Wetteren
Armoede, ik heb het zelf nooit gekend. Dat maakt dat ik er altijd met een zekere schroom over spreek.De Kinderrechtencommissaris presenteert op 9 februari 2017 zijn boek ‘Spelen in zwarte sneeuw. Een fragiel manifest tegen kinderarmoede’. Dit is het slotwoord uit het boek.
Zo was ik laatst op een avond over armoede in Wetteren sterk geraakt door de getuigenis van drie moeders met kinderen. In een voorafgaande lezing had ik het onder meer gehad over de loyauteit van kinderen in armoede tegenover hun ouders. En over hoe het opvoedingsgedrag van ouders die in armoede leven veel minder dan we doorgaans denken verschilt van andere ouders. Ik weet dat omdat ik dat gelezen heb. En ook omdat ik af en toe mensen ontmoet die deze kennis concreet gestalte geven. Bij zo een ontmoetingen overvalt me vaak een soort nederigheid.
‘Armoede is onzichtbaar.’
Zo ook die avond in Wetteren. Tijdens de getuigenissen over het leven in armoede viel me nog maar eens op hoe onzichtbaar armoede is. Vooraan zaten drie gewone vrouwen. Zonder klank had nooit iemand kunnen denken wat het thema van het panelgesprek was.
Een alleenstaande vrouw vertelde over hoe ze een jaar ziek is geweest en wat de impact ervan was op haar gezin. Hoe ze zonder de financiële steun van vrienden dat jaar nooit had weten te overbruggen. Een Armeense vrouw had het over het leven van een moeder zonder papieren. Hoe ze in haar herkomstland zestien jaar leerkracht was geweest. En hoe ze nu iedere dag zocht naar een manier om op een waardige wijze moeder van twee zonen te zijn.
Chelsey
Ook bij jongeren in armoede overvalt me soms dat gevoel. Ik had het recent weer toen ik op Ketnet in Generatie K de reportage over de dertienjarige Chelsey zag. Ze vertelde over hoe ze haar truien op bepaalde plaatsen – zonder dat het zichtbaar was – een knipje gaf waardoor ze niet langer te klein leken. En op die manier langer konden gedragen worden. Ze beschreef ook hoe ze wist waar haar moeder de facturen bewaarde, hoe ze deze plek af en toe checkte en haar gedrag erop afstemde. Hoe zo een dertienjarige strategieën ontwikkelt om in armoede te overleven, dat is toch straffe kost.
Ondanks de zekere schroom om over armoede te spreken, zet ik als kinderrechtencommissaris kinderarmoede bij die thema’s die we permanent hoog op de politieke en maatschappelijke agenda moeten proberen houden. Het is mijn taak om de rechten, de belangen en de noden van kinderen in Vlaanderen te vertolken. Zo stelt ons oprichtingsdecreet van 1997 heel uitdrukkelijk.
Het is de reden waarom we in het najaar 2016 veel meer aandacht voor de bijna tweeduizend dak- en thuisloze kinderen in Vlaanderen hebben gevraagd. Waarom we in de loop van 2017 een evaluatie van de 1-euromaaltijden vanuit het perspectief van kinderen en hun gezinnen zullen presenteren.
Tristesse
En uiteraard ook waarom dit boek er is gekomen. De titel ‘Spelen in zwarte sneeuw’ draagt een zekere tristesse in zich. Ik hoop in het boek duidelijk aangetoond te hebben hoe groot de impact van leven in armoede op kinderen is. Spelen in zwarte sneeuw probeert die impact te vatten.
De armoede is er altijd en overal. Bij het spelen, maar ook bij het naar school gaan, bij het shoppen of bij het onder vrienden zijn. Dit vraagt van ons een goed begrip over wat leven in armoede betekent. Om van daaruit op zoek te gaan naar hoe het anders kan.
Hoe het anders kan, daarvoor geeft het uiteengezette mensenrechten- en kinderrechtenperspectief op een overtuigende manier richting. Toch heeft dit perspectief de voorbije periode een deel van zijn evidentie verloren. Ten voordele van een sociaal investeringsdenken bijvoorbeeld.
Kinderen in armoede verschijnen daarbij als kapitaal waarin onze samenleving moet investeren omdat als we dit niet doen, we later dubbel en dik de rekening zullen gepresenteerd krijgen. Het gevaar van dit investeringsdenken is dat het kinderen opnieuw vooral in termen van ‘de toekomst’ definieert en zo dreigt te vergeten dat kinderen ook hier en nu zijn.
Wat werkt
Bovendien is dit denken zo gefocust op ‘wat werkt’ dat het zich soms vergeet de vraag te stellen hoe de mensen die onderwerp zijn van al onze interventies deze feitelijk beleven. Armoedebestrijding wordt op die manier minder aangestuurd vanuit een streven naar grotere sociale gelijkheid, en te veel vanuit een streven naar maatschappelijke inpassing op een verscheidenheid aan beleidsdomeinen.
Vooral activering naar de arbeidsmarkt staat hierbij centraal. De breuklijn tussen kinderen uit sterkere socio-economische groepen en minder sterke groepen wordt hiermee scherper, omdat kinderen uit minder sterke groepen het vaak moeilijker hebben om een succesvol traject uit te bouwen, zowel in het onderwijs als op de arbeidsmarkt.
Kinderarmoede
Een kinderrechtenperspectief op armoede appelleert ons aan het gelijke recht op een menswaardig bestaan. Het houdt de vraag in om ruimte te creëren voor de betekenisverlening van kinderen en jongeren. Om zo onze gangbare manieren van handelen te durven onderbreken en de vraag te durven stellen of ook niet andere mogelijkheden kunnen worden aangereikt. Mogelijkheden die meer recht kunnen doen aan de ontwikkeling van kinderen, en aan de gelijkheid in ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen, jongeren en volwassenen.
‘We moeten beter kunnen.’
Er wacht ons een serieuze opdracht. Ik hoop dan ook dat dit boek zeker ook mensen in opleiding zal bereiken. Voor opleidingen zoals de lerarenopleiding, het sociaal werk, geneeskunde, pedagogiek van het jonge kind, en verpleegkunde moet aandacht voor de strijd tegen armoede prioritair zijn.
En zoals in het laatste hoofdstuk duidelijk naar voren is geschoven, is het aan het beleid om contexten te creëren waarbinnen professionals deze strijd ten volle kunnen vormgeven. Armoede volledig uit onze samenleving bannen, zal vermoedelijk nooit lukken. Maar we moeten toch veel beter kunnen dan we vandaag doen.Vanobbergen, B. (2017), Spelen in zwarte sneeuw. Fragiel manifest tegen kinderarmoede, Leuven, LannooCampus.
Reacties [3]
Wat Corneel Camps hierboven schrijft berust op waarheid, Ik zelf heb in mijn leven ook niet altijd voor de wind gehad, en nu vandaag dat ik op pensioen ben moet ik uitkijken hoe ik de maand overleeft. Ondanks meer dan 45 jaar heb gewerkt en 23 jaar bij Dossche Mills in Deinze werd ik op een avond afgedankt omdat ik op kwam voor collega’s die door de boekhouding van Dossche loon werden achter gehouden heb mijn rug stuk gewerkt met uitdragen van meelzakken bij leveren bij de bakkers en dat was hun dankbaarheid ontslag. Ze vonden dat het niet past dat een oude chauffeur opkwam voor zijn collega. Na een leven van uitbuiting van Claeys Hironymus en Martin Christiaan uit Oostende die op oplichting een appartement hebben kunnen kopen met geld die ze van mij en anderen hebben ontvreemd, maar niets werden tegen hen ondernomen. En zo verder moet omdat ik juist het geld niet heb om duren advocaat te betalen die deze zaken kan rechtzetten via de rechtbank.
Waarom altijd ten strijde trekken tegen de armoede? Kan U deze oorlog winnen? (neen, nooit). Waarom wordt er steeds over armoede geschreven en gediscuteerd door andere dan de arme zelf? Vinden jullie het prettig over ons te lullen? Diegene die zich geroepen voelen iets over armoede te zeggen of te schrijven zouden eerst moeten zeggen hoeveel ze per maand verdienen en wat ze allemaal bezitten, dan weten we (de arme) of we moeten lachen of niet. Hoeveel verdienen jullie aan ons (arme)? Klein voorbeeldje:in het huis aan huis reclame blad schreef nv-a OCMW-raadslid “Uw geld aan het werk” 77% bezoldiging + sociale lasten; 17% werkingsuitgaven dus:6% voor de arme,dwz van iedere 100 euro voor het OCMW Kampenhout steekt de organisatie die de armoede bestrijdt er 94 euro in eigen zak. De echte arme zijn mild, laten we daarom stellen “Er blijft te veel geld hangen bij diegene die van herverdeling hun business hebben gemaakt”
Armoede is een kwestie van het niet verdelen van goederen en middelen.
Angst en onzekerheid maakt dat veel mensen terugplooien op een zelfzuchtig levensparcours. Middelen worden opgespaard, het eigen leven zou op een dag eens minder goed kunnen gaan. Moesten we hamsters zijn, we zouden stikken in de veelvuldigheid, onze kaken zouden barsten en scheuren.
Het is aan de overheid om massaal te sensibiliseren, massaal een verdeel beleid te promoten. Het is aan de overheid om mensen aan te sporen om voor elkaar te zorgen en hen te verzekeren dat er voor hen zal gezorgd worden op dagen dat men het niet zelf kan. Reeds vanop de schoolbanken kan men tijdens het leertraject investeren in programma’s die inzetten op het differentiëren van individuele kwaliteiten, zodoende het collectief potentieel te stimuleren en tot rijping laten komen. De piste van individuele leertrajecten dient verlaten te worden en plaats te maken voor collectieve leertrajecten. De sleutel tot samenhorigheid en…
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies