrol is fijn, vooral omdat we kwetsbare bewoners nieuwe perspectieven bieden.”
Reacties [7]
Waaauw mooi om te lezen. Hopelijk volgt Gent ook, en dan zou ik als ervaringsdeskundige daar graag deel van uit maken!
Herkennen hulpverleners ook de situaties waarin iemands juridische bekwaamheid in het gedrang komt? Weten hulpverleners dan ook de weg te vinden om dat aan te pakken, met het netwerk, of op zoek naar een steunfiguur? Geert D’haene van DOP West-Vlaanderen stelde gisteren op de studienamiddag ‘Bewindvoering: nood aan samenspel tussen hulpverlening en justitie’, een eenvoudig instrument voor: de dilemmaspiegel. EKC verkent het netwerk. Similes zet in op opgeleide vrijwilligers die een nabij bewind kunnen waarmaken. Vergeet dus de rechtspositie van je cliënten niet!
Dag Walter
Er loopt een gelijkaardig project bij Beschut Wonen Kempen van het Netwerk GGZ Kempen: http://www.beschutwonenkempen.be
Succes ermee. Groet Jan, Woonhaven Antwerpen
Ik zoek al meer dan twaalf jaar naar een oplossing voor de moeder va onze enige chronisch zieke dochter. Gelet op het ontbrekend ziekte-inzicht kan dit alleen gerealiseerd worden via aanklampende bemoeizorg. Na al die jaren zoeken heb ik op jouw aanraden contact genomen met Christa Daems van Beschut Wonen Kempen. Nu verneem ik dat zij hiervoor niet in aanmerking komt omdat zij binnenkort 65 wordt!!!!!
Met andere woorden omdat de zorg en hulp verlening al die jaren in gebreke is gebleven kan zij nu verrekken en moet dan maar creperen?????
Onaanvaardbaar is dit. Ik kom binnenkort in actie en zal deze schande zoveel mogelijk in de media brengen.
Bedenk dat mijn echtgenote in de problemen kwam juist doordat zij 21 jaar geleden iemand in nood heeft geholpen en door pesterijen een zwaar hersenletsel heeft opgelopen (3 x hartstilstand + 2 x coma). Wie daarover meer wil weten lees mijn blogs op de wereld morgen: http://community.dewereldmorgen.be/walter-raemaekers .
Ik ben eveneens een petitie gestart voor meer odersteuning van mensen met NAH op https://www.petities24.com/meer_ondersteuning_voor_mensen_met_nah_niet_aangeboren_hersenletsel_en_hun_omgeving?a=2
Voor mensen met een ernstige psychische problematiek en een ontbrekend ziekte-inzicht, bvb. mensen met NAH, is dit vaak de enige manier om hen te kunnen helpen. Daartoe is dan wel een professioneel nodig die de zaak aanpakt. Direct betrokkenen hebben daarvoor niet de nodige bagage. Bovendien zal in een dergelijke situatie de pmNAH zijn weerstand tegen een bekende groter zijn. Vaak nemen ze van een ‘vreemde’ meer aan dan van iemand met wie ze vertrouwd zijn.
Ik lees in het artikel: ‘dit Antwerps pilootproject krijgt navolging in de rest van Vlaanderen’
Ik ben al jaren op zoek naar een dergelijke aanpak voor de moeder van onze dochter. Loopt er mogelijk in de Kempen (regio Mol) een dergelijk project van aanklampende bemoeizorg? De situatie is immers zeer schrijnend. Ik schreef er een blog over op ‘DeWereldMorgen’ onder de titel Mantelzorger 2.0.
Bemoeizorg zou moeten uitgebreid worden via een aanmelding, ook door naast betrokkenen, zoals bij het Contactpunt Dementie.
Een mooi artikel over bemoeizorg. Volgens mij een soort zorg die iedereen af en toe wenst en nodig heeft van zijn ouders, familie en vrienden. Het mag ook die positieve klank hebben als het komt van laagdrempelige hulp. In sommige situaties zijn er ook kinderen in het spel. Ook die verdienen extra bemoeizorg, meer zelfs ze betreuren het vaak als die er niet komt. Een handige hulp daarbij is de recent ontwikkelde ‘kindreflex’, met aandachtspunten, richtlijnen en veel praktische suggesties. Je vindt er alles over op http://www.kindreflex.be.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies