Vaagheid troef
De media, maar ook onderzoekers of overheidsinstellingen, schreven al pagina’s vol over eergerelateerd geweld. Maar zelden preciseren ze wat ‘eer’ dan wel wil zeggen.
In zijn recente publicatie ‘Honor related violence’ problematiseert Robert Ermers, turkoloog en arabist verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, die vaagheid. Terecht. Want hoe kan je besluiten of het bij een bepaald misdrijf om eer gaat als je daar geen criteria voor hebt? En hoe kan je eergerelateerd geweld proberen voorkomen als je niet begrijpt wat eer inhoudt?
Moraliteit versus sociale status
Volgens Ermers is eer een universeel concept: de morele reputatie van een persoon of groep.
‘Eer is een universeel concept.’
Moraliteit is niet hetzelfde als sociale status. Sociale status gaat over kenmerken van een persoon die zijn of haar positie in de gemeenschap bepalen, zoals rijkdom, ras, leeftijd, kennis, netwerk of opleidingsniveau. Sociale status brengt macht met zich mee, en bevordert een positief zelfbeeld. Sociale status omvat echter nooit morele elementen.
Je eer of morele reputatie is veel belangrijker dan sociale status. Iemand die gezien wordt als een moreel slecht persoon, waar niemand contact mee wenst en die wordt genegeerd of weggepest, kan nooit sociale status verwerven in zijn gemeenschap.
Ondanks het beeld dat vaak geschetst wordt, is eer dus niet iets dat enkel bij bepaalde, niet-Westerse bevolkingsgroepen voorkomt.
Ermers geeft het voorbeeld van een Amerikaanse politieagent die over zijn collega die ontslagen werd wegens moreel wangedrag zei dat hij het korps oneer had aangedaan. Bij mij komt spontaan het beeld op van hoe collaborateurs na de oorlog bejegend werden.
Geen verband met cultuur of religie
Volgens Ermers wordt er vaak onterecht een verband gelegd tussen eer en cultuur of religie. “Niet culturen of religies, maar gemeenschappen verschillen op vlak van wat zij moreel wangedrag vinden”, vat Ermers het mooi samen in een interview in De Kanttekening.
‘Niet alle Turken hebben dezelfde opvatting over moreel wangedrag.’
Daarom kan je er niet van uitgaan dat bijvoorbeeld alle Turken vanwege hun cultuur dezelfde opvatting hebben van wat moreel wangedrag is, vindt Ermers. “Een jetsetfiguur uit Istanbul vindt het misschien minder erg dat zijn dochter een vriendje heeft dan een Turkse moeder in een Centraal-Anatolisch dorp bij Konya.”
“En niet eens omdat die Turkse moeder dat per se zelf erg vindt, maar meer omdat de mensen in haar omgeving dat vinden en zij de sociale gevolgen vreest voor haar hele familie. Bij beoordeling van iemands moraliteit gaat het immers altijd om de mening van mensen in de sociale omgeving.” Zeggen “In de Turkse cultuur is het zo dat vrouwen dit of dat”, noemt Ermers dus onzin.
Collaboratie
Is je morele reputatie positief, dan kan je meestal wel rekenen op maatschappelijke acceptatie. Pas na geaccepteerd te zijn, kan je een zekere status in de groep verwerven.
Ermers stelt oneer gelijk aan een immorele reputatie als gevolg van wangedrag dat, als buitenstaanders erachter komen, resulteert in een moreel stigma. En een moreel stigma leidt op zijn beurt tot sociale uitsluiting, afwijzing of isolatie. Kortom, tot ‘sociale dood’. Volgens Ermers is dit op zich al een vorm van eergerelateerd geweld.
‘Groepsgenoten raken in paniek door de dreiging sociaal te worden uitgesloten. Geweld lijkt dan soms de uitweg.’
Ermers beschrijft dat een reputatie van immoraliteit (en dus oneer) zich in regel uitspreidt naar de de groepsgenoten. Dus ook naar de onschuldige familieleden van iemand die moreel afwijkt. Niet alleen het individu zelf loopt een stigma op, maar ook de naasten worden erdoor getroffen. Dan wordt gesproken van een ‘associatief stigma’.Goffman, E. (1963), ‘Stigma: Notes on the Management of Spoiled Identity’, Englewood Cliffs, Prentice-Hall.
Kijk opnieuw naar de collaborateurs na de Tweede Wereldoorlog. Ze waren totaal onteerd en hun families met hen. Hun kinderen en kleinkinderen, zelf duidelijk onschuldig, dragen nog altijd het stigma van verrader.
Binnen de context van dit associatief stigma ontstaat het motief voor eergerelateerd geweld. Die naasten of groepsgenoten raken in paniek door de dreiging sociaal te worden uitgesloten. Ze hebben daarom een zeer groot belang bij het voorkomen, inperken en oplossen van het probleem. Geweld lijkt dan soms de uitweg. Dat kan gaan van sociale druk over dreiging, straf en huisarrest, tot gedwongen uithuwelijking, ontvoering en zelfs moord.
Collectiviteit
In zowel de Vlaamse“De term ‘eergerelateerd geweld’ verwijst naar een continuüm van geweldsvormen waarbij het voorkomen of het herstellen van een schending van de seksuele en familiale eer – waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te geraken – het hoofdmotief vormt. Het kan daarbij gaan om de eer van een individu, de familie of de gemeenschap en het geweld kan uitgaan of ondersteund worden door meerdere personen en gericht zijn op meerdere slachtoffers.”als de Nederlandse“Eergerelateerd geweld is elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op (dreiging van) schending van de eer van een man of een vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken.”definitie van eergerelateerd geweld wordt verwezen naar een collectiviteit. Het idee is dat eergerelateerd geweld een specifieke vorm van partnergeweld of familiaal geweld is, omdat het geweld gepleegd wordt vanuit een ‘collectieve mentaliteit’.
‘Collectiviteit is geen vaststaand onderdeel van eer.’
Men bedoelt dat er niet vanuit het individu, maar vanuit de familie of gemeenschap wordt gereageerd op een ‘eerschending’ omdat immoreel gedrag de eer van de familie of gemeenschap aantast.
Die nuance is belangrijk bij criminologisch of forensisch onderzoek naar een geweldsdaad. Indien eer het motief is, kan de ogenschijnlijke dader slechts een pion zijn die de klus in opdracht van de familie of gemeenschap moest klaren.
Collectiviteit is volgens Ermers echter geen vaststaand onderdeel van eer zelf. Volgens hem wordt de morele reputatie van de familie via een associatief stigma aangetast. Ermers ontkent daarom niet dat bij eergerelateerd geweld een collectief element kan meespelen. Net zoals de kinderen en kleinkinderen van de Vlaamse collaborateurs worden uitgesloten: het moreel wangedrag van hun ouders veroorzaakte dit. Het is van groot belang om daar rekening mee te houden.
Zinédine Zidane
Behalve dat hij oneer als moreel stigma klasseert, stelt Ermers in dit boek als nieuw punt dat ook lafheid na een externe belediging of aanval een morele kwestie is.
In sommige gemeenschappen wordt een familie die een gedood medelid niet wreekt als ‘laf’ afgeschilderd. Maar lafheid speelt ook een rol wanneer het om de respons gaat op externe seksuele aanvallen en beledigingen. Ermers suggereert dat de afkeer van lafheid een universeel-menselijke basis heeft.
‘Lafheid is ook een morele kwestie.’
Denk aan de Frans-Algerijnse voetballer Zinédine Zidane. Tijdens zijn laatste match kreeg hij iets toegeroepen over zogenaamd hoerig gedrag van zijn moeder en zuster. Zidane wilde achteraf niet precies herhalen wat er gezegd werd.
Hij reageerde met een kopstoot tegen zijn tegenstander Marco Materazzi, wat hem prompt een rode kaart opleverde. Volgens Ermers moest hij wel reageren. Dat niet doen zou laf zijn en leiden tot een moreel stigma voor al zijn familieleden.
“En wat als Zidane niet gereageerd had?”, vraagt Ermers zich af. Onder het motto ‘Wat niet tegensproken wordt, is waar’, zouden andere mensen die uitspraken over zijn moeder en zus geloven. Met alle sociale gevolgen van dien.
Roddels
Je eer en morele reputatie kan dus ook een knauw krijgen door beschuldigingen en roddels. Het hoeft niet altijd om feiten te gaan.
Wat je ook denkt over Bart De Pauw, er is afgezien van de beschuldigingen nog geen sluitend bewijs geleverd voor zijn wangedragingen. De rechter heeft nog geen oordeel geveld. Toch heeft hij al te maken met sociale uitsluiting. En hij niet alleen. De kinderen en echtgenote van De Pauw en de personeelsleden van Koeken Troef zullen het ook geweten hebben. Ook dat is een associatief stigma.
Feminisme en eergerelateerd geweld
Ermers gaat daarom niet mee in wat hij de ‘feministische’ visie op eergerelateerd geweld noemt. In de klassieke academische feministische theorie is eergerelateerd geweld een van de manieren waarop mannen vrouwen en meisjes onderdrukken. Het patriarchaat is het grote probleem.
Ermers verwijst naar de antropologe Lila Abu-Loghod die hier vooral een westerse kijk op niet-westerse maatschappijen in ziet. Deze kijk houdt volgens haar veel te weinig rekening met de actieve inbreng van vrouwen. De vrouwen worden afgeschilderd als niet meer dan passieve onderdanen, die zelf geen invloed uitoefenen. Of die gebrainwasht zijn om mee te werken aan eergerelateerd geweld. Een voorstelling die niet strookt met de realiteit, volgens Ermers.
Meerdere woorden voor eer
Als linguïst besteedt Ermers ook veel aandacht aan enkele taalkundige aspecten. Zowel het Turks als het Arabisch kennen meerdere woorden voor ‘eer’. Dat zorgt in het Engels en Nederlands voor verwarring.
‘Gebrekkige vertaling zorgt voor tweedeling.’
Om de zaken te vereenvoudigen, maken veel westerse onderzoekers een genderverdeling als het over eer gaat. Die onnauwkeurige vertaling schetst een beeld waarbij mannen voor hun eer afhankelijk zijn van de seksuele kuisheid van hun vrouwelijke gezinsleden. Terwijl die genderverdeling in de praktijk minder nadrukkelijk aanwezig is.
Veel publicaties over eergerelateerd geweld wekken de indruk dat mannen zich niet moeten bekommeren om hun morele reputatie op seksueel gebied. Mannen zouden op seksueel vlak mogen doen wat ze willen, vrouwen moeten kuis zijn. Dat is volgens Ermers veel te kort door de bocht. Onze gebrekkige vertalingen zorgen voor een tweedeling, waar zowel het Turks als het Arabisch veel meer nuance en mogelijkheden toelaten.
Lessen voor hulpverlening
Ermers is er niet op uit eergerelateerd geweld te verdedigen, noch om te ontkennen dat de rechten van vrouwen en meisjes in veel landen ter wereld geschonden worden. De bedoeling van het boek is helderheid scheppen in het kluwen aan veronderstellingen, stereotypen, definities en begrippen rond eer en eergerelateerd geweld. Hij probeert ons een model en handvatten te bieden, gebaseerd op bestaand onderzoek.
‘Eer is niet ‘iets allochtoons’, maar een universeel menselijk gegeven. Het eermotief kan ook spelen bij autochtonen die de term nooit gebruiken.’
Liever dan migranten van ‘achterlijkheid’ te beschuldigen of in stereotype hokjes onder te brengen moeten we geval per geval bekijken. De hamvraag is dan waarom mensen eer als argument gebruiken om te dreigen met geweld of effectief geweld gebruiken.
Het helpt ons als we weten dat eer niet ‘iets allochtoons’ is, maar een universeel menselijk gegeven. Ook is het is belangrijk om te doorzien dat het eermotief kan spelen bij autochtonen die de term ‘eer’ nooit gebruiken maar er wel naar handelen. We moeten met alle betrokkenen naar een vredevolle oplossing zoeken.
Gepest
Een voorbeeld. Een Koerdisch meisje wordt gepest nadat haar volwassen nicht met een Nederlander ging samenwonen. Ermers schrijft dat de aandacht van hulpverleners en politieagenten niet enkel naar de volwassen nicht mag gaan.
Natuurlijk is zij een vrije vrouw, die kan samenwonen met wie ze wil. Maar toch kan de impact van haar keuze enorm groot zijn voor haar familieleden.
‘Er zijn wel degelijk criteria.’
De vrijheid van deze vrouw erkennen, betekent niet dat de hulpverlening geen oog moet hebben voor het lijden van haar omgeving. Of wij ongehuwd samenwonen nu een schande vinden of niet, binnen haar gemeenschap heeft het consequenties. Haar keuze maakt onbedoelde slachtoffers, zoals minderjarige kinderen. Net zoals de kinderen van collaborateurs lijden onder de keuzes van hun ouders.
Uiteraard moeten (potentiële) slachtoffers beschermd worden en met de nodige zorg worden omringd. Maar het is even belangrijk om te begrijpen dat zij die geweld gebruiken of ermee dreigen of er zelfs nog maar van verdacht worden, recht hebben op een eerlijk en niet-vooringenomen onderzoek en berechting.
En er zijn wel degelijk criteria die je objectief kan onderzoeken en waar je vragen over kan stellen. Je kan in de context van eergerelateerd geweld zaken weerleggen of staven. Dat toont Ermers goed aan in dit boek.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies