E-project
Tijdens het E-project (2009-2014) van ‘De Cocon – jeugdhulp aan huis’ was het boek ‘Zicht op effectiviteit’ een onmisbaar basiswerk.Van Yperen T., Veerman J.W. en Bijl B. (2008), Zicht op effectiviteit, Handboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg, Eburon, Delft.Het was voor De Cocon een werkbaar kader waarmee we zicht konden verwerven op de effectiviteit van onze hulpverlening. Nu is er een nieuwe editie.
‘Uitspraken over het resultaat konden we niet staven.’
Voor het E-project konden we uitspraken over de resultaten en effectiviteit van onze hulpverlening, zowel in positieve als negatieve zin, niet staven omdat duidelijke indicatoren ontbraken. Dit is een veelvoorkomend probleem in de Vlaamse jeugdhulp.
Het E-project was daarom een boeiend, moeilijk en leerrijk traject.Onze praktijkervaring, een eerlijk verhaal over onze zoektocht, onze fouten en onze successen (maar vooral over ons leerproces) werd gebundeld in Taels, W. (2016), Het E-project. Evidence-based werken in de Vlaamse Jeugdhulp, een praktijkverhaal, Gent, De Cocon, Jeugdhulp aan Huis.Soms vonden we pasklare antwoorden in het handboek, soms was een proces van doordenken, proberen, leren uit fouten en successen noodzakelijk.
Nieuwe editie
Eind 2017 verscheen de volledig herziene en geactualiseerde editie van het handboek. Met een andere subtitel: ‘Handboek voor resultaatgerichte ontwikkeling van interventies in de jeugdsector’.
Die wijziging van subtitel is niet toevallig. Het hele debat rond effectiviteit werd het afgelopen decennium gedomineerd door onderzoekers. In het evidence-based werken is onterecht te veel nadruk gelegd op het gebruik van kennis uit (liefst gerandomiseerd) wetenschappelijk onderzoek. Dit stelden ook de auteurs vast.
Zij benadrukken dat collectieve praktijkkennis, de voorkeuren van cliënten en bewijs uit wetenschappelijk onderzoek allen belangrijke kennisbronnen zijn. Anders, maar wel gelijkwaardig. De auteurs voegen hier nog een vierde bron aan toe: namelijk de kennis over ethische overwegingen en waarden in het opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren.
Centraal in het boek staat het onderzoek (in een breed arsenaal) naar de effectiviteit in de vaak complexe dagelijkse praktijk. Het boek biedt vele ideeën en concrete aanwijzingen om onderzoek te verbinden aan de praktijk. Ook laat het zien hoe men onderzoeksuitkomsten kan gebruiken in de hulpverleningscyclus van de beroepskracht, de beleidscyclus van managers en de empirische cyclus van de wetenschap.
Tellen en vertellen
Het monitoren van de manier van werken en de uitkomsten (‘outcome’) daarvan in de praktijk helpen. Maar een fixatie op cijfers is uit den boze. Cijfers spreken nooit voor zich. Ze krijgen pas betekenis wanneer er over gesproken wordt en de cijfers geïnterpreteerd worden.
‘Een fixatie op cijfers is uit den boze.’
Bij voorkeur gebeurt deze interpretatie door zowel cliënten, praktijkwerkers als wetenschappers. Op die manier ontstaat een betekenisvolle meet-spreek-verbetercultuur waarbij kennis ontwikkelen en kennis gebruiken aan elkaar verbonden raken. Met als ultiem doel het verbeteren van de hulppraktijk voor jongeren en hun opvoeders.
Resultaatgerichte ontwikkeling van interventies
Het handboek introduceert hiervoor de ‘resultaatgerichte ontwikkeling van interventies’, een methode waarmee cliënten, praktijkwerkers, kwaliteitscoördinatoren en bestuurders optimaal kunnen werken en samenwerken, elk vanuit hun eigen rol.
Hierin slagen de auteurs met verve. Ze bieden een kader, hulpmiddelen en illustraties uit de praktijk aan. Tot slot formuleren ze enkele beschouwingen bij verwachte evoluties met betrekking tot het effectiviteitsvraagstuk.
Onze praktijkervaring
Vanuit onze ervaring biedt deze herziene editie nieuwe tools om vragen te beantwoorden waarop we botsten tijdens ons eigen traject. Een aantal van de illustraties uit de praktijk – zoals de introductie van vragenlijsten – sloten zeer goed aan bij onze ervaring waarbij de praktijk weerbarstig is en vele uitdagingen kent.
‘De implementatie van vragenlijsten hebben we onderschat.’
Wij hebben bijvoorbeeld de implementatie van diagnostische vragenlijsten schromelijk onderschat. De invoering van de vragenlijsten heeft heel veel tijd en energie gekost omwille van het zoek- en leerproces. Maar ook omwille van aanwezige weerstand bij een deel van de medewerkers.
Het zoek- en leerproces zat niet enkel in het strikte gebruik en interpretatie van de vragenlijsten, maar ook in het aanbrengen bij en te bespreken met cliënten in een taal die zij begrijpen. Terugblikkend zouden we dit met de huidige kennis anders aanpakken.
Worstelen
Ondanks het handboek zal je in je eigen praktijk worstelen met vragen zoals: “Hoe genereer je ervarings- en praktijkkennis die een zekere objectieve geldingskracht heeft?” ”Waar ligt de grens tussen wetenschappelijke kennis en andere kennis.”
Het handboek biedt geen kant-en klaar antwoord, wel een kader, inzichten, handreikingen en inspiratie om aan de slag te gaan. Daarnaast worden huidige discussiepunten over de ontwikkeling van interventies geduid en besproken, hierbij gebruik makend van de kennis en praktijkervaring die vandaag beschikbaar is.
‘Een proces dat van iedereen een kritische houding vraagt.’
De pragmatische, praktijkgestuurde benadering zoals door de auteurs voorgesteld is geen wondermidde. Het is wel een manier die helpt om zicht te krijgen op de resultaten van de hulpverlening om deze te verbeteren in het belang van de cliënt. Het is een proces dat vooral op de werkvloer plaatsvindt en van iedereen een kritische en reflectieve houding vraagt.
Deze editie is niet geschreven voor de praktijkwerker maar is een aanrader voor alle kwaliteitszorgmedewerkers, methodiekontwikkelaars, onderzoekers en beleidsmakers binnen de jeugdhulp en het sociaal werk.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies