Iedereen gelijk
“Mijn ouders hebben mij op dezelfde manier opgevoed als mijn zussen, iedereen gelijk”, zegt Fleur. “Toen ik alleen wilde gaan wonen zei mijn mama: ‘Je krijgt een jaar, maar als we merken dat het niet lukt, dan ga je naar een beschermde woonplaats.’”
Fleur legt haar hand op haar buik. In de hoek van de kamer staat een verzorgingstafel, aan de andere kant een wieg. Naast Fleur zit Leen. Het is nog maar enkele maanden geleden dat Fleur verhuisde, van haar eigen appartement naar het huis van haar vriend. Toch lijkt Leens aanwezigheid hier vertrouwd. Ze vindt er, zonder moeite, haar weg van keukenkast naar koffiezetapparaat.
‘Op mijn zestien werd mijn zicht slechter.’
“Mijn grootvader was oorlogsinvalide en had maar één been. Zijn moeder was op latere leeftijd blind geworden”, vertelt Leen. “Hij zei voortdurend: ‘Mijn been, dat is niet zo erg, maar niet kunnen zien, dat is erg’. Dat is mij bijgebleven. Toen ik contact opnam met Pleegzorg voor vrijwilligerswerk heb ik dat ook verteld. En zo kwam ik bij Fleur terecht.”
Naast de lijntjes
“Ik was vier toen ze het hebben vastgesteld”, zegt Fleur. Haar hand zoekt het porseleinen bordje dat naast haar op de tafel staat. Leen schuift het dichterbij. Fleur legt er haar zakje thee op. “Ik heb nooit goed kunnen zien. Ik had geen dieptezicht en zag geen kleuren. Dat was ik gewoon. Maar op mijn zestien werd mijn zicht plots slechter.”
Het is een leerkracht die het opmerkt, tijdens het afnemen van de kerstexamens. Fleur schrijft niet langer op, maar naast de lijntjes. De oogarts stelt ontstekingen vast en schrijft medicatie voor. Maar Fleurs zicht gaat verder achteruit.
“Vanaf het nieuwe jaar kreeg ik hulpmiddelen. Ik kreeg een computer met spraak en vergroting, ik moest braille leren, ik kon niks meer zonder stok. Ik ging van het ene uiterste in het andere.” Fleur haalt adem. “Ik weet nog wat mimiek is”, zegt ze. “Ik heb ooit met de fiets gereden. Dat heeft het zo moeilijk gemaakt.”
Op eigen benen
Fleur wordt opgenomen in Psychiatrisch Centrum Kortenberg. Ze verblijft er drie maanden. “Toen ze merkten dat het beter ging, wilden ze mij terug op eigen benen zetten. Maar ik kon niet naar huis. De relatie met mijn ouders was moeilijk op dat moment.”
‘Ik was heel eenzaam.’
De sociaal werker neemt contact op met Pleegzorg en Fleur gaat op zoek naar een appartement. Een week voor haar ontslag krijgt ze de sleutels. Fleur verhuist en woont alleen.
“Eén keer in de week kwam Joris van Pleegzorg langs om mij te helpen met mijn administratie. Familiehulp en Licht en Liefde waren er ook als ik het nodig had. Maar die eerste winter dat ik alleen woonde, was heel eenzaam. Dat is veranderd toen ik Leen leerde kennen.”
Bh’s en een goeie fles wijn
“Wie wil jij hebben?”, vroeg Pleegzorg Fleur. “Een man, een vrouw, jong, oud?” Ze zei: “Maakt mij niet uit, als het maar iemand is die jong is van geest en graag dingen doet”. Fleur kijkt naar Leen. Leen lacht.
Samen gaan ze op café. Ze winkelen, kopen schoenen, bh’s, kerstcadeaus, een goeie fles wijn voor Fleurs vader. Leen is erbij wanneer Fleur op consultatie moet in het ziekenhuis. Als het sneeuwt en het buiten glad is, doet Leen de boodschappen.
“Op een keer werkte de telefoon niet meer. Er was een panne geweest. Ik had de stekkers uitgetrokken en verkeerd terug ingestoken”, vertelt Fleur. “Dat zijn kleine dingen,” zegt Leen, “maar Fleur ziet het niet. Ze kan mij inschakelen om te kijken wat er mis is. Ik ondersteun haar bij de dingen waar Pleegzorg minder mee kan helpen. De kleine dagelijkse dingen.”
‘Ik kan geen mimiek zien. Ik kan mensen dus niet inschatten. Dan is het heel fijn om iemand vertrouwd bij je te hebben.’
Het was aftasten, maar er groeide vertrouwen. Dat was voor haar erg belangrijk, vertelt Fleur. “In het ziekenhuis kan je om begeleiding vragen, maar dat gebeurt door mensen die je niet kent. Iemand vreemd, daar heb ik het moeilijk mee. Ik kan geen mimiek zien. Ik kan mensen dus niet inschatten. Dan is het heel fijn om iemand vertrouwd bij je te hebben. Niet alleen om te helpen maar ook om eens op bezoek te komen.”
“Een tijdje geleden was ik opgenomen. In het ziekenhuis houden ze er totaal geen rekening mee dat je slecht ziet. Mensen staan aan je bed, je weet niet wie ze zijn, ze zeggen het ook niet. Ze doen van alles en nog wat. Het was heel tof dat Leen dan af en toe eens op bezoek kwam.”
Echo
Na Fleurs vriend was Leen de eerste die het wist. “Ik was net zwanger en moest naar de nierspecialist”, vertelt Fleur. “Leen ging mee. Ik zei tegen haar: ‘Ik ga het u zeggen, zodat je straks niet uit de lucht valt.’” Ze lacht. “Ik moest die dag nog bij jouw mama zijn om de was op te pikken”, zegt Leen. “Ik heb toch maar mooi gezwegen, al was dat niet makkelijk.”
‘De uren die ze samen doorbrengen tellen ze niet uit.’
Leen gaat mee naar de gynaecoloog, wanneer Fleurs vriend aan het werk is. En ze is erbij, bij de eerste echo. “Ik heb zelf geen kinderen. Ik zie heel graag kinderen maar omwille van mijn gezondheid is het er nooit van gekomen. Dan leef je mee”, zegt Leen.
De uren die ze samen doorbrengen tellen ze niet. Als Leen Fleur een tijd niet hoort, belt ze haar zelf op. Voor haar voelt het niet meer als vrijwilligerswerk. “Tijdens het laatste evaluatiegesprek met Pleegzorg waren ze bezorgd, dat ik met de komst van de baby te veel beslag zou gaan leggen op Leen. Maar ik heb hen gezegd dat het de bedoeling is dat dat hetzelfde blijft.” Leen is er gerust in. Beiden lijken ze er klaar voor.
Synergie
“We zijn ervan overtuigd dat het, in het werken met kwetsbare mensen, heel bekrachtigend, positief en helend is om niet alleen met professionals te werken maar ook altijd met een vrijwilliger”, zegt Loes Vanden Berghe. “De synergie die ontstaat door deze samenwerking is in alles wat wij organiseren het uitgangspunt.” Loes is teamverantwoordelijke bij Pleegzorg Vlaams-Brabant en Brussel.
De relatie staat altijd centraal, vertelt ze. Het doel is niet het opnemen van praktische zaken. Wel het opbouwen van een duurzame band. Hoe een vrijwilliger dat doet is keer op keer verschillend. Het hangt af van wie de cliënt is en wie de vrijwilliger is.
‘Mensen moeten zich langdurig engageren.’
“Mensen moeten zich langdurig willen engageren, zodat ze een stukje worden van elkaars leven. Wij zoeken geen vrijwilligers die, bijvoorbeeld, een keertje mee naar het zwembad gaan. We proberen van bij de start een samenwerking te zoeken, vanuit het idee dat er een langdurende verbinding kan groeien.”
Het lukt niet altijd, maar het is mooi wanneer er een wederkerigheid ontstaat tussen de cliënt en de vrijwilliger, zegt Loes. “Mensen zijn gekwetst en hebben veel meegemaakt. Als zij ook iets kunnen doen voor hun vrijwilliger, dan betekent dat vaak heel veel voor hen. Dat ze niet altijd in die ontvangende rol zitten, maar ook in een wederkerige rol kunnen stappen.”
Saxofoon
Leen komt de keuken uit met een kan heet water. Ze schenkt haar tas, en die van Fleur, vol. “Ik wou vrijwilligerswerk doen om iets te kunnen betekenen voor iemand. En ook opdat er een beetje waardering zou zijn voor mij. Hier heb ik een gevoel van wederzijds respect”, vertelt ze.
“Omwille van mijn gezondheid mag ik niet meer werken. Op deze manier kan ik toch een bijdrage doen. Dat vind ik belangrijk. Het geeft mij voldoening. Ik kan iets doen voor haar, maar tegelijkertijd geeft ze mij veel terug. Het heeft mijn leven veel meer waarde gegeven”, zegt ze. “We kennen elkaars familie en Fleur is een beetje als een zusje voor mij.” Fleur knikt.
‘Het geeft me meer zelfstandigheid.’
“Voor mij was het heel belangrijk dat ik zaken kon doen zonder mijn moeder”, zegt Fleur. “Ik moest bewijzen dat ik alleen kon wonen en dat is gelukt met de hulp van Pleegzorg, Familiehulp en Leen. Ik heb gezegd: ‘Kijk, mama, het is gelukt. Ik trek mijn plan.’ Dat was voor mijn ouders een hele geruststelling. Het feit dat Leen er is, geeft mij meer zelfstandigheid. Ik hoef niet altijd beroep te doen op dezelfde mensen.”
“Fleur wou muziek leren spelen”, vertelt Leen. “Ik had thuis een saxofoon liggen. Ze is notenleer gaan volgen en musicologie. Ik bewonder haar zelfstandigheid, hoe ze zich erdoor sleurt en doorzet. Ik kan mij daaraan optrekken. Ik ben onlangs zelf terug saxofoon beginnen spelen, dankzij haar.”
Vandaag is Fleur zelf vrijwilliger. Ze geeft vorming in scholen over wat het betekent om slechtziend te zijn en organiseert activiteiten voor mensen die op latere leeftijd blind werden en in een isolement geraken. Joris, Fleurs begeleider, komt elke maand nog één keer langs. Fleur woont samen met haar vriend. Binnen twee weken verwachten ze hun eerste kindje. Fleur is omringd.
Reacties [1]
Een mooi, warm verhaal. Als vrijwilliger krijg je zoveel terug van hen die mee in hetzelfde verhaal stappen. Zelf ben ik vrijwilliger, bij verschillende organisaties, en ondanks het feit dat deze organisaties zich allen richten tot andere groepen mensen, vind ik in ieder van deze vrijwilligersorganisaties mijn gading, weet ik me te ontplooien. Vrijwilligerswerk is heel dankbaar, en vooral, het verbreed je horizon, en dit tot op het bot, het beklijft je, je geniet. Het brengt uitdagingen, die je met beide handen aanneemt, omdat je weet dat je eruit kan leren, leren, om anderen te ontmoeten, om anderen te ondersteunen waar nodig, en weten hoe je dit kan bereiken. Het mooie zien in ieder die je tegen komt, ook al heeft eenieder uitdagingen die ze in een vakje stoppen. Open staan, voor iedereen, ongeacht de vakjes, het leven wordt intenser, het wordt een moment van genieten, vrijwilligen = leven. Genieten is wat tot heel mooie momenten leidt.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies