Een gevoelige kwestie
Wie sociaal werk zegt, zegt vertrouwen. Want enkel mensen die je vertrouwt, laat je toe in je leven. Kwetsbare mensen die hun verhaal in handen leggen van sociale professionals, moeten het gevoel hebben dat het daar veilig bewaard wordt. Anders sluiten ze zich verder op in een wereld van onbeantwoorde vragen en duiken verborgen gevoelens nog dieper weg.
“Wie sociaal werk zegt, zegt vertrouwen.”
Logisch dus dat opleidingen sociaal werkers in spe trainen om vanuit dit vertrouwen een waardevolle band te smeden met hun cliënten. Vanuit dat vertrouwen kunnen ze samen aan de weg timmeren.
Wie beter dan cliënten zelf kunnen daarover getuigen? Shauni vertelt hoe ze als kind van vechtscheidende ouders terecht kwam in een bezoekruimte. Ze was zelf geen vragende partij en was wantrouwig. Toch bouwde ze samen met haar begeleiders geduldig aan de vertrouwensrelatie. Wat volgde was een toekomst met nieuwe kansen.
Juridisch verankerde hoeksteen
Ook de wetgever erkent het belang van die vertrouwensrelatie. Professionals mogen de geheimen die hen toevertrouwd worden niet doorvertellen aan anderen. Dat is niet enkel een gewetenskwestie. Op de schending van het beroepsgeheim staan stevige straffen.
Juriste Annemie Van Looveren van het Steunpunt Mens en Samenleving (SAM) onderstreepte met recht en reden het belang van dat beroepsgeheim. Geen zinvol sociaal werk zonder beroepsgeheim. Beroepsgeheim is een fundament van sociaal werk, geen ornament.
Zwijgen of confronteren?
Maar ze plaatste meteen de nodige spanning op het debat. Want moeten gezondheidswerkers of sociale professionals dan onvoorwaardelijk de lippen op elkaar klemmen?
Kiezen voor je cliënt, valt niet altijd samen met kritiekloos zijn pad volgen. Sociale professionals moeten durven confronteren. Want door ronduit te zeggen dat je bepaalde gedragingen of uitlatingen niet accepteert, zet je je vertrouwensrelatie niet noodzakelijk op het spel. Integendeel, die confrontatie kan een negatieve spiraal doorbreken. Het leert mensen dat hun persoonlijke keuzes altijd een plaats moeten krijgen binnen een aanvaardbare maatschappelijke context.
Voorzichtig maar doordacht
Straathoekwerkster Nancy getuigde hoe ze met vallen en opstaan een sterke band opbouwde met een vluchtelingengezin. Het werd moeilijk toen ze vaststelde dat de moeder, ten einde raad, gewelddadig kon uithalen naar haar kind. Nancy twijfelde niet en ging de confrontatie aan door duidelijk te maken dat dit gedrag niet door de beugel kon. Daar moest en zou rond gewerkt worden. Niet alleen voor het welzijn van het kind, maar ook voor het welzijn van de moeder.
Nancy vertelt hoe ze voorzichtig maar doordacht aan de slag ging. Enkele maanden later stelt het gezin het goed. Politie of parket moest niet tussenkomen. Nancy confronteerde binnenskamers en schond de precaire vertrouwensrelatie niet. Maar toegegeven, het was op eieren lopen.
Naar het parket
Soms loopt het anders en krijgen sociale professionals een bedreigende situatie toch niet onder controle. Of een cliënt blaast een gesprek op en eindigt met de boodschap dat hij zijn ex-partner die avond om het leven zal brengen. Wat doe je dan?
“Soms krijg je een bedreigende situatie niet onder controle.”
Schatten sociale professionals in dat de veiligheid van hun cliënt of anderen in gevaar is, dan kunnen ze afwegen om het beroepsgeheim te doorbreken en informatie die de cliënt hen toevertrouwde te delen met bijvoorbeeld politie of parket. Ze handelen dan in het belang van de samenleving, wetend dat de vertrouwensrelatie met de cliënt op het spel gezet wordt.
Cliënt en collega’s
Het spreekt voor zich dat zo’n afweging niet evident is. Verschillende sprekers en getuigenissen vanuit de zaal wijzen op enkele cruciale elementen bij deze afweging.
Beslis je als hulpverlener om je beroepsgeheim te doorbreken, communiceer dan daarover met je cliënt. Of beter nog: bespreek al bij de start van het begeleidingstraject dat, ondanks je beroepsgeheim, er in uitzonderlijke omstandigheden zonder instemming van de cliënt toch informatie gedeeld kan worden met derden, onder andere het parket. Al blijft het moeilijk om zo’n regels vast te beitelen. Elke beslissing is maatwerk op basis van de unieke situatie waarin je je bevindt.
Onder druk
Praten of niet, informatie delen of niet: dat besluit komt zelden uit de lucht gevallen. Al is het wettelijk gezien de taak van de individuele hulpverlener om die beslissing te nemen, toch moet hij voldoende ruimte krijgen om af te wegen. De samenleving moet vooral veel vertrouwen uitstralen over het feit dat de hulpverlener competent is om de juist beslissing te nemen.
“De sociale professional staat er niet alleen voor.”
Daar knelt vandaag het schoentje. Maatschappelijke tendensen, zoals de nadruk op aansprakelijkheid en de toenemende vragen over terrorisme, veiligheid en familiaal geweld, kunnen die beoordelingsruimte onder druk zetten.
Collegiaal overleg helpt
Nog een cruciaal inzicht. Het is de sociale professional zelf die moet beslissen of hij al dan niet het beroepsgeheim verbreekt. Toch staat hij er niet alleen voor.
CAW-medewerker ‘kwaliteit en deontologie’ Mia Straetmans getuigt hoe collegiaal overleg en een open organisatiecultuur, waarin medewerkers zich kwetsbaar kunnen opstellen, helpen om deze moeilijke beslissing te nemen. Vergeet dus niet om je twijfels en overwegingen voor te leggen aan je team. En noteer de stappen die je zet in een dossier. Zo kun je aantonen dat je professioneel gehandeld hebt.
Parket aan het woord
Hoe kijkt de andere kant, het parket, naar deze kwestie?
Parketmagistraten zijn geen hulpverleners. Het is evident dat ze andere doelstellingen en accenten naar voor schuiven. Zo vindt de Antwerpse parketmagistraat Mario Wijns het geen goed idee dat sociale professionals aan hun cliënten vertellen dat ze van plan zijn om het beroepsgeheim te doorbreken en informatie over te dragen aan het parket. Een cliënt die dat weet, kan het gerechtelijk onderzoek hinderen, bijvoorbeeld door te vluchten of bewijsmateriaal te vernietigen.
“Parketmagistraten zijn geen hulpverleners.”
Er is op zich niets mis met dat wezenlijke verschil tussen sociale professionals en parketmagistraten. Ieder zijn job. Toch ziet de magistraat hier een goede evolutie. Het wederzijds respect voor deze verschillen groeit.
Gunstige evolutie
Vroeger stonden parket en hulpverlening veel scherper tegenover elkaar. Of erger nog: ze meden elkaar als de pest. Cruciale informatie werd achtergehouden. Verschillende professionals werkten naast elkaar. Dat levert alleen maar verliezers op.
Casusoverleg zoals CO3 of het protocol van moed brachten sociale professionals en parket gestructureerd en doordacht samen rond de tafel. Ze leerden elkaar kennen, maakten werkbare afspraken en raakten op elkaar afgestemd. De ervaring toont dat in complexe zaken van familiaal geweld het respectvol en transparant delen van informatie het verschil kan maken. Zo raken alle gezinsleden uit een negatieve spiraal.
Niet alles zelf oplossen
Deze parketmagistraat hoopt dat dit de voorbode is van een vlottere informatieoverdracht. Het verdient alle lof dat sociale professionals alle registers opentrekken om op eigen houtje complexe en soms risicovolle problemen op te lossen. Maar soms lukt het gewoon niet alleen.
“Vaak wordt te laat bij het parket aangeklopt.”
Door sneller aan te kloppen bij het parket, kunnen nieuwe deuren opengaan. Wijns stelt vast dat sociale professionals weinig en vooral te laat bij hem aankloppen. Pas wanneer verdere hulpverlening quasi onmogelijk is, wordt het parket ingeschakeld. Als een soort van laatste redmiddel.
Veel te verliezen
Daar wordt niemand beter van. In geëscaleerde situaties zijn de manieren waarop het parket kan ingrijpen beperkt. De druk om repressief tussen te komen, is groot. Door het lange zwijgen van de sociale professional, kunnen er nieuwe slachtoffers vallen. Het zou niet de eerste keer zijn dat een sociale professional veroordeeld wordt voor schuldig verzuim.
Door dat getalm en getwijfel zetten sociale professionals de geloofwaardigheid van hun beroepsgroep op het spel, vindt parketmagistraat Wijns. De samenleving accepteert niet langer dat de sociale professional risicovolle situaties in gezinnen of buurten ziet, zonder ze kenbaar te maken aan het parket.
Vastklampen aan beroepsgeheim
Volgens magistraat Wijns heeft die terughoudendheid veel te maken met een overdreven vastklampen aan het beroepsgeheim. Sociale professionals vrezen dat zo’n informatieoverdacht verdere hulpverlening onmogelijk maakt.
“Ook geloofwaardigheid van de stiel staat op het spel.”
Maar klopt dat wel? Ex-gebruiker van de bezoekruimte Shauni is best geplaatst om dat te beoordelen. Stel dat ze als kind aan haar individuele begeleider toevertrouwde dat haar zusje het slachtoffer was van familiaal geweld. Stel dat de begeleider besloot om die informatie over te dragen aan het parket, waarop een uithuisplaatsing van haar zusje volgde? Zou de vertrouwensrelatie daarmee opgeblazen zijn?
Vertrouwen niet eeuwig geschonden
Volgens Shauni zou de relatie op korte termijn zeker moeilijker verlopen. Begeleider en kind zouden samen manieren moeten zoeken om dat vertrouwen te herstellen. Maar goede en eerlijke communicatie en verantwoording kunnen de vertrouwensrelatie herstellen. Zeker indien over die mogelijkheid tot informatieoverdracht vooraf open gecommuniceerd werd.
Meer nog, Shauni schat in dat ze het achteraf haar begeleider kwalijk zou nemen mocht hij met die informatie niets gedaan hebben. Zo’n authentieke getuigenis biedt stof tot nadenken.
Stereotype kijk op justitie
De terughoudendheid bij het schakelen tussen sociaal werk en justitie heeft ook te maken met een stereotype kijk op justitie. Sociale professionals vrezen dat bij informatieoverdracht bedreigde kinderen uithuisgeplaatst zullen worden. Of dat hun cliënt in de gevangenis terecht zal komen. En daar wordt hij niet beter van. Het parket zo lang mogelijk op afstand houden, is dan de logische strategie.
“Parket kan ook beslissen om niet tussen te komen.”
Maar ook hier is de realiteit meer genuanceerd. Geïnformeerde parketmagistraten kunnen ook beslissen om voorlopig niet justitieel tussen te komen. Ze geven een hulpverleningstraject alle kans op slagen. Escaleert de situatie toch, dan kunnen ze sneller en beter geïnformeerd tussenkomen. Door het parket in te schakelen, kunnen sociale professionals soms langer aan de slag blijven met hun cliënten.
Ogen en oren van justitie
Hiermee doet deze magistraat een bevlogen oproep voor sneller overleg en vlottere samenwerking met het parket. Vanzelfsprekend reageert een alerte zaal. Want als sociale professionals ondoordacht gehoor geven aan die oproep, kunnen ze geïnstrumentaliseerd worden tot de ogen en oren van politie en justitie.
“Onderschat de macht van justitie niet.”
Ook professor Johan Put waarschuwde hierover in zijn afsluitende bedenkingen. Beroepsgeheim en delen van informatie gaan over machtsverhoudingen. Onderschat de macht van justitie niet.
Lokale integrale veiligheidscellen
Kijk maar naar de wijze waarop sociale professionals vandaag ingezet worden in lokale integrale veiligheidscellen. Van buurtwerkers en straathoekwerkers wordt verwacht dat ze politie en parket de weg wijzen naar radicaliserende jongeren, zo vertelt een jeugdwerker.
Dat is verre van evident. Niet alleen omdat niemand het antwoord weet op de vraag hoe je zo’n radicaliserende jongeren moet identificeren. Ook omdat niemand kan zeggen wat er met die informatie die je doorgeeft gebeurt. Maar vooral omdat zo’n informatieopdracht de opbouw van een vertrouwensrelatie in de weg staat. Hulpverleningstrajecten die net radicalisering moeten helpen voorkomen, hebben dan al bij voorbaat geen kans op slagen.
Eis duidelijkheid van jezelf en anderen
Dat is geen oproep om sociale professionals weg te trekken uit zo’n overleg. Het is vooral een oproep om als sociale professionals de eigen identiteit te bewaken en de reden waarom ze in zo’n lokale integrale veiligheidscel zitten scherp te krijgen. Overweeg samen met je team onder welke voorwaarden je hieraan zinvol kan meewerken. En zal je hierover open communiceren met je cliënten?
“Dit is vooral een oproep om de eigen identiteit te bewaken.”
Het is ook een oproep aan het adres van het overleg zelf. Dat moet, net als bijvoorbeeld CO3 bij intrafamiliaal geweld, transparant en kwaliteitsvol zijn. Dat impliceert onder meer dat deelnemende partners weten wat van hen verwacht wordt en wat er verder gebeurt met de informatie die ze overdragen. Indien dat schimmig blijft, blijf je beter weg van dergelijke tafels.
Niet het laatste studiemoment
Beroepsgeheim beroert de gemoederen. Vandaar dit veelzijdig en geanimeerd studiemoment. En het laatste woord is daarover nog niet gezegd.
En maar goed ook. Door maatschappelijke tendensen staat het onderwerp bovenaan de agenda. Het is aan alle betrokken partners om het hete hangijzer aan te vatten. Willen sociale professionals niet achter de feiten aan hollen dan moeten ze assertief deelnemen aan dit debat. Zo kunnen ze er mee voor zorgen dat ondanks terreur, onveiligheid en de drang naar risicoreductie onze samenleving niet uit de bocht vliegt.
Reacties [4]
Goed artikel. Maar wat ik concreet toch mis in dit theoretisch debat: de integrale veiligheid van de hulpverlener, die in het kader van zijn beroepsgeheim verplicht is om een gevaarsituatie te melden. Dit weloverwogen doet. Volgens alle protocollen die voorhanden zijn. Maar dit niet aan de cliënt kan melden, dat hij/zij de vertrouwensrelatie zal doorbreken, wetende dat hij deze nooit meer zal kunnen herstellen. Omdat de cliënt het verbreken van het beroepsgeheim zal ervaren als een definitieve breuklijn in het vertrouwen. Maar waardoor er acute gevaarsituaties t.o.v. de hulpverlener ontstaan met ernstige effecten op de eigen veiligheid en integriteit. Mijn inziens moet dit meegenomen worden in het maatschappelijk debat over het beroepsgeheim tout court.
Hulpverleners zijn geen politie. Zijn geen onderzoekers. Dus het antwoord is simpel: dat is een van de redenen voor het beroepsgeheim. De maatschappij koos dat op te lossen door NIET te melden.
Sujet d’actualité qui pose les vraies questions. Ethique et courage sont au rendez vous
Mooi artikel! Herkenbare discussies bij de psy-beroepen.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Ik kan talloze voorbeelden geven van mensen die bij het Anderlechtse OCMW bot vangen’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies