Achtergrond

Jeugdhulp worstelt met armoede

Studenten sociaal werk Universiteit Gent

Jeugdhulpverleners werken vaak met gezinnen die leven in armoede. Gaan ze aan de slag met die structurele problematiek? Studenten sociaal werk zochten het uit.

armoede_jeugdhulp

© Pexels / Kat Jayne

Armoede en jeugdhulp

Vandaag gaat er veel aandacht naar de nood aan meer psychologische ondersteuning van kinderen en jongeren. Die terechte aandacht mag de groeiende sociale ongelijkheid en de armoedeproblematiek echter niet in de schaduw zetten. Want jeugdhulp staat nooit veraf van armoede als structureel probleem. Deze pandemie verscherpt het appèl op de politiserende rol van de jeugdhulp. Hoe kunnen die structurele problemen in beeld blijven?

‘Deze pandemie verscherpt het appèl op de politiserende rol van de jeugdhulp.’

We vroegen dat in 2020 aan 26 directie- en stafmedewerkers van jeugdhulporganisaties. We brengen in beeld hoe zij vanuit hun voorzieningen kijken naar armoede en hun aandeel in de bestrijding ervan.

Een korte geschiedenis

Van oudsher bestaat er een relatie tussen armoede en jeugdhulp.Smeyers, T. (red.) (2016), Op de barricade. Jeugdhulp tegen gezinsarmoede, Leuven, LannooCampus.Al in de negentiende eeuw werd er een link gelegd tussen erbarmelijke levensomstandigheden en jeugdcriminaliteit. Dat trok de aandacht naar de situatie van kinderen en jongeren uit de lagere sociale klasse.

In 1912 maakte de Wet op de Kinderbescherming het mogelijk tussen te komen in gezinnen, veelal via uithuisplaatsing van de kinderen. Sociale problemen zoals armoede werden vertaald in opvoedingstekorten.Bouverne-De Bie, M. (2015), Sociale Agogiek: een sociaal-pedagogisch perspectief op sociaal werk, Gent, Academia Press.‘Kinderen in gevaar’ moesten beschermd worden.

Negatieve ervaringen

Dat gebeurde niet kritiekloos. Zo wees professor jeugdcriminologie Lode Walgrave eind jaren zeventig op de onrechtvaardigheid dat de toenmalige jeugdbescherming vooral tussenkwam in sociaal-economisch kwetsbare gezinnen.Walgrave, L. (1980), De bescherming voorbij, Antwerpen, Kluwer.

In de jaren negentig van de vorige eeuw ontstonden er felle debatten naar aanleiding van het Algemeen Verslag over de Armoede.

Het boek ‘Het zwaard van Damocles’ van onderzoekers Ides Nicaise en Carine De Wilde versterkte die kritische blik op de jeugdhulp. In dit boek getuigden gezinnen in armoede over hun veelal negatieve ervaringen met de jeugdhulp. Deze gezinnen ervoeren goedbedoelde interventies vaak als een kwetsuur omdat kinderen werden geplaatst of omdat interventies geen rekening hielden met hun leefwereld.

Hoe armoedebewust is de jeugdhulp?

Ook vandaag blijft die beleving overeind.

‘De focus blijft op tekorten in gezinnen.’

De focus in de jeugdhulp ligt nog te vaak op tekorten in gezinnen, terwijl ze eigenlijk het slachtoffer zijn van een diepgewortelde problematiek van armoede en uitsluiting. Zolang geen structurele oplossingen volgen, voelt bijvoorbeeld een uithuisplaatsing van kinderen onrechtvaardig aan.

Nu sociaal werkers zich in het zog van de sociaalwerkconferentie sterker organiseren onder de noemer van ‘sterk sociaal werk’, ligt de vraag opnieuw op tafel: Hoe armoedebewust is de jeugdhulp?

Schending van mensenrechten

Dat begrip armoedebewust verwijst naar recente ideeën van de Israelische professor Michal Krumer-Nevo.Krumer-Nevo, M. (2020), Radical Hope. Poverty-Aware Practice for Social Work, Bristol, Policy Press.

Dit model ziet armoede als een schending van mensenrechten. Armoede is een gebrek aan symbolisch en relationeel kapitaal wat resulteert in stigmatisering en discriminatie. Door dit symbolische en relationele aspect te betrekken, ligt de focus ook op het microniveau van alledaagse ervaringen van mensen in armoede. Naast maatschappelijke ongelijkheid, gaat er aandacht naar de manier waarop mensen in armoede gevoelens van machteloosheid, schaamte en vernedering voelen.

Krumer-Nevo geeft dit perspectief vlees en bloed met onderzoek dat zich richt op sociaal werkers. Drie vragen staan daarbij centraal: Wat is volgens sociaal werkers armoede? Welke kennis hebben ze nodig om te kunnen werken met mensen in armoede? Welke rol heeft het sociaal werk ten aanzien van armoede? We bouwden ons onderzoek op rond deze vragen.

Oorzaken bij samenleving en gezin

De bevraagde directie- en stafleden zien armoede als een complex gegeven dat bestaat uit factoren die elkaar beïnvloeden en versterken. Ze vermelden onder andere financiële, sociaal-emotionele en psychische problemen en de moeilijke toegang tot rechten en basisvoorzieningen.

‘Oorzaken van armoede worden niet alleen bij de samenleving gelegd. Ook gebrek aan vaardigheden in gezinnen wordt genoemd.’

Oorzaken van armoede worden dus niet alleen bij de samenleving gelegd. Ook gebrek aan vaardigheden in gezinnen wordt genoemd. Het maakt het voor gezinnen moeilijker om zich te integreren in de samenleving. Een directeur stelde dat zo: “In tegenstelling tot middenklassengezinnen beschikken gezinnen in armoede over minder competenties en vaardigheden om op korte termijn weer door te kunnen.”

Onevenwichten op het terrein

Grijpt ook de jeugdhulpraktijk in op die complexe wisselwerking?

Terreinwerkers werken vooral aan het versterken van de vaardigheden van ouders en kinderen. Dat is opmerkelijk omdat deze sociale professionals armoede wel degelijk  als een structureel probleem beschouwen. Wellicht is er een pragmatische verklaring voor dat onevenwicht: jeugdhulporganisaties moeten roeien met de riemen die ze hebben. Ze focussen op de acute noden van cliënten, eerder dan op structuren die armoede creëren.

‘Jeugdhulporganisaties focussen op de acute noden van cliënten, eerder dan op structuren die armoede creëren.’

Wel wijzen jeugdhulpprofessionals op het gebrek aan begrip in de samenleving voor gezinnen in armoede. Die legt de verantwoordelijkheid voor armoede vooral bij gezinnen zelf: “Onze samenleving creëert heel veel kansen. Als je die niet grijpt, is het uw eigen schuld. Vanuit die bril zijn veel van onze gezinnen bijna daders omdat ze in armoede zitten. Het zijn geen slachtoffers meer.”

Kennis over armoede

De bevraagde professionals zien vijf verschillende bronnen van kennisontwikkeling over armoede: kennis van begeleiders, kennis van andere organisaties, ervaringsdeskundigen in armoede, theoretisch onderbouwde kennis en gegevens uit registratiesystemen. De kennis en ervaring van begeleiders uit de jeugdhulp wordt door professionals het meest aangehaald.

Vanuit haar armoedebewust model stelt Michal Krumer-Nevo echter prioriteiten: kennis over armoede moet vooral ontstaan vanuit de relatie met personen die zich in een armoedesituatie bevinden. Goed dus dat verschillende organisaties werken met ervaringsdeskundigen.

Toch brengt dit uitdagingen met zich mee. Een directeur deelde zijn ervaring: “Als de ervaringsdeskundige mee op een vergadering zit, durft nog maar de helft van het team iets te zeggen omdat de ervaringswerker mee rond de tafel zit.”

Armoede kleurt jeugdhulpinterventie

Armoede speelt in elke organisatie een belangrijke rol.

Stijgende armoedecijfers zorgen ervoor dat meer gezinnen begeleiding nodig hebben. Ook komen gezinnen in armoede vaker terecht in meer intensieve begeleidingsvormen, zoals een plaatsing van kinderen en jongeren in een residentiële setting.Bouverne-De Bie, M. e.a. (2010), Een link tussen leven in armoede en maatregelen van bijzondere jeugdbijstand?, Gent, Academia Press.

‘Steeds meer kinderen worden geplaatst omdat de ouders geen huisvesting meer hebben.’

Is er in een gezin enkel sprake van armoede, dan is dat niet voldoende om tussen te komen. Veeleer is het een van de vele factoren die zo’n beslissing bepalen. Al deed een directielid een opmerkelijke vaststelling: “Wat ons in de residentiële jeugdhulp bezorgd maakt, is dat er steeds meer kinderen geplaatst worden omdat de ouders geen huisvesting meer hebben. De situatie in het gezin escaleert, er wordt geplaatst omdat de basisrechten voor die kinderen niet gegarandeerd zijn.”

Individueel en krachtgericht werken

Bij de geboden ondersteuning staat in de jeugdhulp vooral het individueel werken met jongeren en hun netwerk op de voorgrond.

Dat gaat niet alleen over het wegwerken van tekorten of sleutelen aan vaardigheden. Er moet ook voldoende aandacht zijn voor het versterken van de krachten binnen gezinnen: “Iedereen heeft kracht in zich maar je moet ze weten aan te boren. Daar ligt onze meerwaarde en zo kan je mensen uit de armoede brengen.”

‘Armoede is als structureel probleem te groot voor de jeugdhulp.’

Ondanks het feit dat de meerderheid overtuigd is van de van de nood aan een structurele aanpak, is het niet realistisch om van jeugdhulpverleners te verwachten dat ze een eigen doorgedreven structurele aanpak van armoede ontplooien. Enkele organisaties geven aan dat ze structureel werken niet als kernopdracht beschouwen of er nog geen visie rond hebben.

Een directeur stelde het scherp: “Armoede is als structureel probleem te groot voor de jeugdhulp.”

Samen structuren verleggen

Dat wil niet zeggen dat jeugdhulp die structurele aanpak links laat liggen. Verschillende organisaties kijken hiervoor naar samenwerking met organisaties die zich richten op de armoedeproblematiek.

Ook eerder onderzoek toont aan dat hulpverleners in de jeugdhulp armoede willen bestrijden door cliënten toe te leiden naar de juiste diensten of samenwerking met andere organisaties te versterken. De laatste jaren vindt er steeds meer overleg plaats tussen diensten binnen en buiten de jeugdhulp.

Fnuikende besparingen

Ook de overheid stimuleert zo’n intersectorale samenwerkingsverbanden. Maar de terreinwerkers vinden dat financiële inspanningen hier niet ver genoeg gaan. Wil je de jeugdhulp mee inzetten in een structurele aanpak van armoede, dan vraagt dat bijkomende middelen.

‘Jeugdhulp is het voorwerp van besparingen.’

Daar knelt het schoentje: de jeugdhulp is voortdurend het voorwerp van besparingen: “Jeugdhulp is niet sexy. We vallen steeds uit de boot, het is besparing na besparing. Toch moeten we de gevolgen van die beleidskeuze blijven signaleren”, aldus één van de professionals.

Organisaties koppelen die signaalfunctie in sterke mate aan structureel werken. Signalen worden doorgegeven via jaarverslagen, kwaliteitsverslagen, samenwerkingsverbanden met andere diensten, overlegplatformen en -raden.

Nog meer of toch anders?

Onze bevindingen bevestigen op het eerste zicht eerdere onderzoeksresultaten: voor jeugdhulp is armoede eerder een contextgegeven dan een kernprobleem. Het mogelijke gevolg hiervan is dat onmacht ten aanzien van armoede vertaald wordt in de vraag naar nog méér jeugdhulp.

Toch zien we ook een nieuw en hoopgevend perspectief voor de politiserende rol van jeugdhulp. Zo spreekt uit de antwoorden een erkenning van de grondrechten van gezinnen en van de nood aan structureel werken.

Hier biedt de armoedebewuste benadering inspiratie. Sociale professionals moeten kritisch kijken naar fundamentele machtsverschillen en sociale ongelijkheden in de samenleving. In die positie staan ze aan de zijde van de kinderen en hun gezinnen die in armoede leven. Rechtengeoriënteerde inspanningen van professionals dragen bij tot meer sociale rechtvaardigheid. Pas dan is er sprake van een politiserende jeugdhulpverlening.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.