Het enthousiasme is groot
Koen Hermans is docent aan de masteropleiding Sociaal Werk en projectleider bij LUCAS, Centrum voor zorgonderzoek, beide van de KU Leuven. Koen is één van de trekkers van de conferentie.De sociaalwerkconferentie is een initiatief van de KU Leuven, UGent, UAntwerpen (masteropleidingen sociaal werk in Vlaanderen). De conferentie krijgt de steun van Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen, Vlaamse opleidingen sociaal werk en Sociaal.Net.
Waarom een sociaalwerkconferentie?
Sociaal werk is een beroep dat sterk onderhevig is aan evoluties in de samenleving. Veel maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed op het sociaal werk en kwetsbare burgers waarvoor het opkomt. Denk aan het rechten- en plichtenverhaal, het opleggen van voorwaarden aan grondrechten, de verschuiving van integratie naar inburgering, vermaatschappelijking van de zorg, vermarkting, persoonsvolgende financiering… Al die evoluties vragen een grondige reflectie over de rol en functie van het sociaal werk. Daarnaast vind ik de intern verbindende functie van zo’n conferentie erg belangrijk. Binnen het sociaal werk is er zoveel verschil dat we elkaar niet goed meer begrijpen. Voor sociaal werk gebruik ik soms het beeld van een stam met vele takken. Als je focust op één tak en gaat specialiseren, dan lijken al die andere takken ver weg. Nochtans hebben al die takken één gemeenschappelijke stam. Als je op die stam focust, wordt het veel evidenter om elkaar te vinden. Dan kan je gemeenschappelijkheid creëren.
En die gemeenschappelijke stam zijn de grondrechten?
De grondrechtenbenadering is inderdaad het gedeelde kader. Dat zit ook in de internationale definitie van sociaal werk. Het sluit bovendien aan bij het klassieke discours over de opdrachten van sociaal werk: mensen tot hun recht laten komen, mensen aan hun rechten laten komen en bouwen aan sociale systemen. Nu noemen we dat empowerment, realiseren van grondrechten en structureel sociaal werk.
‘Frontliniewerkers zijn een belangrijke bron van informatie.’
De voorbereidingen voor de sociaalwerkconferentie zijn volop bezig. Er zijn zeven werkgroepen opgestart met vooral frontliniewerkers, sociaal werkers die actief zijn op dat diverse werkveld in Vlaanderen.
In de eerste fase kiezen we resoluut voor het frontlinieperspectief. Die keuze is belangrijk. Sociaal werkers zien als eersten de gevolgen van maatschappelijke evoluties en nieuw sociaal beleid. Zij moeten zich telkens opnieuw positioneren. Frontliniewerkers zijn voor ons een belangrijke bron van informatie. In een volgende fase gaan we hun ervaringen delen met gebruikersgroepen, beleidsmakers, steunpunten, werkgevers…
Er borrelt wel wat op die werkvloer. De sociaalwerkconferentie komt er aan. Je hebt het Sociaal Werk Actie Netwerk. En gisteren bleek dat 97% van de sociaal werkers een beroepsvereniging willen.
Dat voel ik ook. Het sociaal werk staat onder druk. Of sociaal werkers voelen dat zo. Dat heeft onder meer te maken met het ideologisch discours van een aantal beleidsmakers. Denk aan Antwerpen waar een schepen van sociaal beleid zeer meewarig sprak over dat sociaal werk: vastgeroest, weinig innovatief, niet veranderingsgericht. De idee dat sociaal werkers mensen bevestigen in hun slachtofferrol, wint aan terrein. Sociaal werkers voelen als eersten wat het wij-zij-discours van sommige politici doet met mensen. Daarop reageren ze. Dat is de reden dat er heel wat verzet opborrelt.
Het enthousiasme voor de conferentie is groot.
Voor het intensieve voortraject van de conferentie engageerden meer dan honderd sociaal werkers zich. Dat is mooi. Het enthousiasme is inderdaad groot. De feedback na de eerste bijeenkomst van de verschillende werkgroepen was ook goed. Sociaal werkers hebben het gevoel dat er weinig met hen gesproken wordt. Er zijn weinig plaatsen waar ze hun zeg kunnen doen. En nu kan dat wel. Dat is een belangrijk signaal waar ik wel blij mee ben.
‘Er zijn weinig plaatsen waar sociaal werkers hun zeg kunnen doen.’
Die keuze voor de frontlijn maakt dat het nu nog niet gaat over de kwetsbare burgers met wie sociaal werkers aan de slag gaan.
Klopt. Op dit moment ligt de focus op de sociaal werkers. Maar zoals gezegd, we gaan de resultaten bespreken en bekijken met gebruikers. Er zijn hiervoor onder meer al contacten met het Netwerk tegen Armoede. Maar ik erken dat we hierop sterker moeten inzetten.
Wat moet voor jou het resultaat zijn van de conferentie?
Ik hoop dat de conferentie geen eindpunt maar een beginpunt is. De conferentie kan misschien een start zijn van een tweejaarlijkse ontmoetingsmoment voor sociaal werkers. Maar belangrijker nog: ik hoop dat we na de conferentie de brede stam van het sociaal werk beter in beeld kunnen brengen en vorm kunnen geven. Daarnaast hoop ik dat het sociaal werk – al weet ik niet zeker hoe dit best vorm krijgt – gesprekspartner wordt van de overheid. Is dat een beroepsvereniging of zijn dat organisaties die er expliciet voor kiezen om vanuit die gedeelde stem van het sociaal werk te spreken? Ik wil daar geen uitspraak over doen. Maar het sociaal werk kan wel zijn krachten bundelen om nog meer het grondrechtenperspectief binnen te brengen in het maatschappelijk debat en in de praktijk.
Een bakker is geen beenhouwer
Goedele De Winter was tot voor kort maatschappelijk assistente in een wijkcentrum in Antwerpen-Noord. Sinds een paar weken is ze met pensioen. Ze blijft wel met veel zin en passie voor haar vak deelnemen aan het voortraject van de sociaalwerkconferentie.
Waarom engageer jij je voor de conferentie?
Ik was blij met de oproep voor de sociaalwerkconferentie. We moeten terug zeggen wat sociaal werk is. Wij zijn geen pedagogen of psychologen. Wij zijn maatschappelijk werkers. Dat is een andere discipline. Sociaal werk moet minder zorgen voor mensen, maar meer opkomen voor hun rechten. We moeten zorgen dat kwetsbare burgers hun burgerschap kunnen opnemen. Dat ze goed kunnen wonen, werken en leven. Maar die grondrechten van mensen staan onder druk. Dat luik kan je enkel met structureel werken aanpakken. Vroeger was dat structureel sociaal werk een feit. Doorheen de jaren zijn we dat te veel kwijt geraakt. Nu remediëren we mensen, we zorgen dat ze in het systeem passen. Aan het systeem zelf werken we niet meer. Volgens sommigen mogen we daarover trouwens niets meer zeggen. Maar dan stopt het natuurlijk. Dan kunnen we mensen alleen nog troosten, of erger nog, ze laten accepteren dat ze tweederangsburgers zijn. Ik wil dit aankaarten. Het is de reden dat ik me kandidaat gesteld heb.
‘Grondrechten staan onder druk.’
Het voortraject van de conferentie bestaat uit zeven werkgroepen. Je bent lid van de werkgroep eerste lijn. Hoe was de eerste bijeenkomst?
We waren met veel. Rond de tafel zaten vooral frontliniewerkers. Hun verhalen zijn herkenbaar. De werkdruk ligt overal erg hoog. Er zijn er die gelijktijdig vijftig gezinnen moeten begeleiden. Dat is quasi onmogelijk. Succesvol sociaal werk heeft tijd nodig. Maar die tijd krijgen we niet meer. Vroeger was dat anders. Twintig, dertig jaar geleden werkten wij ook hard, maar toch aan een ander tempo. Nu gaat alles veel sneller. Het is minder op mensenmaat. De tijdsgeest was ook anders. Toen ik begon, waren de commissies van openbare onderstand juist afgeschaft. Van een gunst hadden ze een wet gemaakt. Dat was een hoopgevende periode. Dat is nu wel anders. Er leeft bij sociaal werkers veel machteloosheid. Ik vond het wel jammer dat er ondanks de oproep van de organisatoren geen collega’s met een migratie-achtergrond mee rond de tafel zaten. Een gemiste kans.
Wat moet voor jou het uiteindelijk resultaat zijn?
Het sociaal werk moet zich sterker positioneren. Keuzes maken. Sociaal werk moet terugkeren naar de kern van het beroep. Pas dan word je voor cliënten en overheid betekenisvol. Dan weet de overheid dat je spreekt vanuit een duidelijk beroepsprofiel. Dat je job tot doel heeft om grondrechten van mensen te realiseren, om het beleid te verbeteren. De overheid heeft zo’n partners nodig. Kijk naar het onderwijs. De overheid geeft aan leraars en leraressen het vertrouwen om kinderen te onderwijzen. Zo zou het ook bij maatschappelijk werkers moeten zijn.
‘Er leeft bij sociaal werkers veel machteloosheid.’
Een mogelijk ander resultaat van de conferentie is een beroepsvereniging voor sociaal werkers.
Dat zou mooi zijn. Maatschappelijk werk is een vak. Zo’n vakvereniging kan ons beroep versterken en de relevante maatschappelijke functie geven. Vijfentwintig jaar geleden ben ik naar een studiedag geweest over het spanningsveld tussen het maatschappelijk werk en de advocatuur. Toen al voelde ik dat het sociaal werk onder druk stond. Toen ik vroeger een sociaal verslag opmaakte, had dat waarde voor de arbeidsrechtbank. Daarmee werd rekening gehouden. De laatste tijd mocht ik al blij zijn dat ik als sociaal werker gehoord werd. De advocaten gaan voor. Die verdediging van grondrechten zijn we kwijt. Terwijl dat net de kern is van het beroep. Waarmee ik niet wil zeggen dat vroeger alles beter was. Maar zo’n sociaal verslag is een belangrijk instrument. Alleen moet het wel in goede handen zijn. In de handen van mensen die hun vak kennen. Die opgeleid zijn. Als je dat in handen geeft van mensen zonder beroepsbekwaamheid dan klopt het niet. Een bakker is geen beenhouwer. Het uitgangspunt is toch dat niet iedereen sociaal werker is. Ieder zijn vak.
Reacties [3]
Had er graag deel van uitgemaakt, ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting in opleiding.
“Het uitgangspunt is toch dat niet iedereen sociaal werker is. Ieder zijn vak”.
Een begrijpelijke uitspraak maar deze dient ter wille van het maatschappelijke
samenhorigheidsbelang genuanceerd te worden.
Elk ouder is in principe een sociaal werker en kan dat potentieel ver voorbij de grenzen van het eigen kerngezin vorm geven.
Professionelen, gevormd in sociale agogiek, kunnen kerngezinnen gezinsagogische ondersteuning aanbieden en hen simultaan gevoelig maken voor de noodzakelijkheid van gezinsoverschrijdende maatschappelijke participatie.
Net zoals een pleeg- of zorgouder niet maalt om genetisch verwantschap.
Laten wij als (toekomstige) sociaal werkers een “inganspositie” creëren en, vanuit het samenhorigheidsbelang, onze ervaring en (vak)kennis inzetten en delen om in gevoelen mede vorm te geven aan het verlangen om (vak)bekwaam te worden in (sociaal) gezinswerk, overheen de (eigen) gezinsgrenzen.
Kan me helemaal terugvinden in dit artikel. Knap. Nu de rest ook nog!
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies