Herstel van netwerk
Het uitgangspunt van dit nieuwe aanbod in de jeugdhulp is dat zelfstandig wonen wel kan, maar niet de enige optie is. Behoren ook tot de mogelijkheden: terugkeer naar huis, wonen bij een vriend, broer, zus of een ander familielid. De jongere en zijn netwerk beslissen welke woonvorm wenselijk en haalbaar is.
‘De jongere beslist welke woonvorm haalbaar is.’
Bijzonder aan de methodiek is de focus op het herstel en versterking van het sociaal en familiaal netwerk. De noodzakelijke vaardigheden voor het uitbouwen van een stabiele thuis en een ondersteunende groepswerking krijgen de nodige aandacht.
Alternatief
Het is goed dat er alternatieven komen voor begeleid zelfstandig wonen. Onze ervaring is dat zelfstandig wonen voor veel jongeren te hoog gegrepen is. De meeste jongeren, of ze nu een instellingsverleden hebben of niet, zijn op achttien jaar niet klaar om zelfstandig te leven. Toch hebben jongeren die de jeugdhulp verlaten, vaak geen keuze.
“Jongeren met een lastig parcours achter de rug, krijgen de boodschap om hun eigen boontjes te doppen. Omwille van verschillende redenen is het voor deze kwetsbare jongeren moeilijker dan voor andere jongeren om het pad naar volwassenheid af te leggen. Voor hen verloopt dit proces abrupter, in een te haastig tempo en houdt het meer risico’s in. Van deze jongeren wordt verwacht dat zij, in vergelijking met veel van hun leeftijdsgenoten, in een kort tijdsbestek zowel sociaal-cultureel als materieel-economisch onafhankelijk zijn en verantwoordelijkheid dragen. De meerderjarigheid is een juridische constructie die niet noodzakelijk overeenstemt met de sociologische realiteit.Van Audenhove S. en Vander Laene, F. (2010), ‘Eindelijk vertrokken? Jongeren uit de bijzondere jeugdbijstand op weg naar volwassenheid’, Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten, 4, 227-235.
Dakloos
Dat veel jongeren op hun achttien mislukken in het zelfstandig wonen, heeft grote gevolgen. Armoede-onderzoek stelt vast dat heel wat daklozen instromen vanuit de jeugdhulp.Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting (2011), ‘Een voorziening voor bijzondere jeugdzorg verlaten: op zoek naar een plek in de samenleving’, in: Strijd tegen armoede, een bijdrage aan politiek debat en politieke actie, Brussel.Dat problematisch traject wordt bevestigd door verschillende onderzoeksrapporten en getuigenissen van (ex)-jongeren.Clé, A. (2015), Sur Ma Route, samen op zoek naar een beter parcours van jeugdhulp naar zelfstandigheid, Brussel, Cachet vzw.
‘Zelfstandig wonen is vaak te hoog gegrepen.’
Jongeren die de jeugdhulp verlaten, worstelen met de overgang naar een zelfstandig leven. Het rapport vat samen: “Ze staan er meestal alleen voor en worden geconfronteerd met uitdagingen rond huisvesting, werk en inkomen waartegen ze niet opgewassen zijn en waarop ook de maatschappij hen geen adequaat antwoord biedt. Wanneer jongeren een jeugdhulpvoorziening verlaten, staan velen er alleen voor. Dit is vaak een onbedoeld neveneffect van hun plaatsing. Die gaat gepaard met breuken in hun familiaal en sociaal netwerk, hun schoolloopbaan en hun parcours in de jeugdhulp.”
Kan maar hoeft niet
De conclusie lag voor de hand: een groep jongeren heeft geen baat bij de klassieke aanpak van begeleid zelfstandig wonen. Voor hen moeten we andere oplossingen ontwikkelen. Hiervoor was experimenteerruimte nodig.
Eerst moesten we sleutelen aan het juridische kader want de wetgever verplichtte ons om te werken aan zelfstandig wonen. Het Agentschap Jongerenwelzijn gaf groen licht om die verplichting op losse schroeven te zetten.
‘Wonen bij een vriend kan ook.’
‘Zelfstandig wonen kan, maar hoeft niet’, bleek een eenvoudig en noodzakelijk uitgangspunt in de zoektocht naar een nieuwe methode. Onze methode zet in op het creëren van een stabiele thuissituatie, wat deze ook is. Als een jongere beslist om bij een vriend in te wonen, kan dat een thuis zijn.
Verschil
Ook terug thuis gaan wonen kan een optie zijn. Waar ligt dan het verschil met thuisbegeleiding? De focus van de begeleiding ligt anders. Bij thuisbegeleiding is de insteek het gezin en de opvoedingssituatie. De ouders zijn de opvoedingsverantwoordelijken.
Bij contextbegeleiding in functie van autonoom wonen, is de insteek het autonoom wonen van de jongere. Zijn context, waaronder het gezin, wordt daarbij betrokken. De focus ligt op wederzijdse verbondenheid en wederzijdse verantwoordelijkheid van volwassenen ten aanzien van elkaar.
De verantwoordelijkheden liggen hier meer gelijkwaardig verdeeld. Ze zijn herschikt, waardoor er een nieuwe context en nieuwe begeleidingsmogelijkheden ontstaan.
Beschermend netwerk
De methode zet sterk in op het herstel en uitbouw van het sociaal en familiaal netwerk van de jongere. Het hebben van zo’n netwerk helpt om een toekomst op te bouwen. Een sociaal netwerk is een buffer bij tegenslagen, het zorgt voor steun en ondersteuning. Mensen met een sterk netwerk zijn minder vatbaar voor stress en depressie. Ze kunnen beter traumatische gebeurtenissen en tegenslagen verwerken.
‘Een netwerk is een buffer bij tegenslag.’
Problemen zijn onderdeel van het leven. We merken dat jongeren die een beroep kunnen doen op anderen veel beter in staat zijn om problemen aan te pakken dan jongeren die het gevoel hebben er alleen voor te staan.
Stabiele thuis
Jongeren die het moeilijk hebben om een stabiele thuis uit te bouwen, hebben dikwijls weinig sociale contacten. Belangrijke personen zijn verdwenen of het contact is in die mate verslechterd dat ze inschatten dat ze er niet meer op kunnen terugvallen.
Hoe meer sociale steun een jongere ervaart, hoe makkelijker het voor hem is om een stabiele thuis uit te bouwen. Binnen de methodiek spreken we van sociale ondersteuning wanneer er één of meer mensen zijn op wie een jongere beroep kan doen voor praktische, materiële of emotionele steun. Zowel op goede als minder goede momenten.
Autonomie
De methodiek loodst jongeren in de richting van autonomie. Die autonomie houdt ook rekening met de afhankelijkheid van jongeren, net zoals dat de sociale context afhankelijk is van jongeren omwille van de banden die ze met elkaar hebben. Dit is een verbondenheid die gekoppeld wordt aan een wederzijdse verantwoordelijkheid. Dat is de inzet: verbondenheid en verantwoordelijkheid in evenwicht brengen. Ik geef iets en ik krijg iets terug.
‘Hulp vragen vergt durf.’
Het aanvaarden van steun is voor jongeren geen evidente stap omdat ze zich schamen voor hun problemen. Of omdat de conflicten in het verleden zo destructief waren dat ze niet meer weten hoe de relatie te herstellen. Het vergt durf en verantwoordelijkheidszin om hulp te vragen. De methode zet hier fundamenteel op in en beschouwt hulp of steun vragen als normaal en menselijk.
Deze jongeren hebben heel wat negatieve ervaringen met hun sociaal en familiaal netwerk achter de rug, bijvoorbeeld met hun ouders. Toch blijft de betrokkenheid tussen jongeren en ouders nog groot. Alleen weten ze vaak niet op welke manier ze best terug met elkaar in contact komen. Datzelfde verhaal geldt voor vrienden, buurt, onderwijs, werk of de sportclub.
Goede of slechte context
Verder inzetten op de context, lijkt een paradox. Deze jongeren zitten net in de jeugdhulp omwille van een problematische context. Die context willen we nu sterker betrekken. Vreemd, toch?
Maar de context van de jongere is niet aleen slecht of goed. De realiteit is genuanceerd. Dat blijkt als we die context in kaart brengen. Daar stellen we de vraag welke relatie de jongere heeft met mensen uit zijn netwerk. Die kan goed, slecht of neutraal zijn. Maar we staan ook stil bij de invloed die deze relatie heeft op het probleem van de jongere. Ook die kan goed, slecht of neutraal zijn.
‘De context is niet alleen slecht of goed.’
Het is belangrijk om deze twee zaken van elkaar los te koppelen. Zo kan een jongere aangeven dat hij een goede relatie heeft met een vriend, maar tegelijk met deze vriend drugs gebruiken. Een positieve relatie met een negatieve invloed dus. In zo’n situatie proberen we de negatieve invloed bij te sturen richting een neutrale of misschien wel positieve invloed.
Ontwikkelingstaken
In de nieuwe aanpak zetten we volop in op het aanleren en trainen van vaardigheden, zoals het zinvol invullen van vrije tijd, participeren aan onderwijs, het onderhouden van de woon- en leefsituatie, zorg dragen voor gezondheid of het onderhouden van sociale contacten.Spanjaard, H. (2005), De vertrektraining. Intensief ambulante hulp gericht op competentievergroting en netwerkversterking, Amsterdam, SWP.
De begeleider richt zich op het aanleren en versterken van vaardigheden om deze ontwikkelingstaken te vervullen. Hij fungeert daarbij als rolmodel of zet anderen als rolmodel in. Hij verbetert de communicatie tussen het netwerk en activeert het sociale netwerk van de jongere.
Hulpverlener en jongere gaan via methodische interventies doelgericht aan de slag om praktische, communicatieve en sociale vaardigheden te trainen. De jongere leert met kennis en emoties om te gaan. Hij leert hoe hij zijn netwerk kan benutten en onderhouden.
De jongere moet na onze hulp verder kunnen in het leven. Hij moet zoveel mogelijk autonoom, met steun uit zijn eigen omgeving, kunnen deelnemen aan de samenleving. Dat is ons doel.
Groepswerking in jeugdhulp
Een jaar geleden startten we met een groepswerking. Elke maand komen de jongeren samen met enkele begeleiders. Ze leren van elkaar en oefenen vaardigheden in.
‘De jongeren leren van elkaar.’
De groepswerking is een onderdeel van de methodiek. Jongeren ervaren dit als een grote meerwaarde. Het delen van ervaringen met lotgenoten zorgt voor herkenning, biedt informele leerkansen en betekent een grote steun. Jongeren geven aan dat ze in de groepswerking beter begrepen worden omdat de anderen vaak gelijkaardige dingen hebben meegemaakt.
De groepswerking is een motor voor andere onderlinge ontmoetingen. De jongeren spreken af in hun privécontext. Ze motiveren en steunen elkaar in moeilijke momenten. Zo werd één van de jongeren geschorst op school. Zelf hechtte hij hier weinig belang aan, maar enkele andere jongeren motiveerden hem om zich te verontschuldigen en op school een nieuwe kans te vragen. Ze besloten samen te komen en via een rollenspel de jongere voor te bereiden op het gesprek.
Veel geleerd
We merken dat kwetsbare jongeren in hun groei naar autonomie dikwijls te maken krijgen met isolement, twijfel en uitstelgedrag. Hun sociaal netwerk geraakt niet van de grond. Bedoeling van de groepswerking is dat jongeren het over een andere boeg gooien door te leren van elkaar en elkaar te ondersteunen. Er werden heel wat getuigenissen verzameld die bevestigen hoe belangrijk dat is.Clé, A. (2015), Sur Ma Route, samen op zoek naar een beter parcours van jeugdhulp naar zelfstandigheid, Brussel, Cachet vzw.
‘Als jeugdhulpverleners leren we het meest van de groep.’
De groepswerking mag dan een plaats zijn waar jongeren van elkaar leren, wij hebben hier als jeugdhulpverleners misschien nog het meest uit geleerd. De feedback naar elkaar en naar onze aanpak, het inzicht in hun leefwereld… zijn bijzonder waardevol voor ons werk.
Drie pijlers
De begeleiding duurt maximaal elf maanden. De frequentie en intensiteit van de contacten variëren. Gemiddeld zijn er wekelijks drie tot vier uren contact met de jongere en zijn context. Deze intensiteit is noodzakelijk voor zowel het trainen van vaardigheden als voor het herstel van het netwerk.
Onze methodiek steunt op drie pijlers: een netwerkanalyse, een competentieanalyse en het doelenplan. We werken dit plan uit op maat van de jongere. Voor de concrete realisatie werken we samen met verschillende partners.
‘De begeleiding duurt maximaal elf maanden.’
Het einddoel is dat de jongere een stabiele thuissituatie heeft. Die wordt uitgebouwd door in te zetten op het trainen van vaardigheden die verbonden zijn met de ontwikkelingstaken waarmee de jongere wordt geconfronteerd. Er worden tussendoelen opgesteld die gericht zijn op taakverlichting, het laten afnemen van stressoren of het aanwenden van beschermende factoren.
Partners
Via een competentieanalyse gaan we op zoek naar wat jongeren kunnen en kennen. We brengen stressoren en beschermende factoren in kaart en bespreken mogelijke ziektebeelden. Het begeleiden en of behandelen van psychische of gedragsproblemen vraagt om specifieke expertise. Hiervoor werken we steeds samen met andere experten zoals artsen en psychologen.
In de netwerkanalyse brengen we de verschillende partners van de jongeren in kaart. Welke relatie hebben ze? Wat is hun invloed? Hoe kunnen we deze relaties gebruiken, aanboren, afbouwen of invloeden bijsturen? We koppelen mensen uit het netwerk vervolgens aan de doelen van de jongeren.
Permanente evaluatie
Samen met de jongere gaan we op zoek naar wat werkt. Vandaar dat we permanent evalueren. Hebben de gezette stappen gewerkt? Waarom wel, waarom niet? Wat kunnen we in de toekomst anders doen?
‘We evalueren permanent.’
De methode is nog vrij nieuw, maar het uitgangspunt dat zelfstandig wonen kan, maar niet hoeft, heeft voor jongeren een grote meerwaarde. Bij de start van de nieuwe methode dachten we dat onze contextbegeleiding uiteindelijk zou uitmonden in jongeren die zelfstandig gaan wonen. Twee en een half jaar later weten we dat dit niet zo is. Eigen bevraging wijst uit dat slechts een kwart van de jongeren na de begeleiding zelfstandig woont. Het grote deel van de jongeren kozen voor andere woonsituaties.
Werken aan herstel en uitbouw van een familiaal en sociaal netwerk is niet makkelijk, maar broodnodig. We zijn hoopvol dat we met deze methode jongeren een echte kans geven op een succesvolle instap in het volwassen leven.
Reacties [1]
Aan te raden onderdompeling:
Clé, A. (2015), Sur Ma Route, samen op zoek naar een beter parcours van jeugdhulp naar zelfstandigheid, Brussel, Cachet vzw.
Zeker lezen
‘Brenda Froyen beïnvloedde me sterk. Nog steeds voel ik haar meekijken over mijn schouder’
‘Een sterk team trekt niet altijd aan hetzelfde zeel’
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies