Branie en eloquentie
Begin 2021 wordt Amir Bachrouri de nieuwe voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad, de jongste ooit. De rechtenstudent uit Borgerhout lanceert zichzelf als een raket en verrast heel Vlaanderen met zijn branie en eloquentie.
‘Amir Bachrouri verrast heel Vlaanderen.’
In Terzake en De Afspraak gaat Amir in gesprek met politici en virologen alsof hij nooit anders gedaan heeft. Alle kranten en magazines willen hem interviewen, Knack gaf Amir een tweewekelijkse column. Er is geen politieke partij – geloof ons – die hem niet in de gaten heeft.
Maar er is één ding dat hem hindert. Hoewel hij zoveel te vertellen heeft, dwingen de omstandigheden hem tot nu toe om altijd over hetzelfde te praten: Covid-19. Terwijl hij zoveel meer te zeggen heeft. Over het jeugdwerk, bijvoorbeeld, waar het voor hem allemaal begon.
Witte punkfeestjes
Het is 2014 wanneer de elfjarige Amir en zijn vrienden eerste keer in het jeugdhuis binnenspringen. Voor het wereldkampioenschap voetbal is een groot scherm opgezet.
Amir en zijn vrienden hebben lang getwijfeld. Want hoewel ze vlakbij wonen, kennen ze Den Eglantier niet. Ze zien het als een feestplek voor witte, bier drinkende punkers van buiten Berchem. Een plaats waar zij zich niet welkom voelen. Maar het voetbal trekt hen over de streep.
Femke Hintjens is op dat moment net in dienst om de werking van het jeugdhuis te verbreden en connectie te maken met de buurt. Want het aanvoelen van Amir klopt.
Femke zet haar bureau letterlijk buiten. De jongeren worden een eerste keer overtuigd met voetbal. “Zij gaven aan dat zij echt op zoek waren naar een eigen plekje in de buurt”, zegt Femke.
Jonge betogers
De nood is groot. Wanneer Femke na het WK hangsessies organiseert voor de jongens uit de buurt, komt er te veel volk opdagen. Door het succes ontstaat er chaos.
‘Ik zag een groep elfjarigen die betoogden en opkwamen voor hun rechten.’
Omdat Femke en haar enige collega overdonderd worden, moeten ze een grens trekken: Den Eglantier is er voor jongens en meisjes vanaf zestien. “Het voelde alsof ons iets werd afgepakt”, vertelt Amir. “Op de pleintjes was niks te beleven. Verderop in Berchem was er een jeugdwerking waar kinderen en tieners wel een plek kregen. Wij wilden die ook.”
Amir en zijn vrienden komen in opstand. Ze staan te brullen aan de deur, ballen worden wapens, af en toe sneuvelt er zelfs iets. “Misschien waren we radicaal”, lacht Amir vandaag. “Maar mijn hart brak”, gaat Femke verder. “Ik zag een groep elfjarigen die betoogden en opkwamen voor hun rechten.”
Wat Amir en zijn vrienden niet zien, is dat Femke onder de situatie lijdt. Ze wil net hetzelfde als dat groepje tieners voor haar deur. Dus zet ze die open om in gesprek te gaan. “Ik legde de jongens uit dat we bondgenoten waren, en dat we samen naar het beleid moesten stappen.”
Eigenaarschap
Amir en zijn vrienden schieten in gang. Ze houden een petitie in de buurt, maken samen een filmpje om naar de politiek te stappen. Amir: “Wij hebben letterlijk het beleid aangesproken: zie ons, hoor ons, doe er iets mee.”
“Uiteindelijk zijn we erin geslaagd om zowel bij de stad als het district extra middelen te krijgen om de tienerwerking uit te bouwen”, zegt Femke. “Die jongens hebben hun plek opgeëist. Tegelijkertijd hebben we de verantwoordelijkheden bij hen gelegd.”
Is dat de kern van goed jeugdwerk: eigenaarschap en luisteren naar de noden van jongeren?
Amir: “Ik geloof heel erg in dat eigenaarschap. Vaak zegt het beleid wat in het jeugdwerk moet gebeuren. Dan bedoel ik niet alleen de politiek, maar ook binnen de hoogste echelons van de organisaties zelf.”
‘Een goede jeugdwerker luistert naar zijn gasten, maar trekt ze ook uit hun comfortzone.’
“In mijn jonge jaren bij Den Eglantier merkte ik al snel hoe jongeren en directie elkaar bijna niet kenden. Akkoord, een directeur moet niet 24 op 24 in het jeugdhuis staan, daarvoor zijn er jeugdwerkers. Maar die dialoog zou wel veel kunnen betekenen. Pas toen ik zelf toetrad tot de Raad van Bestuur van Den Eglantier leerde ik de grote bazen kennen.”
“Nu, eigenaarschap is ook geen pleidooi om jongeren zelf het aanbod te laten bepalen. Een goede jeugdwerker luistert naar zijn gasten, maar trekt ze ook uit hun comfortzone.”
Jeugdwerk is ook geen bezigheidstherapie.
Femke: “Néén. In essentie is jeugdwerk voor mij: zorgen voor een veilige omgeving waar jongeren zonder verwachtingen zichzelf kunnen zijn. Omdat jongeren al zoveel moeten vandaag. En omdat er telkens naar hen gekeken wordt, wanneer er iets fout loopt.”
‘Een goede jeugdwerking pusht, experimenteert, toont andere dingen. Het is een plek waar jongeren tegen de muur kunnen lopen. Zonder consequenties.’
“Ik volg Amir wanneer hij zegt dat jeugdwerk de leefwereld van jongeren moet verbreden. Een goede jeugdwerking pusht, experimenteert, toont andere dingen. En het is een plek waar jongeren tegen de muur kunnen lopen. Zonder consequenties.”
“Ze moeten die veilige plek ook zelf mee uitbouwen. Het is hun plek. Niet die van de jeugdwerker. Ook dat deel ik met Amir: de bovenbouw is nog te vaak een witte, ivoren toren.”
In die toren heerst soms de idee: als ze niet op straat hangen, is dat al goed genoeg.
Femke: “Ik heb een bloedhekel aan dat idee. Er is niets mis met jongeren op straat! Maar zelfs jongeren zijn ondertussen doordrongen van dat idee.”
Jeugdwerk als een manier om jongeren van straat te houden, is jeugdwerk dat de volwassen samenleving moet dienen. Al te vaak wordt vergeten dat jeugdwerk helemaal niemand moet dienen, tenzij de jeugd.
Femke. “Klopt. En wat ook vergeten wordt: dat het jeugdwerk in Vlaanderen zo verscheiden is. Te veel politici kijken enkel naar de Chiro of de Scouts.”
Amir: “Waar hun eigen kinderen zitten.”
‘Te veel politici kijken enkel naar de Chiro of de Scouts.’
Femke: “Begrijp me niet verkeerd: ook daar gebeuren fantastische dingen. Mijn nichtje is lid van de KSA. Het is een superbelangrijke vorm van jeugdwerk, maar wel een geprivilegieerde, waar veel andere jongeren geen connectie mee hebben. In een stad is jeugdwerk meer dan een groepje vrienden die zondag op stap gaan met een oudere leider.”
“In de stad is de jeugdwerker vaak een welzijnswerker, jobcoach, huiswerkbegeleider, noem maar op. Dat zijn allemaal dingen die niet bij het jeugdwerk moeten belanden, maar het gebeurt omdat we elders in de maatschappij falen.”
Maar als het fout loopt, wordt wel naar het jeugdwerk gekeken.
Amir: “Vandaag gaat slechts 0,1 procent van de Vlaamse begroting naar jeugdwerk, terwijl jeugdwerkers alles op hun bord krijgen: jongeren die zich niet goed in hun vel voelen, het criminele pad op gaan, thuis in conflict zitten, van school stappen, geen job vinden…”
‘Vandaag gaat slechts 0,1 procent van de Vlaamse begroting naar jeugdwerk, terwijl jeugdwerkers alles op hun bord krijgen.’
Femke: “Het is de reden waarom er zoveel jeugdwerkers uitgeput zijn. Er is geen goede omkadering voor jeugdwerkers, daarom ben ik er zelf ook uitgestapt. Een voorbeeld: op een bepaald moment moesten wij van de stad Antwerpen rond verkeersveiligheid werken. Hoe hallucinant! Er sterven te veel kinderen op de weg en plots zijn het de jeugdwerkers die de opdracht toegeschoven krijgen!”
In tijden van radicalisering zagen sommige politici jeugdwerkingen ook als verlengstuk van de dienst preventie. Van jeugdwerkers werd verwacht dat ze hun beroepsgeheim aan de kant schoven.
Femke: “Verschrikkelijk, toch? Je mag dat het jeugdwerk echt niet aandoen. Je doet het voor de jongeren. Je moet hen een veilige basis bieden. Van daaruit kan je vervolgens aan verschillende facetten werken.”
Amir: “Maar jeugdwerkers doen op dat vlak toch ook erg goed werk? Toen er met oudjaar rellen uitbraken in Borgerhout, waren het de jeugdwerkers die de straat op gingen.”
Maar is dat niet cynisch: dat jeugdwerkers ook dan moeten opdraven?
Femke: “Ja. Maar ze doen dat uit zichzelf. Ik ging ook naar buiten op zulke momenten. Voor de duidelijkheid: niet alleen om de buurt te beschermen, maar ook en vooral om onze jongeren te beschermen. Mensen onderschatten hoe geëngageerd goede jeugdwerkers zijn.”
Het zijn wel die jeugdwerkers die uitgeput achterblijven.
Femke: “Er zijn echt te weinig middelen. Geef Den Eglantier zeven jeugdwerkers en ze kunnen al dat welzijnswerk wel op zich nemen.”
‘Mensen onderschatten hoe geëngageerd goede jeugdwerkers zijn.’
Amir: “Het is dubbel. Op sommige plekken lopen jongeren verloren omdat ze geen jeugdwerkers vinden. Op andere plekken is er dan weer een overvloed aan jeugdwerk, terwijl de buurt en de jongeren daar minder ondersteuning nodig hebben.”
“Het is zo’n gemiste kans wanneer ik jongeren van 21 jaar nog in jeugdhuizen zie, omdat ze maar niet aan de bak geraken. De grote jeugdwerkingen zouden hen daarin moeten helpen: met jobcoaches, ondersteuning op maat. Maar daar zie je dat de huidige middelen tekortschieten, en heerst het idee: ‘Goh, het zijn kansarme jongeren, laten we er ook niet te veel van verwachten.’ Dat is ronduit paternalistisch.”
Leg eens uit.
Amir: “Heel veel besturen zeggen: ‘We willen het pamperen tegengaan.’ Vervolgens geven ze geld aan organisaties die net doen wat die politici in woorden willen bestrijden.”
‘Jeugdwerk mag geen hangmat worden.’
“Kijk, het onderwijs draagt een verpletterende verantwoordelijkheid. Jongeren worden er niet geprikkeld, haken in groten getale af. Er wordt veel te weinig gedaan met het talent dat er is. Daar hebben we het jeugdwerk voor nodig: om mensen uit hun comfortzone te sleuren. Dat doe je niet door te zeggen: ‘Goh, Borgerhout, dat is gewoon moeilijk.’”
“Jeugdwerk moet niet alle samenlevingsproblemen oplossen, maar het mag ook geen hangmat worden. En dat gevoel heb ik soms wel. Omdat er gefocust wordt op kwantiteit in plaats van kwaliteit. ‘Laten we gaan voetballen, dan bereiken we het meeste jongeren!’ Hoe crazy is dat?”
Akkoord, Femke?
Femke: “Wat het onderwijs betreft heeft Amir gelijk. Elke jeugdwerker zal beamen dat de meeste vragen komen over onderwijs en de arbeidsmarkt. Daar moeten veel meer samenwerkingen komen. Er moet ook meer geïnvesteerd worden in jeugdwerk, maar de verdeling van het geld moet eerlijker. In Antwerpen gaat het grootste deel van het budget naar drie jeugdwerkorganisaties. Er zijn tal van kleine werkingen die fantastisch werk doen, maar verzuipen.”
“De focus op kwantiteit in plaats van kwaliteit wordt opgedrongen door het beleid. Het gaat om het aantal bereikte jongeren. Er zijn werkingen die jongeren in een bepaalde positie houden om die budgetten te blijven krijgen.”
‘De focus op kwantiteit in plaats van kwaliteit wordt opgedrongen door het beleid.’
Amir: “Voilà! Je ziet dat aan affiches en flyers. Je hebt organisaties waar 70 procent van de tijd gevuld wordt met voetbal. Voor de duidelijkheid: ik heb niks tegen voetbal. Maar laat jongeren dan op z’n minst zelf het tornooi organiseren, sponsors zoeken, affiches verspreiden, het event in goede banen leiden. Het is daarom dat ik werkingen zoals Bazzz, J100, Speakxout of Fleks een warm hart toedraag. Plaatsen waar jongeren versterkt worden in politieke thema’s, waar genetwerkt en ondernomen wordt en taboes sneuvelen. Dat zijn dingen waar ons onderwijs of pakweg de VDAB onvoldoende op inzetten.”
Even terug naar jullie twee. Toen ik Amir vroeg naar zijn favoriete jeugdwerker, zei hij zonder twijfel Femke. Waarom?
Amir: “Femke was voor ons Den Eglantier, en Den Eglantier heeft ons mee gevormd. Femke was diegene die naar ons geluisterd heeft. Ze stelde zich ter beschikking van ons. Zij deelde haar netwerk, maakte connecties en legde bruggen naar anderen, iets wat ik toen vanuit mijn eigen omgeving miste.”
‘Femke deelde haar netwerk, maakte connecties en legde bruggen naar anderen.’
“Wat ik nu besef, maar als kind niet doorhad: ik ondervond in de praktijk wat ‘door, voor en met jongeren’ precies betekent. Het is de slogan van veel jeugdwerkingen, maar – en daar erger ik me mateloos aan – er zijn héél weinig verenigingen die dat waar maken. Veel organisaties spreken over participatie, maar doen het tegenovergestelde. Als beleidsmakers worden uitgenodigd, worden jongeren plots de mond gesnoerd, wordt voorgekauwd wat ze wel of niet mogen zeggen.”
“Hoeveel jeugdwerkingen hebben mensen in de raad van Bestuur onder de dertig? Of beter: mensen van achttien jaar? Femke heeft ons aangemoedigd om lid te worden van de Raad van Bestuur zodat onze stem gehoord werd binnen het orgaan dat de werking bepaalde. Ik kan daar alleen maar respect voor opbrengen. Ook omdat ze ons nooit beu werd.” (lacht)
Femke: “Er waren nochtans momenten dat ik jullie kotsbeu was (lacht)! Weet je nog, jouw manifest?”
Het manifest
Amir krabt zich even in de haren. Hij weet het niet meer, of doet alsof. Femke geeft aan dat die anekdote absoluut in dit stuk moet. “Het was tijdens een moeilijkere periode”, begint Femke. “De jongens hadden de nooddeur open laten staan en kwamen na sluitingstijd opnieuw binnen. Ze zetten de boel op stelten, staken vuurwerk af, braken dingen af met een winkelkarretje.”
‘Jongeren worden op zoveel manieren uitgesloten en geviseerd, dat je hen niet minder maar net meer ruimte moet geven.’
Maar toen deden Femke en haar collega’s wat ze ook al gedaan hadden toen de elfjarige jongens hun plek opeisten: ze gingen in gesprek. Amir werd aangeduid als woordvoerder en kwam aanzetten met een heuse redevoering. Dat ze zich verveelden en een beetje boos waren. Maar dat ze het ook goed wilden maken. Dat het nu eenmaal wetenschappelijk bewezen was dat jongeren geen zicht hebben op gevolgen op langere termijn.
“Hij was amper begonnen, of mijn hart smolt al”, lacht Femke. “Hij had gewoon gelijk. We moesten ook toegeven dat het toen minder goed draaide in Den Eglantier. We zijn het traject aangegaan. Samen. Als er iets fout loopt, heeft dat ook een reden.”
We zijn opnieuw bij het begin. Bij de kern van goed jeugdwerk. “En dat is samen een plek bouwen waar jongeren tegen de muur kunnen lopen”, besluit Femke. “Zeker in een maatschappij die doordrongen is van discriminatie en racisme, waar jongeren gedwongen worden om in dezelfde lijn te lopen. Kinderen en jongeren worden op zoveel manieren uitgesloten en geviseerd, dat je hen niet minder maar net meer ruimte moet geven.”
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies