Armoede en migratie
We vertrekken van drie vragen. Waarom is armoede bij mensen met een migratieachtergrond een belangrijk thema? Wat zijn specifieke hindernissen voor sociale bewegingen die mobiliseren tegen ‘gekleurde’ armoede? Op welke sterktes kunnen basisactoren verder bouwen om met succes te strijden tegen armoede bij deze groepen?
Is leven in armoede geen onrecht voor iedereen die er mee te maken heeft? Is het nodig ‘te specifiëren’, op te delen tussen bevolkingsgroepen? Wij denken van wel. We zijn ervan overtuigd dat wie een complex probleem als armoede wil begrijpen en er op wil ingrijpen, de relaties tussen verschillende factoren van dichtbij moet bestuderen. Anders is het onmogelijk om de samenhang tussen belangrijke delen van het geheel te vatten.
‘Mensen met een migratie-achtergrond zitten overduidelijk in het armoedevizier.’
In een democratie die ernaar streeft een zo rechtvaardig mogelijke samenleving te installeren, is het bestrijden van armoede van fundamenteel belang. Armoede is een spiegel die toont welke mensen en welke groepen in welke tijdsperiodes worden uitgesloten van wat door een samenleving naar waarde wordt geacht.
Aandacht voor armoede bij mensen met een migratieachtergrond is nodig omdat zij op ongelijke wijze worden getroffen door armoede. De cijfers spreken boekdelen.Van Robaeys, B., Vranken, J., e.a. (2007), De kleur van armoede: armoede bij personen van buitenlandse herkomst, Leuven, Acco ; Corluy, V. en Verbist, G. (2010), Inkomen en diversiteit: onderzoek naar de inkomenspositie van migranten in België, Antwerpen, Universiteit Antwerpen / Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck.Voor mensen met een migratieachtergrond is het risico om met armoede geconfronteerd te worden hoger, soms vele keren hoger dan voor personen zonder migratieachtergrond. Het armoederisico voor niet-Europese burgers die in België verblijven, loopt op tot 48%. Het armoederisico bij ‘autochtone’ Belgen is 12%.Corluy, V. en Verbist, G. (2010), Inkomen en diversiteit: onderzoek naar de inkomenspositie van migranten in België, Antwerpen, Universiteit Antwerpen / Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck.In het Jaarboek Armoede 2011 stelden onderzoekers bovendien vast dat factoren die armoede tegengaan of er tegen beschermen, niet werkzaam zijn bij personen met een niet-Europese achtergrond. Volgens hun berekeningen leven 32% van de hooggeschoolde en 46% van de werkende niet-Europeanen in cumulatieve armoede.Dierckx, D., Vranken, J., e.a. (red.) (2011), Armoede en sociale uitsluiting: jaarboek 2011, Leuven, Acco.
Mensen met een migratieachtergrond zitten overduidelijk in het armoedevizier. Ze worden in toenemende mate getroffen door processen van uitbuiting en uitsluiting.
Superdiversiteit
Het hogere armoederisico bij mensen met een migratieachtergrond moeten we kaderen tegen de achtergrond van onze superdiverse samenleving. Superdiversiteit wijst op de snelle veranderingen in de samenleving ten gevolge van de diversifiëring van processen van migratie.Vertovec, S. (2007), ‘Super-diversity and its implications’, Ethnic and Racial Studies, 30 (6), 1024-1054.De demografische samenstelling van onze samenleving, zeker in de steden, verandert snel. Migranten komen uit veel meer verschillende landen dan vroeger. Tegelijk vergroot de interne verscheidenheid in migrantengemeenschappen en leven migranten meer en meer transnationaal. Levens bewegen meer, mobiliteit en verandering zijn in deze superdiverse samenleving dominant aanwezig.
‘Mobiliteit en verandering zijn in de superdiverse samenleving dominant.’
Deze maatschappelijke veranderingen hebben invloed op armoede en sociale uitsluiting. Armoede verandert van uitzicht, onder andere door de krampachtige manier waarop onze samenleving reageert op deze superdiversiteit. Via een strenger migratiebeleid proberen beleidsmakers migratiestromen en dynamieken te beheersen en aan banden te leggen. Dit heeft geleid tot een diversiteit aan migratiestatuten. Het zorgt voor bijkomende uitsluiting van verschillende ‘categorieën’ migranten.Geldof, D. (2013), Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert, Leuven, Acco.Hekkensluiters zijn daarbij migranten zonder verblijfsvergunning of enige andere vorm van papieren. Hen worden zo goed als alle rechten ontzegd.
Het soort verblijfsstatuut en de daaraan gekoppelde ongelijke rechten, bepalen dus mee de omvang van de groep mensen met een migratieachtergrond in armoede en de diepte van hun armoede.
Discriminatie
De samenleving en de politiek in het bijzonder, slagen er voorlopig niet in om constructief om te gaan met die superdiversiteit. De complexiteit wordt gereduceerd tot eenvoudige en polariserende wij-zij verhalen. In het maatschappelijk discours is er sprake van toenemende, openlijke discriminatie van mensen met een migratieachtergrond. Discriminatie zorgt voor bijkomende uitsluiting. Het zet de meest kwetsbare personen onder de migranten vast in de troosteloze marge van de samenleving. Op basis van het stigma allochtoon, vreemdeling of Turk worden burgers essentiële kansen ontzegd om hun doelen, hun gedroomde toekomst te realiseren. Deze structurele processen van uitsluiting en discriminatie zijn essentieel om de hoge armoedecijfers bij personen met een migratieachtergrond te begrijpen.
‘Discriminatie zorgt voor bijkomende uitsluiting.’
Uiteraard heeft armoede bij deze groepen ook te maken met moeilijkheden en problemen die eigen zijn aan migratie- en integratieprocessen. Een gebrekkige kennis van de instellingen, onvoldoende kennis van het Nederlands, een lage scholingsgraad bij sommige migranten, de emotionele pijn en stress die migreren en integreren in een nieuwe omgeving met zich meebrengen… Het bepaalt de mogelijkheden die mensen hebben om situaties van armoede te vermijden of om eruit te geraken.Van Robaeys, B., e.a. (2014), Verbinden vanuit diversiteit: krachtgericht werken in een context van armoede en culturele diversiteit, Leuven, LannooCampus.
Géén schuld van cultuur
Te vaak wordt de oorzaak voor armoede bij groepen met een migratieachtergrond verengd tot een integratie- of diversiteitsprobleem.Van Robaeys, B. en Driessens, K. (2011), Gekleurde armoede en hulpverlening: sociaal werkers en cliënten aan het woord, Leuven, LannooCampus. De ‘schuld’ wordt dan éénzijdig gelegd bij de ‘cultuur’ van etnisch-culturele minderheden. Culturele en of individualistische verklaringen zoals “ze hebben het aan zichzelf te danken”, “het is hun cultuur, hun onaangepastheid die hen in armoede brengt”, doen op brutale wijze afbreuk aan de complexiteit van armoede. Ze verhullen de grote invloed van uitsluiting en discriminatie.
‘Culturele verklaringen doen op brutale wijze afbreuk aan de complexiteit.’
Armoede bij personen met een migratieachtergrond benoemen, onderzoeken en bestrijden is géén oproep om armoede als een kenmerk van een groep mensen te definiëren. Integendeel, het gaat over het terug centraal stellen van sociale en economische uitsluiting als het domein van analyse én actie om de maatschappelijke positie van mensen te begrijpen en te verbeteren. We hebben als samenleving de macht, de middelen en dus ook de verantwoordelijkheid om de welvaartstaat zo te organiseren dat burgers, in al hun diversiteit, op optimale omstandigheden kunnen rekenen om hun ‘gewenste’ leven vorm te geven. Dit moet de core-business zijn van onze democratie, een permanent streven.
Hachelijk
Waarom is mobiliseren tegen armoede gelinkt aan migratie een hachelijke onderneming? De armoedebeweging in Vlaanderen legde sinds de jaren negentig een succesvol parcours af. Dat is geen evidentie. De literatuur over sociale bewegingen toont zich over het algemeen sceptisch over de mogelijkheden van ‘uitgesloten’ groepen om tot collectieve actie te komen. Om een beweging te kunnen organiseren zijn voldoende bronnen en hulpmiddelen essentieel.Jenkins, S.P. en Rigg, J. (2001), The Dynamics of Poverty in Britain, Leeds, DWP/Corporate Document Services.Het succes van een beweging is ook afhankelijk van externe steun en meer bepaald van de succeskansen die de politieke omgeving een beweging biedt.Nederland, T., Duyvendak, J.W. en Brugman, M. (2003), Belangenbehartiging door de patiënten- en cliëntenbeweging. De theorie, Utrecht, Verwey-Jonker Instituut.
‘De armoedebeweging legde een succesvol parcours af.’
In Vlaanderen is de armoedebeweging tot haar huidige niveau kunnen groeien door de toename van het aantal betaalde professionelen, meer sociale en politieke steun, betere kennis over armoede en de ontwikkeling van een discours dat het burgerschap van mensen in armoede benadrukt vanuit de leuze: “Armoede is een schending van de mensenrechten”. Er kwam een breder maatschappelijk draagvlak, onder meer door het Algemeen Verslag over de Armoede en een nieuwe politieke cultuur met aandacht voor participatie van de burger. De betrokkenheid van de wetenschappelijke wereld zorgde bovendien voor een toegenomen woordenschat en bespreekbaarheid.Van Robaeys, B., Dierckx, D. en Vranken, J. (2005), (G)een blad voor de mond: spanningsvelden bij de participatie van armoedeverenigingen aan het armoedebeleid, Gent, Academia Press.
Om de strijd van vandaag te verbreden naar armoede bij mensen met een migratieachtergrond, moeten we een aantal specifieke uitdagingen het hoofd bieden. Een eerste en niet te onderschatten hinderpaal is het feit dat het maatschappelijke en politieke draagvlak voor armoedebestrijding bij mensen met een migratieachtergrond kleiner is dan het draagvlak voor armoedebestrijding bij ‘onze’ mensen. Deze laatste groep moet, onder druk van een toegenomen disciplinerend en moraliserend beleidsdiscours, al veel inspanningen leveren om het statuut van ‘deserving poor’ te behouden. Steeds meer lijkt het erop dat alleen kinderen, de meest onschuldigen, nog tot deze categorie behoren. Anderen, en dit geldt zeker voor mensen met een migratieachtergrond, krijgen al snel het etiket ‘non-deserving poor’ opgeplakt. De geschetste processen van polarisering, uitsluiting en discriminatie zijn hiervan belangrijke oorzaken.
Politiek strijdpunt
Sinds het verschijnen van de eerste publicaties over armoede bij mensen met een migratieachtergrond kreeg het thema een vorm van permanente aandacht bij basisorganisaties, administraties en kennisinstellingen. Alleen kwam het ondanks de schrikwekkende cijfers nooit écht op de politieke agenda. Ook nu nog niet. In het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding dat momenteel in de maak is, is nauwelijks sprake van armoede bij mensen met een migratieachtergrond of ‘gekleurde’ armoede. Strategische overwegingen spelen daarbij een belangrijke rol.
Geëngageerde politici en basisorganisaties twijfelen of te veel aandacht voor deze groepen niet nefast is voor het zwaar bevochten draagvlak voor het algemene armoedebeleid. De vrees bestaat dat solidariteit met groepen met een migratieachtergrond het draagvlak zal afvlakken en de politieke voorkeuren van kiezers negatief zal beïnvloeden.
Geen mobilisatiekracht
Een tweede belangrijke hindernis vormt de moeilijke ontwikkeling van politiek burgerschap bij mensen in armoede.Verba, S., Schlozman, K.L. en Brady, H.E. (1995), Voice and Equality, Cambridge/Londen, Harvard University Press.De geschiedenis van politieke en sociale strijd toont dat categorieën en labels zoals vrouwen, arbeiders, holebi’s of mensen met een beperking de capaciteit hebben om een collectieve identiteit te ondersteunen die politieke actie mogelijk maakt. De vrouwenbeweging, de holebi-beweging, de beweging van mensen met een beperking zijn succesvolle bewegingen. Ze zijn erin geslaagd om, ondanks de grote diversiteit van hun achterban, mensen een gevoel van groepsidentiteit te bezorgen. Vanuit deze identiteit werd een gezamenlijke strijd mogelijk.
‘Arm zijn heeft weinig positieve mobilisatiekracht.’
‘Arm zijn’ heeft die positieve mobilisatiekracht veel minder. Het label arm maakt zelden deel uit van iemands individuele, positieve identiteit. Mensen in armoede vereenzelvigen zich niet met hun armoede. Ze distantiëren zich er vaak van. Een politiek van erkenning nastreven op basis van een “identiteit van verschil” lijkt bij armoede dan ook gedoemd om te mislukken. “Trots om arm te zijn” is geen slogan waarachter velen zich zullen verzamelen.Lister, R. (2004), Poverty, Cambridge, Polity Press.
Actief politiek burgerschap veronderstelt een bepaalde vorm van zelfwaarde, het geloof dat men iemand is en dat men zowel het recht als het vermogen heeft om politiek te participeren. De ervaringen met armoede en de sterk uitsluitende processen in de samenleving, verwonden de identiteit van wie in armoede leeft. In een samenleving die armoede sterk individualiseert, gaan zij die erdoor getroffen worden vaak op zoek naar individuele oplossingen, eerder dan hun problemen collectief te vertalen.Lister, R. (2004), Poverty, Cambridge, Polity Press.
Pistes voor meer succes
Hoe kunnen we mensen met en zonder migratieachtergrond samen mobiliseren voor de strijd tegen armoede? Er zijn verschillende manieren om gezamenlijk en verbindend de strijd aan te gaan. Dit kan via gemengde werkingen maar ook via bestaande zelforganisaties. Die laatste kunnen vanuit de veilige omgeving van de eigen groep bruggen bouwen met andere armoedeverenigingen. Categoriale en gemengde werkingen zijn geen elkaar uitsluitende pistes. Integendeel, ze kunnen elkaar vanuit complementariteit versterken.
Bovendien kunnen verschillende fasen van bonding (met de eigen groep) en bridging (met andere groepen) elkaar afwisselen doorheen het mobilisatieproces. Zo riepen verschillende zelforganisaties van etnisch-culturele minderheden hun leden en achterban op om deel te nemen aan de Grote Parade van Hart boven Hard. Ze stapten zowel mee bij de hartenwensen rond diversiteit als die rond armoede.
Ouderschap en opvoeding
Vertrekkend van de wenselijkheid van één strijd stelt zich de vraag welke andere labels dan ‘arm’ de potentie hebben om burgers te verenigen. Stedelijke of wijkgebonden identiteiten kunnen die rol vervullen. Maar ook categorieën als werklozen of alleenstaande ouders mobiliseren mensen.
‘Ouderschap en opvoeding hebben een mobiliserende kracht.’
De ervaring leert echter dat vooral ouderschap en opvoeding een mobiliserende kracht hebben, in het bijzonder bij moeders. Het is onder dat label dat het merendeel van de gecoachte verenigingen binnen het project ‘Gekleurde Armoede’ het thema armoede hebben verkend.Gekleurde Armoede was een project van het Netwerk tegen Armoede en het Minderhedenforum. Basisorganisaties gingen de uitdaging aan om in de strijd tegen armoede ervaringen van mensen met een migratieachtergrond te integreren. Zelforganisaties van etnisch-culturele minderheden werden aangespoord om te werken rond armoedebestrijding. Meer weten? Kanmaz, M., Benhaddou, M., Jaramillo, U. en Devriendt, C. (2015), Visietekst armoede bij mensen met een migratieachtergrond, Brussel, Minderhedenforum; Netwerk Tegen Armoede (2015), Kleur in het Armoededebat. Voor een sterkere stem van mensen in armoede met een migratieachtergrond, Brussel, Netwerk Tegen Armoede.Dat was zo voor de moedercafés in Beringen verbonden aan de Turkse Unie van België, en voor de Federatie Wereldvrouwen die via de insteek van opvoeding uiteindelijk uitkwamen bij armoede als jaarthema.
Ultieme vraag
De ultieme vraag blijft of identificatie op basis van etnisch-culturele of religieuze identiteiten ondersteunend kan zijn in de mobilisatie en strijd tegen armoede? Hoewel zelforganisaties van etnisch-culturele minderheden, in tegenstelling tot verenigingen waar armen het woord nemen, niet opgericht zijn om te werken rond armoede, stellen we vast dat het thema wel meer aandacht opeist. Voor Brusselse zelforganisaties is armoede, na discriminatie, zelfs het belangrijkste thema waarrond men activiteiten organiseert.Thys, R. (2011), ‘De mobilisatie van etnische verenigingen rond armoede in Brussel’, in Dierckx, D., e.a. (red.) (2011), Armoede en sociale uitsluiting: jaarboek 2011, Leuven, Acco, 419-440.
‘Een coming-out werkt niet altijd voor mensen met een migratie-achtergrond.’
Tegelijk stellen we vast dat organiseren op basis van verschil, hier het arm-zijn, uitermate gevoelig ligt bij etnisch-culturele minderheden. Dat komt door schaamte, trots en het stigma dat ze al dragen. Binnen verenigingen waar armen het woord nemen maakt coming-out, of een bewustwording en benoeming als ‘arm’, inherent deel uit van de werkwijze. Deze coming-out werkt niet altijd voor mensen met een migratieachtergrond. We zien iets gelijkaardigs bij de holebi-beweging. Ook zij promoten de coming-out, terwijl Merhaba, de vereniging die zich inzet voor holebi’s met andere roots, een coming-in als concept naar voor schuift. Met deze coming-in wil Merhaba op een andere, minder expliciete en manifeste manier de omgang met de eigen seksuele identiteit betekenis geven.
Er zijn dus verschillende insteken mogelijk, maar de constante lijkt de behoefte om het proces op te starten vanuit het vertrouwen en de veiligheid van een eigen groep van lotgenoten. Dat heeft soms te maken met praktische dingen zoals een gedeelde taal. Zo vonden de bijeenkomsten van zowel de mannen- als de vrouwengroep van Arm-in-Arm plaats in het Berbers.
Sociale uitsluiting als label
Sociale uitsluiting heeft veel potentieel voor het opbouwen van een positieve collectieve identiteit. Mensen in armoede met een migratieachtergrond wijzen discriminatie en uitsluiting immers aan als oorzaak van hun armoede, eerder dan de ongelijke economische positionering. Uitsluiting biedt een antwoord op de schroom en schaamte om zich als arm te benoemen. Het maakt bovendien het engagement van nieuwkomers mogelijk die zich doorgaans niet als arm zien omdat ze eerder het referentiekader van het land van herkomst hanteren dan dat van de Belgische samenleving. Ze zien hun situatie als iets tijdelijks op weg naar beter.
‘Samenwerken in diversiteit is een belangrijke sterkte in de strijd tegen armoede.’
Uitsluiting als gezamenlijke noemer voor groepsvorming, collectieve identiteit en mobilisatie biedt de opening om bruggen te bouwen met andere mensen in armoede, los van de ervaren etnisch-culturele identiteit. Voor een succesvolle strijd tegen armoede moet de focus liggen op de gelijkenissen in maatschappelijke positionering, niet op de verschillen in identiteit, voorkomen, levensstijl en levenskeuzes. Hoe reëel deze ook zijn. Dit betekent niet dat verschillen en omgaan met verschillen niet belangrijk zijn. Samenwerken in diversiteit is een belangrijke sterkte om in te zetten in de strijd tegen armoede en voor verandering. Voor de Amerikaanse socioloog Richard Sennett is samenwerken een cruciaal ambacht in complexe tijden. Een belangrijke vaardigheid daarbij is dialogeren vanuit bescheidenheid en empathie als basishouding.Sennett, R. (2012), Together: the Rituals, Pleasures and Politics of Cooperation, New Haven, Yale University Press.
Sterke coalities
Geëngageerde politici en beleidsmakers moeten de toenemende druk van onder uit niet afwachten. Betrokken overheden en diensten hebben de voorbije jaren heel wat ervaring opgedaan met het voeren van een participatief beleid. Zij hebben tools in handen om de stem van burgers in armoede te versterken en ruimte te geven. Ze kunnen de nodige financiële middelen voorzien die armoedeorganisaties en etnisch-culturele zelforganisaties in staat stellen om deze moeilijke strijd tegen armoede van onder uit te voeren.
Het middenveld kan de strijd dienen door zich nog meer met deze kwetsbare basisorganisaties te verbinden in doelstellingen en middelen, via netwerken en partnerschappen. Sterke coalities zijn een belangrijke randvoorwaarde om tot echte verandering te komen.
Reacties [2]
Kleine voetnoot: er wordt terecht naar zelforganisaties gekeken als plaatsen waar strijd begint op basis van specifieke ingangspoorten : identiteit, rollen die mensen innemen (ouderschap) tot de koppeling tussen “gelijkheid” en uitsluiting. Hun rol wordt meestal onderschat of structureel genegeerd (behalve dan de obligate schouderklopjes). Nochtans zijn dit plaatsen van geborgenheid en vertrouwen, alsook plaatsen van engagement waar de strijd start.
Daarnaast wordt er gepraat over bridging zoals bij HartbovenHard. Maar wat een sterke aanvulling zou zijn is niet alleen te wijzen op de basis waar strijd start (“bij hen”) maar eveneens de verantwoordelijkheid van de hele samenleving een plaats te geven (middenveld, vakbonden, onderwijs en media,…tot veel beleidsmakers). Deze actoren die sleutelposities innemen hebben een verantwoordelijkheid dit thema op te nemen en die institutioneel in te bedden. Hoe starten “zij” daarmee? Hoe worden goede praktijken binnen die rangen institutioneel verankerd en dus intern beleid? Ook “dat” is deel van diezelfde sociale strijd voor de erkenning van gekleurde armoede.
Knap artikel ! En dan mag ik nu hopen dat ik als armoedewerker ( een opgeleide ervaringsdeskundige in de kansarmoede en sociale uitsluiting) die reeds 5 jaar aan het werk is binnen de organisatie eindelijk betrokken te worden bij de projecten met mensen in armoede met migratieachtergrond. Want ook daar lijkt me het water redelijk diep en blijft het bij de hoogopgeleide collega’s een kwestie van wij en zij, anders vertaald: mijn armoedewortels tegenover de armoedewortels van mensen met een migratieachtergrond. Jammer …
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies