Not done
Begeleiders in de gehandicaptenzorg missen methodieken en vaardigheden om in te spelen op de veranderende fysieke en psychische noden van de ouder wordende bewoner. De ondersteuning is van oudsher gericht op jonge, actieve cliënten. ‘Aging in place’ daagt de organisaties uit aanpassingen te doen op vlak van infrastructuur.
‘De geesten zijn gerijpt.’
Samenwerken met de ouderenzorg werd lang beschouwd als ‘not done’. “Je stuurt de oudjes weg. Dat doe je toch niet? Dit draagt toch niet bij aan hun kwaliteit van bestaan?”
Bovendien zorgden vooringenomenheid en slechte ervaringen ervoor dat de ouderenzorg geen begeerde samenwerkingspartner was. Er zou een gebrek aan expertise zijn, medewerkers hebben nog te vaak de neiging om anderen te helpen, te ‘pamperen’, en in anderen hun plaats problemen op te lossen. Bovendien is er te weinig gekwalificeerd personeel.
Medewerkers in de zorg voor mensen met een beperking zijn gespecialiseerd in die zorg, en doen dat heel goed. Nieuwe problematieken vragen nieuwe en andere vaardigheden. Personeelsleden moeten dus bereid zijn zich bij te scholen.
Ondertussen zijn de geesten gerijpt. Onze ervaring in Kortrijk leert dat ouderenvoorzieningen wel degelijk bereid zijn om ouderen met een verstandelijke beperking te ondersteunen. Daarom pleiten we voor enige zelfkritiek: binnen de gehandicaptenzorg doen we niet alles per definitie beter.
Den achtkanter
In den achtkanter, een voorziening voor volwassenen met een verstandelijke beperking of een niet-aangeboren hersenletsel, merkten we een toenemende vergrijzing bij bewoners. We gingen op zoek naar een inclusieve benadering van het probleem en kwamen tot een formele samenwerking met een actor in de ouderenzorg.
Die samenwerking moest uitmonden in een versterking van inclusie, kwaliteit van bestaan en volwaardig burgerschap. Ook mensen met een beperking willen lang in hun thuisomgeving blijven wonen.Warnez, J., Seynaeve C. en Schepens, N. (red.) (2012) Oud, niet out! Over ouderen met een beperking en inclusie, Antwerpen-Apeldoorn, Garant.
We kwamen tot een samenwerking met woonzorgnetwerk vzw Sint-Vincentius. Daar zagen we heel wat overeenkomsten inzake visie en beleid. Zij kiezen net als wij voor een inclusieve benadering, een buurtgerichte werking voor alle ouderen.
Bij hen konden we terecht voor thuisverpleging, zorgcoördinatie en outreach. Er was de uitgesproken intentie om expertise te verwerven en uit te wisselen. Tot slot was er ook het buikgevoel dat dit de juiste partner was.Warnez, J. en Schepens, N. (2010). ‘Inclusieve ondersteuning van ouderen met verstandelijke beperkingen: een aanzet tot good practice’, Tijdschrift voor Welzijnswerk, 35 (315), 30-38.
Visie
De buurtgerichte visie en werking van Sint-Vincentius gaven uiteindelijk de doorslag. Via allerlei functionele samenwerkingsverbanden geeft den achtkanter ouderen de kans om zo lang mogelijk in hun eigen woning en vertrouwde buurt te blijven wonen. Zo blijft het contact met het natuurlijke of bestaande netwerk behouden.
Beide organisaties zijn overtuigd dat alleen samenwerking de beste ondersteuning in de woon- of thuiscontext kan garanderen die leidt tot ‘quality of life’.
Concreet kiest den achtkanter er niet voor om zelf gespecialiseerde verzorg- en verpleegkundige competenties te verwerven. Wel kiezen we ervoor om gespecialiseerde thuiszorgdiensten en paramedici, die beschikbaar zijn voor alle burgers in de samenleving, bij ons binnen te halen. Zo kunnen we ‘aging in place’ zo lang mogelijk garanderen.
Diversiteit
Geen van beide organisaties wou afzonderlijke of gespecialiseerde leefgroepen voor ouderen met een verstandelijke beperking. Den achtkanter opteert voor heterogeniteit, ook in de groepswoningen. Jongeren leven er samen met oudere bewoners, zwakkere met sterkere cliënten.
Het is een stimulans om van elkaar te leren. Wat voor de één niet meer mogelijk of haalbaar is, kan voor de ander een stimulans zijn om deze persoon te helpen en vaardigheden te ontwikkelen of te behouden.
‘Cliënten leren met diversiteit omgaan.’
Bovendien weerspiegelt deze samenstelling de diversiteit in de samenleving. Dat biedt kansen om met deze diversiteit te leren omgaan en zich solidair op te stellen tegenover medebewoners. Het zijn net deze vaardigheden en attitudes die nuttig zijn wanneer mensen een plek moeten vinden in de samenleving.
Sint-Vincentius opteerde evenmin voor een aparte leefgroep, maar voor een integratie van mensen met een verstandelijke beperking in de bestaande afdelingen. Zo zal Jacques, wanneer hij niet meer in onze groepswoning kan blijven omdat hij dementeert, opgenomen worden in de wooneenheid van het woonzorgcentrum die het beste aansluit bij zijn leefwereld. En Simonne zal vanuit haar behoefte aan fysieke ondersteuning een plaats krijgen in de afdeling waar ze de beste ondersteuning krijgt. Ook al gaat het in beide situaties om ouderen met een verstandelijke beperking.
Professionaliteit verhogen
De samenwerking focust niet op de gewone zorg- en ondersteuningsfuncties. Wel op zorgbemiddeling, zorgcoördinatie, toeleiding tot andere diensten, monitoring en evaluatie. Er is expertise-uitwisseling en –ontwikkeling in beide richtingen.
Niet alleen vormingsinitiatieven, maar ook deelname van een medewerker aan het multidisciplinair teamoverleg van de andere organisatie brengt bijkomende expertise en inzichten in het eigen team. Dit draagt dan weer bij tot een betere omschrijving van de zorgvraag en dus meer kwalitatieve ondersteuning.
Het is belangrijk om deze acties in samenspraak tussen beide partners te ontwikkelen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld bijdragen tot het transitieproces van een medisch model naar een sociaal-inclusief model, in de overwegend medische en vanuit dysfuncties denkende ouderenzorg.
‘De kloof tussen beide wordt kleiner.’
We willen de professionaliteit in beide organisaties verhogen, zonder de specifieke expertise af te bouwen. We creëren hierdoor een grotere agogische competentie bij de medewerkers van het woonzorgcentrum en een ruimere medische en verpleegkundige competentie bij de medewerkers van de groepswoningen. Zo wordt de kloof van kennis en kunde tussen beide kleiner.
Thuiszorg of opname?
Samenwerking rond een ouder wordende cliënt start bij een veranderende zorgvraag. Samen met het team van Sint-Vincentius wordt gezocht naar het beste antwoord.
Medewerkers van het woonzorgcentrum zorgen voor ondersteuning, vorming of bieden handvaten voor onze medewerkers. Soms wordt thuiszorg of intensieve ambulante begeleiding ingeschakeld. Gezamenlijk teamoverleg evalueert de geboden zorg en ondersteuning.
‘Teamoverleg evalueert de zorg.’
Wanneer de zorgvraag wijzigt omwille van dementie of een andere medische problematiek, kan de zorg en ondersteuning soms niet langer thuis geboden worden. Dan volgt een opname in een woonzorgcentrum. Daarbij doen we bij voorkeur een beroep op onze partners.
Sint-Vincentius garandeert, mits een aantal criteria, opnameprioriteit voor onze cliënten. Al wordt ten allen tijde de keuze van de gebruiker gerespecteerd. De overgang naar het woonzorgcentrum wordt in overleg met de bewoner en zijn netwerk geleidelijk voorbereid.
Na opname is het aan ons om onze inzichten en expertise in het ondersteunen van mensen met een verstandelijke beperking ter beschikking te stellen van het woonzorgcentrum. Op die manier blijft de ondersteuning van de bewoner zo optimaal mogelijk.
Jacques
Jacques is 70 jaar en woonde tot voor kort in ’t Nest, één van de huizen van den achtkanter. Wanneer hij bij een val zijn heup breekt, verblijft hij wekenlang in het ziekenhuis. Eens terug thuis is Jacques niet meer de oude. Zijn fysieke en mentale toestand gaan achteruit. Hij is af en toe verward, heeft meer medische zorg nodig en is vaak humeurig.
‘Jacques kon nog twee jaar in zijn omgeving wonen.’
Thuisverpleegkundigen geven aan dat Jacques eerder in een woonzorgcentrum hoort. Wij vinden dat hij hier nog niet aan toe is. We denken dat hij zijn vriendin, zijn moeizaam verworven sociaal netwerk en zijn vertrouwde stek niet wil verlaten. Daarom zoeken we binnen onze mogelijkheden naar de best mogelijke ondersteuning.
We missen echter inzicht in de psychische problematiek van Jacques. Is er sprake van dementie? Welke hulpmiddelen kunnen we inzetten? De deelname van de zorgcoördinator van Sint-Vincentius aan onze teambesprekingen en een interne vorming rond dementie leveren ons heel wat kapstokken op. Op deze manier kon Jacques nog twee jaar in zijn vertrouwde omgeving wonen.
Opname
Na een nieuwe val en een delicate kaakoperatie heeft Jacques nood aan één-op-één-ondersteuning bij maaltijden en verplaatsing. Zijn verwardheid, gestoorde tijdsoriëntatie en slaapproblemen vragen om een actieve nachtdienst, terwijl er slechts een slapende waak aanwezig is.
‘Jacques krijgt de ondersteuning die hij verdient.’
Na overleg met Jacques en zijn netwerk, wordt een opname in het woonzorgcentrum van Sint-Vincentius georganiseerd. Het is nu aan ons om het team daar te ondersteunen. Hoe kunnen zij de zorgvragen die gelinkt zijn aan de mentale beperking van Jacques het best beantwoorden?
Het woonzorgcentrum ligt in de buurt van waar hij vroeger woonde. Zijn vroegere huisgenoten en zijn vriendin komen geregeld op bezoek. Hij kan deelnemen aan activiteiten die wij organiseren. Zo vierde hij bij ons zijn 70ste verjaardag. Hij geniet van elk bezoek, toont trots zijn kamer, vertelt over wat er gebeurt in het woonzorgcentrum, haalt herinneringen op van ’t Nest, geniet van elke ontmoeting.
Jacques krijgt de ondersteuning die hij verdient. Hij geniet als volwaardig burger van zijn oude dag.
Evaluatie
Sinds 2010 waren een twintigtal bewoners van den achtkanter in de samenwerking betrokken. Acht cliënten verhuisden naar het woonzorgcentrum, waarvan er ondertussen al enkele zijn overleden. Op dit ogenblik wordt er outreachend ondersteuning geboden voor vier bewoners. Er is voor twee bewoners nachtverpleging voorzien en er verblijven drie bewoners in het woonzorgcentrum.
We werken ook mee aan een Europees uitwisselingsproject, TRIADE (Training for Inclusion for Ageing people with Disabilities by Exchange), waarin zes Europese landen goede praktijken met betrekking tot intersectorale samenwerking uitwisselen. Die uitwisseling heeft geleid tot een oplijsting van knelpunten en geeft een aanzet tot aanpassing van beleid en opleiding.
Hogeschool Gent onderzoekt de kritische succesfactoren van intersectorale samenwerkingsverbanden in Vlaanderen rond zorg en ondersteuning van ouder wordende mensen met een verstandelijke beperking. We krijgen steun van het project ‘Zilver aan zet’, waarin Cera en LUCAS (KULeuven) samenwerken rond innovatieve, lokale projecten voor kwetsbare ouderen.
Elk jaar wordt de samenwerking tussen den achtkanter en Sint-Vincentius geëvalueerd. Bij beide partners is er een goed gevoel. Iedereen waardeert de bereidheid, openheid en beschikbaarheid van de andere partij. Initieel lag de focus op samenwerking rond individuele cliënten. Ondertussen is dit geëvolueerd naar samenwerken aan een continue, samenhangende, inclusieve zorg voor oudere bewoners.
Meerwaarde
De complementariteit van de expertise van medewerkers is een belangrijke meerwaarde. Den achtkanter kan zich ten volle richten op de handicapspecifieke expertise. Het woonzorgcentrum wordt gesteund bij de transitie van een medische naar een sociaal-inclusieve benadering.
We voelen intuïtief aan dat deze praktijk van samenwerking bijdraagt tot de drie doelen die we bij de start stelden. We wilden met de samenwerking bijdragen tot de kwaliteit van leven van ouderen met een verstandelijke beperking. Op organisatieniveau wilden we werken aan de professionalisering van medewerkers. Op niveau van de samenleving wilden we een meer inclusief beleid realiseren.
En het netwerk?
Samenwerking met de ouderenzorg is voor ons als organisatie een evidentie geworden, net als voor de familie van onze cliënten.
Vaak werd jaren geleden bij de opname aan ouders beloofd dat de organisatie ten allen tijde voor hun kind zou zorgen. Ze verwachtten dat hun volwassen kind in de groepswoning zijn oude dag kon slijten, tot aan zijn levenseinde. Het was geen evidentie om het netwerk, dat intussen bestaat uit broers en zussen, te overtuigen van de meerwaarde van de andere koers.
‘Goede informatie helpt het netwerk.’
Daarom is een goede samenwerking met de familie heel belangrijk. Bij een wijzigende zorgvraag moeten we hen snel informeren en nauw betrekken. Ze maken kennis met de diensten waarmee samengewerkt wordt. Dit wekt vertrouwen.
Goed geïnformeerd zijn, helpt het netwerk om de gewijzigde zorgvraag en zo nodig de andere woonvorm te aanvaarden. De familie ervaart dat de ondersteuning in het woonzorgcentrum beter aansluit bij de zorgvraag van hun broer of zus.
Inclusieve medewerker
Samenwerken aan kwaliteit van bestaan en inclusie kan niet zonder de informele zorg te betrekken. Ook het werken met ouderen is aan herwaardering toe.
Er is daarom nood aan een nieuw competentieprofiel voor de ‘inclusieve’ medewerker. Deze heeft competenties, attitudes en een ‘mindset’ om goed te zorgen voor de bewoner. Tegelijk heeft hij oog voor het burger-zijn van de cliënt.
Dit nieuwe profiel heeft implicaties voor de opleiding van sociale professionals. Inhoud en methodiek van de opleidingen en levenslange leerprojecten moeten hierop aansluiten. Dit geldt ook voor alle beleidsniveaus: in de organisaties, lokaal, nationaal, in de regelgeving, inzake tools voor personeelsbeleid en kwaliteitsindicatoren.
Eens dit geïmplementeerd is, hebben we opnieuw één van de vele stappen gezet richting meer inclusieve ouderenzorg voor mensen met een verstandelijke beperking.
Reacties [6]
Niemand kan tegen inclusie zijn of tegen samenwerking over de verschillende zorgactoren heen. Gaat het nu psychiatrische zorg of om ouderenzorg. We moeten zeker in de zorg voor personen met een handicap meer gebruik maken van expertise buiten de muren van de voorzieningen. Niemand is in staat om alles (aan) te kunnen . Maar laat het aub geen doel op zich worden.
Zelf heb ik toch enkele kanttekeningen te plaatsen bij de evolutie om oudere/dementerende personen met een handicap over te plaatsen naar de WZC .
Mensen die dementeren uit hun vertrouwde omgeving halen is een evolutie die me toch wel zorgen baart. Natuurlijk vraagt deze zorg, zeker wanneer er steeds meer medische problemen bij komen , extra inspanningen en druk op de organisatie. Maar hier moet men als voorziening op kunnen anticiperen. Het netwerk zal deze bezorgdheid verwoorden maar de ouderen met een handicap kunnen dit jammer genoeg in het laatste stadium niet meer uitdrukken.
Een zeer relevant artikel, dat strookt met de huidige inzichten over effectieve strategieën om de levenskwaliteit van deze ouderen te verbeteren. Wel blijft de uiteindelijke keuze van de oudere om al dan niet te verhuizen toch een zeer belangrijk aspect: ouderen met een verstandelijke beperking hebben al te vaak zo weinig in te brengen. En is het uitwisselen van expertise cruciaal, zeker als een integraal sociaal beleid vorm krijgt.
Mijnheer Leus,
Da’s inderdaad dé toekomst.
En dan ook nog gemeenschappelijke diensten samenbrengen (zorgcampussen), om ze te delen: logistiek (keuken, wasserij, vervoer, I.T. aankoop), algemene lichaamsverzorging (manicure, pedicure, kapper,…) en courante medische ondersteuning (tandzorg, huisarts, kine). Zo wordt de toekomst betaalbaar.
Europese uitwisseling ter zake leidde tot reeks lessons learned en ‘suggestions for future actions’ – zie http://triadeproject.eu/wp-content/uploads/2017/10/171031-TRIADE-FINAL-THEMATIC-REPORT.pdf
Top initiatief. Samenwerking loont echt. Ontschotting geeft ontegensprekelijk een toegevoegde waarde voor de cliënt. Co – creatie inspireert.
Op weg naar één decreet voor personen met zorgnood. Geen onderscheid meer inzake beleid voor personen, jongeren en volwassenen met handicap, ouderenzorg of mensen met psychiatrische zorgnood. Eén toegangspoort inzake objectivering van de zorgnood via multididisciplinaire inschalingteams, ondersteund door één Verwijzersplatform. Éen financieringssysteem dat geen onderscheid meer maakt inzake leeftijd of oorzaak van de zorgnood.
Een globaal integraal sociaal beleid voor personen met nood aan info, begeleiding, zorg, hulpmiddelen wegens een handicap, beperking of functieverlies.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies