Verhaal

Vrijwilligers in jeugdhulp: ‘We willen voor elk kind zo’n gezin’

Marijn Sillis

Hoe hard opvoeders in de jeugdhulp ook hun best doen, er is één ding dat ze kinderen niet kunnen bieden: de huiselijkheid van een doorsnee gezin. CKG Lentekind en Het Open Poortje zochten en vonden een oplossing: vrijwilligersgezinnen halen geplaatste kinderen even uit de leefgroep. “We hadden een meisje dat nooit sprak. Na vier maanden bij een gezin babbelt ze constant.”

jeugdhulp

© Unsplash / Brandon Hoogenboom

Wachtkamer

Jonge kinderen die jarenlang in een leefgroep verblijven, het is geen uitzondering meer. Bij jeugdhulporganisatie Het Open Poortje in Schilde bedraagt het trieste record acht jaar. Bij Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning Lentekind (CKG) in Beerse vijf jaar.

‘Kinderen preventief uit een gezin halen, is heftig.’

“De CKG’s zijn er eigenlijk voor kortdurend verblijf, preventief en gericht op opvoeding”, vertelt Kim Oomen, directeur van CKG Lentekind. “Maar in de realiteit is dat niet meer zo. Je merkt dat de jeugdhulp vooral inzet op preventie thuis.”

Er valt iets voor te zeggen dat we jonge kinderen zo lang mogelijk thuis houden, klinkt het, tenzij de slinger doorslaat. “Kinderen preventief uit een gezin halen, is heftig. Maar het kan ook schade voorkomen en ouders tijd geven om orde op zaken te stellen”, aldus Kim.

“Nu wordt echter alleen in de thuissituatie gewerkt, tot de boel soms ontploft. Dan pas komen de kinderen naar het CKG en is een terugkeer op korte termijn meestal geen optie meer. In de CKG’s zien we hoe de jeugdhulp dichtslibt. Als kinderen niet naar huis kunnen, zouden ze van bij ons snel moeten doorstromen naar pleegzorg, een begeleidingstehuis of een voorziening voor kinderen met een beperking. Maar daar zijn jarenlange wachtlijsten.”

Buiten de leefgroep is ook een wereld

Zo’n zes jaar geleden onderzocht Kim Oomen hoe het CKG haar vrijwilligerswerking binnen die context kon uitbreiden. Er werd al eens gekeken naar een vriendelijke kennis voor huiswerkbegeleiding of vervoer, maar Lentekind wilde een structureel antwoord voor een pijnlijke realiteit: de grote groep kinderen die amper of geen bezoek krijgt en dus veel tijd doorbrengt in de voorziening.

“Onze insteek was: kinderen moeten iets hebben om naar uit te kijken in het weekend”, vertelt Kim. “Eerst dachten we aan een vrijwillige bezoeker in de leefgroep. Tot ik besefte: dan blijven ze nog steeds in huis, we moeten ervoor zorgen dat ze ook eens buiten kunnen.”

En vooral: dat ze ook eens enige normaliteit ervaren. Dat kwartje viel bij Kim na een gesprek met een juf van de school vlakbij. “Zij complimenteerde me dat onze kinderen altijd tip top in orde waren. Maar, voegde ze eraan toe, wisten we dat die kinderen omwille van hun verblijf ook veel moeilijkheden hadden.”

“Een kindje uit Lentekind was gevraagd om de voorgevel van een huis te tekenen. Maar wij zitten in een gigantisch gebouw. Dat meisje wist niet hoe daaraan te beginnen, waarop ze in tranen uitbarstte. De volgende les ging dan weer over bewaarmiddelen voor voedsel. En onze kinderen kennen alleen die plastiek bakken van de grootkeuken… De juf zei dat we hen te weinig meegaven van het leven. En ik dacht: ‘Oei, misschien heeft ze wel gelijk.’”

Vrijwilligersgezinnen

Het idee dat Kim uittekent, is simpel: er moeten vaste vrijwilligers komen die de kinderen af en toe mee naar huis nemen. Maar er is twijfel. Want het zijn erg gekwetste kinderen. En wie meldt zich aan voor zo’n engagement? Is dat wel veilig? “De eerste vrijwilligersgezinnen waren echter een schot in de roos”, aldus Kim. “We beseften snel dat dit het juiste idee was.”

‘De eerste vrijwilligersgezinnen waren een schot in de roos.’

Momenteel hebben negen van de twintig kinderen van Lentekind een vrijwilligersgezin gevonden. Bij Het Open Poortje, dat het voorbeeld uit Beerse volgde, zijn dat er nu vijf van de zestien, zegt Jill Verschueren, residentieel coördinator bij Het Open Poortje. “Minstens twee keer per maand komt een vast gezin de jonge kinderen – allemaal geplaatst door de jeugdrechter – uit de leefgroep halen.”

Vrijwilligersgezin

Erna en Bart zijn actief als vrijwilligersgezin. Erna speelde al langer met het idee voor zo’n engagement. Ze kent de meest schrijnende verhalen uit haar job in het buitengewoon onderwijs.

© ID / Elsie Roymans

Erna en Bart

Erna Maes en Bart Herygers (allebei 49) uit Beerse doen het sinds vorig jaar. Toen was de jongen nog een stil ukje van bijna twee, nu een vlot babbelende peuter. Twee keer per week is hij welkom bij het warme paar. “Op woensdag pikken we hem op na school, en blijft hij tot de vooravond. Zondag halen we hem na zijn middagdutje”, vertelt Erna.

‘Door het vrijblijvende karakter van dit engagement zagen we het wel zitten.’

Het koppel doet de normaalste dingen met het ventje. Rustig spelen op de mat, even naar de winkel, naar het ijssalon of de binnenspeeltuin, en mee naar een doktersafspraak als het echt niet anders kan. “Hij gaat ook mee naar verjaardagsfeestjes van de familie”, zegt Erna. “Hij is deel van ons gezin. Het is mooi om zien hoe onze kinderen veel met hem bezig zijn, maar ook hoe hij helemaal aanvaard is door de rest van de familie.”

Smelten

Erna speelde al langer met het idee voor zo’n engagement. Ze kent de meest schrijnende verhalen uit haar job in het buitengewoon onderwijs en ze heeft vriendinnen die pleegmoeder zijn. Nu haar drie kinderen wat ouder zijn en zij parttime werkt, was het een ideaal moment om te springen.

“Voltijds pleegzorg leek ons te moeilijk, omdat Bart veel uren klopt als zelfstandige tuinaannemer. Maar door het niet fulltime, vrijblijvende karakter van dit engagement zagen we het wel zitten”, zegt Erna.

‘Soms hebben wij peutertjes die moederziel alleen in het ziekenhuis liggen.’

Bart twijfelde eerst nog, maar ging toch overstag. De juiste beslissing blijkt nu. Telkens hij iets over de kleine vertelt, glinsteren zijn ogen. “Als ik woensdag na het werk thuiskom, komt hij dolblij op me afgelopen. Als ik in de buurt werk, fietsen Erna en hij soms tot bij mij. Dat enthousiasme… Mijn hart smelt elke keer.”

Er was ondertussen ook al eens een meerdaags uitstapje naar zee, met toestemming van de biologische mama. En toen de jongen onlangs in het ziekenhuis lag, loste Erna de moeder af aan het ziekenhuisbed. “Onze kinderen hebben ook wel eens in het ziekenhuis gelegen. Ik weet hoe heftig dat is. Toen ik hoorde dat hij ziek was, moest ik er naartoe”, zegt ze haast verontschuldigend.

Jill van Het Open Poortje knikt: “Het is hartverscheurend, maar soms hebben wij peutertjes die moederziel alleen in het ziekenhuis liggen. Omdat er niemand is, en wij niemand fulltime kunnen vrijmaken.”

Het Open Poortje

Jill Verschueren van Het Open Poortje (links): “De jeugdhulp heeft een negatief imago. Veel mensen denken: ‘Oei, probleemkinderen!’ Maar wij werken met kinderen die ook graag op de trampoline springen of naar de dierentuin gaan.”

© ID / Elsie Roymans

Geen stempel

Mee in de kookpot roeren, stiekem een warme maaltijd voor tv, de kippen in de tuin observeren. Het zijn ervaringen, zeggen Jill en Kim in koor, die ze in een leefgroep niet hebben. “Je ziet die kinderen groeien door de aandacht die ze krijgen”, aldus Jill. “We hadden een meisje dat nooit sprak. Na vier maanden bij een gezin babbelt ze constant.”

“Het is ook mooi hoe de rest van de familie zo’n jongetje aanvaardt”, vervolgt ze. “De jeugdhulp heeft een negatief imago. Veel mensen denken: ‘Oei, probleemkinderen!’ Maar wij werken met kinderen die ook graag op de trampoline springen of naar de dierentuin gaan. Dankzij mensen als Bart en Erna zien nu veel meer mensen dat het een gewoon, leuk ventje is. Niet die kleine uit de voorziening.”

Kim pikt in: “We hebben natuurlijk kinderen met een rugzak. Vaak is er sprake van een hechtingsproblematiek. We zijn zo eerlijk mogelijk met vrijwilligers, we vertellen hoe het soms grondig fout gaat in de leefgroep. Maar als we later terugkoppelen, denken mensen dat wij overdreven hebben – dat het allemaal goed meevalt. Omdat zo’n kind eindelijk eens een-op-een aandacht krijgt. Het hoeft niets stout te doen om gezien te worden.”

Biologische ouders

Het zoeken naar vrijwilligers is een intensief proces. Niet dat er te weinig kandidaten zijn, integendeel. Maar ze worden wel grondig bevraagd. Er moet een match zijn tussen kind en gezin. Bij zowel Lentekind als Het Open Poortje waren er tot nog toe amper afhakers – tenzij door overmacht.

‘Sommigen biologische ouders verzetten zich, anderen vinden het fantastisch.’

“Het is ideaal voor mensen die geïnteresseerd zijn in pleegouderschap, maar dat niet voltijds kunnen”, vertelt Kim. “In tegenstelling tot pleegouders is er ook geen contact met de biologische ouders, wat best heftig kan zijn. Hoe die ouders reageren? Sommigen verzetten zich, anderen vinden het fantastisch. En nog een groep vindt het goed voor hun kind, maar wil er verder niets over horen.”

Het klinkt als een redelijk behapbaar engagement voor vrijwilligersgezinnen. Of er dan geen valkuilen zijn? Zeker wel. Niemand weet hoelang een kind in het CKG en dus het vrijwilligersgezin zal blijven, en wat daarna volgt.

Dat zorgde ook voor twijfel bij Erna en Bart. “Het zit in ons achterhoofd dat het ooit ophoudt. Maar we proberen in het nu te blijven, ons te amuseren en hem zoveel mogelijk fijne en normale ervaringen te geven. Het zou pijnlijk zijn als hij opnieuw zou verdwijnen, dus hopen we dat hij nog lang mag blijven. Maar we hopen uiteraard ook dat hij snel een goede thuis vindt.”

“Om die reden houden heel wat vrijwilligers het ook na één kind voor bekeken”, geeft Jill toe. “Ze willen niet nog eens afscheid nemen van een kind dat eigenlijk deel van het gezin is geworden. Al zijn er ook gezinnen, die mede dankzij de nieuwe voorziening of het pleeggezin, altijd contact blijven houden.” “Dat is natuurlijk ons droomscenario”, zegt Erna voorzichtig.

CKG Lentekind

Kim Oomen (CKG Lentekind): “Aanvankelijk zochten we gezinnen voor kinderen die weinig bezoek krijgen, nu willen we voor elk kind zo’n gezin.”

© ID / Elsie Roymans

Structurele meerwaarde

We vragen Bart en Erna nog of ze het andere gezinnen aanraden: “Als je het engagement wil aangaan en de tijd hebt: zeker. Maar je moet het wel volhouden natuurlijk. Je kan niet zomaar stoppen als je geen zin meer hebt.”

‘Als je ziet wat de winst is van zulke vrijwilligersgezinnen, moet je daar gewoon op inzetten.’

Dat je alleen maar kan dromen van zulke gezinnen, glimlacht Kim. “Ze geven zoveel en op een structurele manier. Dat is van onschatbare waarde voor onze kinderen, die zoveel mensen zien passeren en telkens opnieuw dingen moeten afgeven.”

Terwijl het koppel voor de fotografe poseert, keren we met Kim en Jill nog even terug naar het begin van ons gesprek, naar de problemen in de jeugdhulp. “Er zijn veel mankementen in de jeugdhulp. En als je vrijwilligers moet inschakelen omdat je onderbemand bent, is dat niet oké. Maar dit is anders”, zegt Kim.

“Aanvankelijk zochten we gezinnen voor kinderen die weinig bezoek krijgen, nu willen we voor elk kind zo’n gezin. Als je ziet wat de winst is van zulke vrijwilligersgezinnen, moet je daar gewoon op inzetten.”

Kwetsuren en herstel

Bij Het Open Poortje was er eerst veel weerstand om met vrijwilligers te werken, zegt Jill. “We gaan toch niet met onze kinderen leuren? Maar nu zijn we blij dat we het voorbeeld van Lentekind gevolgd hebben. Een echt familiefeest of zelf een brood afrekenen bij de bakker: hoe hard we ook onze best doen om een leefgroep zo normaal mogelijk te maken, we moeten toegeven dat we sommige dingen niet kunnen.”

Kim besluit met een inzicht van de Amerikaanse psychiater Bruce Perry: kinderen lopen kwetsuren op in contacten met andere mensen, maar genezen ook in contacten met andere mensen. “Hoe meer gezonde, betrouwbare mensen je rond een kind zet, des te groter de kans dat het kind kan herstellen van opgelopen trauma’s en op een gezonde manier verder kan ontwikkelen.”

“Dit project draait om de ervaringen van normaliteit, maar ook om het extra netwerk dat vaak behouden blijft als kinderen doorstromen. Dat zijn geen dingen die je kan opvangen met een medewerker extra in de leefgroep. Kinderen weten ook dat opvoeders hun werk uitvoeren, terwijl ze bij vrijwilligers voelen dat die persoon er uit vrije wil voor hen is. Zelfs als we voldoende middelen en mensen zouden hebben, zouden we kinderen nooit kunnen bieden wat deze vrijwilligers doen.”

Reacties [3]

  • ria HENDRICKX

    Langs Franstalige kant is dit al geruime tijd het geval, het noemt ‘parrainage’ en het wordt georganiseerd door aparte organisaties die screenings doen van de kandidaten en zorgen voor de ondersteuning en begeleiding. Dus heel goed georganiseerd maar veel te weinig kandidaten evenals voor “familles d’accueilles”. parrainage is max 2 weekends per maand en helft van de vakantieperiode

  • Josephine

    Ik was zo’n jongere…
    Nu werk ik zelf in de non-profit.
    Toen ik kindjes kreeg had ik geen mama waar ik op kon vertrouwen. Gelukkig was die oudere mevrouw er nog.
    Helaas als zij komt te sterven sta ik er terug alleen voor

  • Min Berghmans

    Mooi initiatief! Het is belangrijk dat de vrijwilligers ook goed ondersteund worden – en gescreend. De grens met ondersteunende pleegzorg ligt in de regelmatige overnachtingen. Allicht kan het dat ook worden voor sommige kinderen.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.