Opinie

Gevangenisbezoek: ‘Drie minuten te laat dus de poort blijft dicht’

Willem Beckers

Hulpverlener Willem Beckers gaat al enkele jaren op bezoek bij een vriend die in de gevangenis verblijft. Bij het laatste bezoek bleef de poort onverwachts dicht: “Het is 9.33 uur. Ik ben drie minuten te laat.”

Dossier:  
Internering

© Unsplash / Bálint Szabó

Gevangenisbezoek

Ik ben onderweg om een vriend te bezoeken. Meer dan een week geleden heeft hij onze ontmoeting aangevraagd. Zo gaat dat in de gevangenis, waar hij als geïnterneerde verblijft. Ik volg hem al vele jaren, maar dit is mijn tweede bezoek aan een nog nieuwe plek.

‘Het gaat heel slecht met hem.’

Het gaat heel slecht met hem. In de auto pieker ik over wat de beste strategie is voor vandaag. Moedig ik hem aan en blaas ik zo veel mogelijk leven in ons gesprek? Of laat ik berusten, verdraag ik mee het lijden tot wanneer het niet meer kan? Ik blijf besluiteloos over de beste houding. Ik kan niet kiezen zonder hem te zien.

Gesloten poort

Onverwachts sta ik voor een gesloten poort. Onmiddellijk tuimelen mijn gedachten in het rond. “Dit bezoek is zo belangrijk! Wat heb ik over het hoofd gezien? Ik heb de procedure gisteren toch nog opgezocht?” Ik heb een stuk van twee euro voor de lockers. Ik draag geen riem omwille van de passage aan de metaaldetector.

Maar het zal niet baten. Ik lees op het metalen hek: “Voor het bezoek van 10.00 tot 11.00 uur moet men zich aanmelden tussen 9.00 en 09.30 uur”.

Drie minuten te laat

Het is 9.33 uur. Ik ben drie minuten te laat. Ik bel aan en sla mea culpa door de intercom. Ik vertel eerlijk dat er een groot ongeval was op de heenweg. De andere kant reageert laconiek dat de bezoekregels duidelijk zijn en er geen uitzonderingen worden gemaakt. Dat ik hindernissen op voorhand moet overzien. Dat ik beter al om half negen aan de poort kan komen staan.

Ik smeek: “Alstublieft. Ik ben vroeg vertrokken. Ik heb anderhalf uur gereden. Ik kon onmogelijk voorzien dat dit ging gebeuren!” Ik vergeet het argument dat ik deze informatie met mijn telefoon niet kon terugvinden op de website. Ik vergeet het argument dat de rommelmarkt op het plein tegenover de gevangenis het parkeren nog extra heeft vertraagd. Er volgt een korte reactie: “Het kan niet”. “Alstublieft, mevrouw”, stamel ik. Het contact wordt verbroken. Verdwaasd blijf ik achter.

Bezoek verplaatsen

De ironie wil dat ik me enkele dagen eerder realiseerde dat onvoorziene omstandigheden me verhinderden om deze zondag op bezoek te komen. Ik contacteer de sociale dienst van de gevangenis, licht de situatie toe en vraag hoe ik kan regelen dat het bezoek wordt verplaatst.

‘Ik ben te verbouwereerd om te reageren.’

Ik krijg te horen dat er geen boodschappen worden doorgegeven: gedetineerden moeten zelf hun bezoek regelen. Ik toon begrip maar wijs op de vervelende gevolgen: hij kan alleen mij bereiken en hij weet niet dat ik hem graag wil contacteren. Er wordt droogjes gemeld dat ik hem een brief kan schrijven. Ik knipper met mijn ogen en weet even niet wat te zeggen. “Die brief kan hem toch nooit op tijd bereiken, mevrouw?” “Nee”, zegt ze. Opnieuw een moment van stilte. “Dat is toch heel onbeleefd van mij, mevrouw, en super onaangenaam voor hem?”

De medewerker maakt duidelijk dat het gesprek voor haar klaar is. “Hij zal het dan wel zien, zondag, dat er niemand is.” Weer stilte. Ik ben te verbouwereerd om te reageren. Ik bedank uit gewoonte voor de informatie. Het contact wordt verbroken.

Gefrustreerd, bedroef en wanhopig

Ik heb geluk: diezelfde dag belt hij me toevallig zelf op. Hij is enorm gefrustreerd, bedroefd en wanhopig. In het doolhof van de internering loopt hij al meer dan een decennium verloren doorheen eeuwige wachtkamers, schokkende ervaringen, trage procedures en contrasterende opvattingen. Het verblijf in de gevangenis vreet aan hem.

‘In het doolhof van de internering loopt hij al meer dan een decennium verloren.’

Gejaagd vertelt hij me dat hij het zichzelf kwalijk neemt dat hij zijn moeder aan de telefoon heeft overladen met gal over zijn uitzichtloze toestand. Het doet haar verdriet als hij zijn suïcidale gedachten niet langer voor zich kan houden, maar hij weet met zichzelf geen blijf.

Ik probeer goed te luisteren en een gesprek te voeren dat voor hem zinvol is. Ik voel mijn aandacht pendelen tussen hoop en verval. Ik zwijg over mijn vraag het bezoek te verplaatsen. “Ik zie je zondag, dan”, zegt hij. “Zeker weten”, verzeker ik hem.

Dus gooide ik mijn plannen om en stond ik vanochtend vroeg op. Maar ook al ben ik gegaan, ik ben er niet geweest. Hij heeft recht op drie bezoekmomenten per week. Daar blijven er nu nog twee van over. Want ook wie niet opdaagt, telt. Verder komt er echter quasi niemand langs, dus die beurten blijven leeg. Hij heeft geen informatie over waarom ik er niet was.

Geen groen, geen muziek, geen tijdschrift

Ik denk nu ook terug aan mijn vorig bezoek. Ik onderga de formaliteiten: ik ruil mijn identiteitskaart voor een aftands plastiekje met daarin een quasi onherkenbare zwart-wit foto van mijn gezicht op een papiertje. Ik stop al mijn spullen in een locker. Vijf minuten later zit ik in de wachtkamer. Er zullen maar zes andere mensen volgen.

De motor van de centrale verwarming slaat steeds af en weer aan. Tussendoor is het hier stil. Er is geen groen, geen muziek, geen enkel tijdschrift. Op zoek naar een bezigheid bestudeer ik uitvoerig mijn handen. Ik kijk naar de grond en naar de muren.

‘Het onthaal van bezoekers heeft niet de ambitie om aangenaam te zijn. Dit is een gevangenis.’

Er hangen zwart-wit foto’s op, met scenario’s van eenzame figuren in clair-obscur, omgeven door spijlen en beton. Op gerafelde A4’tjes, met plakband bevestigd aan de deur, lees ik met uitroeptekens dat het straks verboden is voor kinderen om iets uit de snackautomaat in de bezoekhal te eten, behalve aan de toegewezen tafel waar het bezoek doorgaat. Het staat er in zes talen, zodat we het goed begrijpen.

En ik begrijp nog iets anders. Het onthaal van bezoekers heeft niet de ambitie om aangenaam te zijn. Dit is een gevangenis. Je bent hier niet wie je buiten bent. Dat is wat je als bezoeker moet voelen. Het lukt: ik voel het en wacht in stilte op verlossing. Meer dan een uur later gaat de deur open.

Een twijfelaar

Van nature ben ik een twijfelaar. Iemand die wikt en weegt over het nut van het schrijven van deze tekst. Iemand die piekert in de auto over hoe je een ingewikkeld bezoek het beste aanpakt. Iemand die aarzelt aan de telefoon met een medewerker, omdat hij niet onbeleefd wil zijn tegen andere mensen.

Iemand die zich maar blijft afvragen of hij zich vergist in het uitgangspunt dat de zorgzame aanwezigheid van anderen in het leven van mensen in hechtenis en internering belangrijk is voor hun welzijn en herstel. En voor dat van hen, die om hen geven. En voor dat van de samenleving, op lange termijn.

Wat als?

Maar wat als het probleem niet ligt bij een twijfelende bezoeker, maar wel bij de penitentiaire instelling die voor het onthaal van bezoekers de lat zo laag legt? Wiens idee van ontvangst van familie en vrienden vooral een simulatie van detentie ensceneert? Wiens medewerkers oprechte bezorgdheid afwimpelen met kafkaiaanse regels en gênante smeekbedes beantwoorden met lauwe frustraties door de intercom?

Wat als het probleem niet ligt bij een twijfelende bezoeker, maar wel bij de overheid die dwangsommen betaalt voor de overbelasting van haar gevangeniscapaciteit? Die inhumane leefomstandigheden van gedetineerden laat betijen? Die veroordeling na veroordeling oploopt voor het traumatiserende verblijf van bijna duizend geïnterneerden in de gevangenis? Die te weinig personeel inzet in een afbrokkelende infrastructuur en een onveilig klimaat creëert in haar voorzieningen?

Wat als het probleem niet ligt bij een twijfelende bezoeker, maar wel bij politieke sterkhouders die, wars van de inzichten en aanbevelingen van experts, blijven surfen op de luide roep van de ‘strenge straffen’? Die een gedragen langetermijnvisie als een discus voor zich uit blijven werpen? Die denken dat burgers alleen overbevolking zien als ze moeten rechtstaan in de trein, enkel getuige zijn van onrecht wanneer hun kind een voetbalmatch heeft verloren?

Alstublieft?

Ga ik op bezoek in de gevangenis, dan zie ik er een driekoppige draak ronddwalen. Ik heb een terugkerende gedachte dat de drie koppen elkaar zouden moeten opvreten van schaamte.

Maar bij de start van dit nieuwe jaar, hou ik graag een vleugje hoop overeind. Ik hoop dus dat de draak zijn drie koppen bij elkaar blijft steken en doorwerkt aan een grondig en ethisch verantwoord detentiebeleid. Ik ben zelfs bereid daar opnieuw om te smeken. Dat is best gênant, maar dat ben ik helaas gewoon. Alstublieft?

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.