Casemanagement?
Trajectbegeleiding is een Nederlands woord voor het modieuze casemanagement. Dat is een vlag die meerdere ladingen dekt, maar betekent in essentie dat onze voorzieningen en dienstverlenende instanties beter afgestemd worden op de vragen en leefwereld van jongeren.
Vandaag zien we dat heel veel sociale en pedagogische instanties zich richten op jongeren, vaak los van elkaar en vanuit een eigen geïsoleerde positie, aanpak en probleemdefiniëring. Alle recente inspanningen rond integrale jeugdhulp moeten dat euvel aanpakken. Toch zien we dat deze hervormingen in de praktijk vooral leiden tot een betere afstemming binnen de hulpverlening. Ook de trajecten van jongeren worden beter in kaart gebracht. Maar domeinen die niet meteen gelinkt worden aan het klassieke hulpverleningsveld, zoals jeugdwelzijnswerk, blijven buiten beeld.
Jeugdwelzijnswerk
Laat dat jeugdwelzijnswerk nu net een van de werkvelden zijn die vertrekt vanuit de leefwereld van jongeren, eerder dan vanuit de wetmatigheden van de geïnstitutionaliseerde hulpverlening. Bovendien is het een praktijk die veel jongeren aanspreekt die zich op school of qua huisvesting, gezondheid, tewerkstelling of justitie in een precaire of risicovolle situatie bevinden. Jongeren die bovendien minder toegang hebben tot maatschappelijke hulpbronnen.
‘Hulpverlening en jongeren vinden elkaar pas als de situatie geëscaleerd is.’
Vaak vinden hulpverlening en jongeren elkaar pas als de situatie hopeloos geëscaleerd is. En als hulpverleners jongeren in beeld krijgen, gaat het vaak om kortstondige, ad-hoc en projectmatige antwoorden op bepaalde misstappen. Het integratieproces van veel van deze jongeren bestaat niet zelden uit een aaneenschakeling van projecten en trajecten, zonder een duidelijke lijn die doorgetrokken wordt over het geheel.
Gedifferentieerd werkveld
De differentiatie van ons werkveld is goed, de noden en aspiraties van verschillende groepen mensen zijn ook heel uiteenlopend. Al speelt het vaak subtiele, veelal beleidstechnische onderscheid tussen hulpverlening, jeugdwerk, arbeidszorg of leerondersteuning weinig rol vanuit het perspectief van wie ondersteuning nodig heeft. Tegelijk gaat het ruimere sociaalpedagogische kader vaak verloren.
Sociaal werkers, maar ook sociaal beleidsmakers lijken zich soms helemaal niet meer bewust van het gedeelde sociaalpedagogische kader waarbinnen al deze voorzieningen werken. Of het is voor hen in elk geval geen referentiekader waarbinnen gereflecteerd kan worden over het eigen werk. Die reflectie gebeurt nu vooral methodisch en introspectief.
Vraag en aanbod
Dat alles leidt ertoe dat aanbod en vraag elkaar niet lijken te vinden, maar ook dat het aanbod niet altijd even bruikbaar is. Trajectbegeleiding probeert daar een antwoord op te bieden. Dat is niet evident, want een trajectbegeleider richt zich op individuele jongeren in een bij uitstek groepsgerichte praktijk. Het combineren van dat individuele met dat groepsgerichte is misschien wel een van de sterktes van trajectbegeleiding binnen het jeugdwelzijnswerk.
‘Een trajectbegeleider richt zich op individuen in een groepsgerichte praktijk.’
Inspiratiebronnen zijn ‘Life space crisis intervention‘ (LSCI) en de theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid, die precies wijst op de mank lopende interactie tussen instituties en de leefwereld van jongeren. Naert en Colle koppelen aan deze methodische en theoretische insteken ook een activistisch opzet. We moeten jongeren niet enkel efficiënter toeleiden naar het bestaande aanbod, we mogen ook eens grondig stilstaan bij de bruikbaarheid van dat aanbod.
Twaalf jaar experimenteren
Het boek is gegroeid uit de praktijk van twaalf jaar experimenteren met trajectbegeleiding binnen het Gentse jeugdwerk. Dat maakt dat Naert en Colle de dilemma’s in het dagelijks werken met de meest kwetsbare groepen in onze samenleving niet links laten liggen. Ze pleiten uitdrukkelijk voor een leefwereldperspectief en sluiten aan bij de recente Eropaf!-beweging in het sociaal werk. Ze hekelen het tijdvak waarin sociaal werkers steeds professioneler werden, en steeds verder af gingen staan van de nulde en eerste lijn. Ze erkennen tegelijk dat ‘eropaf gaan’ net zo goed heel intrusief en paternalistisch kan uitdraaien of aanvoelen.
Het opzet van dit boek is te vergelijken met de opgave waar jongeren voor staan, zeker jongeren die opgroeien in de meest maatschappelijk kwetsbare posities. Ze worden geconfronteerd met een opeenhoping van moeilijkheden en een relatief beperkte toegang tot maatschappelijke hulpbronnen om die moeilijkheden te ontwijken of te hertalen in mogelijkheden. Hun toegang tot die hulpbronnen wordt bovendien nog bemoeilijkt door de verzakelijking, verkaveling en verkokering van ons sociaalpedagogische werkveld. En dit ondanks integrale jeugdhulp en andere huizen van het kind. Problemen en oplossingen zijn niet van elkaar te onderscheiden.
‘Knap werk.’
Een trajectbegeleider kan jongeren daar doorheen loodsen en kan vooral op hun tempo werken en hun taal spreken, aansluiten bij hun strategieën en aspiraties, reflecties verbreden en verdiepen…
Een coherente kijk
Naert en Colle slagen vrij goed in hun opzet. Ze koppelen uiteenlopende inzichten en methodieken aaneen tot een coherente kijk waarin ze de inherente spanningsvelden en dilemma’s niet ontwijken. Integendeel, ze gaan er midden in staan. Hun boek biedt een theoretische kijk, gefundeerd in een handelingsgerichte praktijk die al twaalf jaar loopt. Dat leidt tot een werk dat wel wat handvatten biedt om complexe vraagstukken meer hanteerbaar te maken.
Laat ons vooral niet al te voortvarend inzetten op ‘oplossingen’. Er worden bij het opleggen van de juiste antwoorden immers nogal wat mogelijkheden en krachten ‘opgelost’. Knap werk.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘AI biedt enorme kansen voor sociaal werk’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies