Samen
De in Londen gevestigde Amerikaan Richard Sennett schreef invloedrijke teksten over de stad, individualisering, arbeidsethiek en de cultuur van het nieuwe kapitalisme. In 2012 publiceerde hij ‘Together: The Rituals, Pleasures and Politics of Cooperation’.In 2016 volgde de Nederlandse vertaling: Sennett, R. (2016), Samen. Een pleidooi voor samenwerken en solidariteit, Amsterdam, Meulenhoff.
‘Hoe kunnen mensen die sterk verschillen toch samenwerken?’
In dat boek gaat Sennett op zoek naar hoe mensen interageren en samenwerken via luister- en expressievaardigheden. Hij focust zich op een bijzonder moeilijke vorm van sociale interactie: samenwerking tussen mensen met conflicterende belangen, mensen die ongelijk zijn, elkaar wantrouwen of elkaar simpelweg niet begrijpen.
Conflicterende belangen
Sennett onderzoekt hoe mensen die sterk verschillen toch kunnen samenwerken. Dit is noodzakelijk, want de verbinding tussen mensen met verschillende standpunten, achtergronden en vaak conflicterende belangen is een cruciale uitdaging voor onze samenleving.
Sennett beschouwt samenwerking met ‘anderen’ als een met uitsterven bedreigde ambacht. Hij beschouwt het herwaarderen en beoefenen van dergelijke luister- en expressievaardigheden als een sleutel tot meer sociale cohesie en wederzijds begrip. In zijn boek maakt Sennett een onderscheid tussen dialectische en dialogische samenwerking.
Tegenover elkaar staan
Een dialectische conversatie is een interactie tussen tegenover elkaar staande meningen, visies of belangen. De ‘these’ lokt de ‘antithese’ uit. Vanuit hun perspectief proberen deelnemers tot een gedeelde grond of ‘synthese’ te komen.
Een risico van deze dialectische benadering is echter dat de zwakste stemmen makkelijk opzij gezet worden. Wie niet assertief is, wordt niet beluisterd. Of de samenwerking geraakt niet van de grond omdat de betrokken partijen geen overeenstemming vinden.
Verbinding zoeken
In een dialogische conversatie ligt dat heel anders. Daar gaat het niet zozeer over het bepalen van een gedeelde grond of overeenstemming tussen beide partijen. Het luisteren naar de beleving van mensen staat centraal. Men moet het niet per se eens zijn met elkaar. Het wederzijdse begrip wordt vergroot en men wordt zich bewuster van de eigen standpunten.
‘Men moet het niet per se eens zijn met elkaar.’
Dialogische samenwerking leidt dus niet tot een overeenkomst maar tot een hogere vorm van bewustwording. Je aanvaardt het anders-zijn van de gesprekspartner. Hierbij ontstaat het besef dat verschillende meningen perfect naast elkaar kunnen bestaan.
Sennett schuift de dialogische samenwerking naar voren als cruciaal om te komen tot verbinding.
Belangrijk maar uitgestorven
In de praktijk sluiten dialectische en dialogische conversaties elkaar niet uit. Zo is er niet noodzakelijk iets mis met werkbare compromissen die ontstaan vanuit welbegrepen eigenbelang. Het probleem situeert zich elders. Sennett stelt vast dat dialogische vaardigheden verloren gaan terwijl we die net nodig hebben om elkaar beter te begrijpen.
Zo stelt hij in een interview op Sociale Vraagstukken dat samenwerken met anderen in een diverse samenleving “het vermogen tot het aangaan van dialogische relaties veronderstelt, van het kunnen luisteren naar de noden van een ander zonder er mee samen te vallen. Het ontwikkelen van die vaardigheid vraagt veel oefening en reflectie. Daarbij is, wat ik noem een subjunctive voice nodig – een stem die niet assertief is maar ruimte geeft. Waarin empathie wordt gepraktiseerd en de ander ruimte wordt gegeven.”
Niet pessimistisch
Volgens Sennett dreigt de moderne mens dit vermogen tot dialogische samenwerking kwijt te spelen door groeiende ongelijkheid en vluchtigheid van sociale relaties. Dit is problematisch. Op gelijke voet samenwerken en ideeën uitwisselen, stelt mensen in staat om tot gedeelde inzichten en door elkaar gerespecteerde waardenkaders te komen. Dat is noodzakelijk voor een samenleving. Gebrek aan zinvolle interactie leidt tot misverstanden, achterdocht en het gevoel nergens bij te horen.
‘Buurtwerk respecteert anders-zijn.’
Toch is Sennett niet pessimistisch. Hij benadrukt dat verbinding door meer dialogische samenwerking mogelijk is. In ‘Samen’ schuift hij het buurtwerk naar voor als een praktijk waar onze samenleving iets uit kan leren. Het biedt voorbeelden van hoe je dialogische samenwerking tussen buurtbewoners kan realiseren. Hier worden het anders-zijn en de moeilijkheden om mee te draaien in onze moderne samenleving gerespecteerd.
Gemeenschapshuis in Chicago
Sennett bespreekt het gemeenschapsopbouwend werk van Jane Addams (1860-1935) en Saul Alinsky (1909-1972) in zijn thuisstad Chicago. Daar ontstonden verschillende organisaties die er in slaagden om op dialogische wijze samen te werken.
Zo is het ‘Hull House’ van Jane Addams in het begin van de twintigste eeuw een belangrijke referentie voor hedendaags sociaal werk. Chicago was toen een smeltkroes van klassen en culturen. Addams werd aangegrepen door de groeiende groep mensen die er niet in slaagde om zinvolle, duurzame economische en sociale banden aan te knopen. Ze trokken zich terug uit het publieke leven.
Zij zag daarin niet enkel persoonlijk lijden, maar ook een verband met sociale wantoestanden. Het Hull House was een soort gemeenschapshuis en centrum voor sociale hervorming.
Opvang en armenzorg groeiden er vanuit een dubbele vraag: “Hoe kunnen we samenwerking bevorderen tussen mensen die anders zijn? Hoe kunnen we de wil om zich te verenigen en actief deel te nemen aan de samenleving stimuleren?”
Eenvoudig antwoord
Addams geeft een verrassend eenvoudig antwoord op deze complexe vragen over diversiteit en participatie. Focus op dagelijkse activiteiten en ervaringen zoals kinderen opvoeden, wassen, koken, winkelen, lichaamsbeweging en onderwijs. Voor Addams was sociale samenhang een concreet effect van succesvolle ontmoetingen in het dagelijkse leven.
‘Focus op dagelijkse activiteiten.’
De medewerkers van het Hull House speelden een belangrijke rol in het ondersteunen van activiteiten van mensen. Luisteren naar ervaringen en wensen van bezoekers was veel belangrijker dan ze te vertellen wat ze het best zouden doen. De sociaal werkers richtten zich op losse en alledaagse uitwisselingen met en tussen bezoekers en vrijwilligers. Zo maakten ze een deugd van ‘informaliteit’.
Assisteren, niet dirigeren
Uit deze plek waar kwetsbare mensen ongedwongen konden samenwerken, groeiden een heleboel inzichten, nieuwe praktijken en voorstellen tot sociale hervorming voor inclusie en structurele armoedebestrijding.
Een van Addams’ leerlingen, Charlotte Towle, vatte de visie op de rol van de sociaal werker in het Hull House bondig samen: “Assist, don’t direct”. Assisteren, niet dirigeren.
Gemeenschapsorganisator
De visie van Addams leeft voort in het werk van Saul Alinsky. Alinsky was onder andere voor de Amerikaanse president Barack Obama een grote inspiratiebron. Hij wordt erkend als één van de meest effectieve gemeenschapsorganisatoren.
‘Verbindend gemeenschapswerk heeft geen vaste doelstellingen.’
Tussen 1930 tot 1970 was Alinsky actief in verschillende Amerikaanse steden en getto’s. Hij zag belangrijke verschillen tussen zijn praktijk en hoe politieke partijen of grote organisaties zoals vakbonden en publieke administraties omgaan met arme, onderdrukte groepen. Zij handelen in functie van vastgelegde politieke kaders en doelstellingen.
Verbindend gemeenschapswerk, aldus Alinsky, heeft daarentegen “geen vastgelegde doelstellingen en chronologie. De vragen veranderen voortdurend. De situatie is vloeibaar en blijft verschuiven. Verschillende doelen zijn niet uit te drukken in concrete termen zoals dollars of uren.”Geciteerd in Sennett, R. (2012), Together: The Rituals, Pleasures and Politics of Cooperation, New Haven, Yale University Press, p. 51 (eigen vertaling).
Straten en mensen leren kennen
Alinsky’s succesvolle methode bestond erin om de straten en de mensen te leren kennen. Hij bracht bewoners samen en ondersteunde de samenwerkingen die spontaan ontstonden. De thema’s, bekommernissen en goesting om iets te doen, moesten zoveel mogelijk van de mensen komen. De gemeenschapswerker ging mensen niet vertellen wat ze moesten doen. Hij verschafte wel informatie en ondersteuning.
Door mensen die nooit met elkaar spraken, samen te brengen, trachtten sociaal werkers de dialogische uitwisselingen gaande te houden. Dat versterkt gemeenschappen en doet signalen landen op beleidstafels.
Vrijwilliger en professional
Met deze historische voorbeelden toont Sennett hoe gemeenschapsgeoriënteerd en vraaggericht sociaal werk informele, dialogische samenwerkingen faciliteerde tussen diverse, vaak uitgesloten burgers.
‘Buurtwerkers zijn ervaren luisteraars.’
In datzelfde interview op Sociale Vraagstukken over sociaal werk en buurtwerk in Nederland argumenteert Sennett dat ook vrijwilligers een belangrijke rol spelen bij dialogische samenwerking. Toch blijft ondersteuning en dienstverlening door professionals noodzakelijk.
Goede buurtwerkers zijn ervaren en nieuwsgierige, dialogische luisteraars. Tegelijk kunnen ze afstand bewaren en beroep doen op een netwerk en kennis van de buurt. Dat stelt hen in staat nieuwe, informele ontmoetingen en samenwerkingen te faciliteren. Die rol van buurtwerkers kan je niet zomaar aan leken of andere professionals overlaten. Het is een specifieke job.
Samenlevingsopbouw Antwerpen
Heeft dit verhaal over dialogisch samenwerken betekenis voor het huidige buurtwerk in Vlaanderen? We gingen daarover in gesprek met buurtwerkers van Samenlevingsopbouw Antwerpen stad. Daarnaast bestudeerden we verschillende visie-teksten, werkingsverslagen, interne teksten en brochures van de organisatie.
Volgens de bevraagde buurtwerkers werpt het perspectief van dialogische samenwerking een verhelderend licht op hun praktijk. In onze complexe samenleving is de nood aan dialoog tussen diverse burgers en beleidsmakers groot.
De beschreven methode wordt sterk herkend. Ook deze Antwerpse buurtwerkers vertrekken voluit vanuit wie en wat er leeft in de buurt. Ze zetten in op praktische activiteiten zoals samen koken, een reus maken voor de Reuzenstoet en Nederlands spreken in een informele setting. Zo creëren ze ‘gemeenschappelijkheid in het anders-zijn’.
‘Deelnemers mogen van mening verschillen.’
Deze aanpak vereist dat men afstapt van een sociaal eenheidsidee. Deelnemers moeten niet neutraal zijn, ze mogen van mening verschillen. Discussies over koken in het buurthuis of de snelheid waarmee iemand Nederlands leert, leiden zelden tot een gedeelde consensus over voeding, zelfredzaamheid of te verwachten engagement. Dat mensen met elkaar samenwerken ondanks deze tegengestelde opvattingen zien professionals als een meerwaarde van het buurtwerk.
Het anders-zijn is niet de focus van de samenwerking, maar het krijgt ruimte. Zo ontstaat er vaak meer begrip voor elkaars verschillen. Het gebeurt dat mensen hun mening over individuen of groepen bijstellen als ze beter begrijpen waarom mensen bijvoorbeeld hun voedingsvoorschriften zo belangrijk vinden.
Conflict als kans
Zo’n dialogische uitwisseling is niet vanzelfsprekend. Buurtwerkers kunnen het tempo en de manier waarop samenwerking en verbinding ontstaan niet zomaar plannen. Het is vooral belangrijk om een ongedwongen sfeer te creëren. Engagementen en voorstellen spelen in op ideeën en talenten van bezoekers en buurtbewoners.
Soms is het nodig om flexibel om te gaan met op voorhand gemaakte afspraken om ‘iedereen een plek te laten hebben’. Zo laat men in het fietsatelier in Deurne een gemotiveerde vrijwilliger toch wielen centreren in het atelier en hoeft een vrijwillige technische instructeur niet alle vergaderingen bij te wonen. Tegen de gemaakte formele afspraken in.
‘Conflicten bieden ook kansen.’
Dat stoot regelmatig op tegenstand en onbegrip van andere deelnemers. Vanuit hun ervaring om emotionele afstand te bewaren, spelen professionals een belangrijke rol in het vertalen van boodschappen in functie van voortdurend samenwerken en het leren kennen van elkaars context. Conflicten zijn dan ook niet noodzakelijk negatief. Als men er iets mee doet, bieden ze kansen.
Nieuwsgierig en aandachtig
Net als de medewerkers van Addams en Alinsky, leggen ook deze Antwerpse buurtwerkers verbinding door mensen te wijzen op hun overeenkomsten en gedeelde interesses. Ze laten zien wat ze voor elkaar kunnen betekenen.
Om zo’n nieuwe ontmoetingen te creëren, is het cruciaal dat buurtwerkers ingebed zijn in de buurt. Ze luisteren nieuwsgierig en aandachtig naar de beleving en achtergrond van mensen. Professionals ondersteunen vrijwilligers door te hameren op ‘het voordeel van de twijfel’ en ‘vragen durven stellen’. Dat helpt om voorbij het label van zorgweigeraar te kijken of de achterliggende oorzaken van gebrekkige participatie te begrijpen.
Inzetten op groei
Volgens de buurtwerkers zijn veel vormen van materiële hulp- en dienstverlening er in de eerste plaats op gericht om mensen aan een bepaalde norm te laten voldoen. Of om op vooraf opgelegde doelstellingen te behalen. In zo’n systemen is het moeilijk om voeling te krijgen met de leefwereld van mensen. Het laat mensen in een kwetsbare positie amper toe om hun dialogische vaardigheden te ontwikkelen.
‘Buurtwerk is een plek waar mensen experimenteren.’
Buurtwerk biedt daarentegen een plek waar mensen experimenteren met sociale relaties. Dat kan bijvoorbeeld gaan over het spreken in groep, een trekkende rol opnemen of mensen ondersteunen die ‘anders zijn’ of het moeilijk hebben.
Een belangrijke bijdrage van buurtwerk zit in het actief stimuleren van deze ruimte voor dialoog en sociaal experimenteren. Inzetten op groeitrajecten van bezoekers en vrijwilligers is volgens de buurtwerkers een aspect dat onderschat wordt. Dit onderscheidt het buurtwerk van ’bezigheidstherapie’, een vaak gehoorde kritiek.
Grondrechten
Vanuit deze ervaringen werkt buurtwerk ook structureel door signalen te geven aan partnerorganisaties, publieke diensten en beleidsmakers. Het realiseren van grondrechten staat hierbij centraal. Buurtwerk werkt in op drempels die de sociale grondrechten van hun bezoekers hypothekeren.
Volgens de bevraagde buurtwerkers staat deze politieke ruimte vandaag onder druk. De lokale overheid zit niet te wachten op die ‘kritische partnerrol’ van het buurtwerk.
‘Buurtwerk kijkt niet alleen naar de overheid.’
Maar het buurtwerk kijkt niet alleen naar de overheid om drempels weg te nemen. Het werkt ook wenselijke alternatieven uit. Men vult restruimte in de stad in vanuit buurtnoden. Buurtwerkers leggen verbanden tussen bestaande organisaties en moeilijk bereikbare doelgroepen. Ze moedigen organisaties aan om hun praktijk vanuit het gebruikersperspectief onder de loep te nemen. Tegelijkertijd worden deelnemers uitgedaagd om hun ideeën af te toetsen bij de bredere buurt en ook daar in dialoog te gaan.
Ook volgens OCMW’s of sociale huisvestingsmaatschappijen zit het sociaal innovatief potentieel van buurtwerk in het leggen van linken tussen groepen, vrijwilligers en organisaties. Deze partners in de wijk vinden de aanpak van het buurtwerk moeilijk te volgen en zelfs chaotisch. Maar tegelijkertijd waarderen ze de vernieuwende insteken en het contact met voor hen moeilijk bereikbare doelgroepen.
Moeilijk meetbare effecten
Het buurtwerk dat wij onder de loep namen, steunt sterk op de principes van dialogische samenwerking. Dit proberen ze al decennialang, zowel in hun relatie met buurtbewoners en partnerorganisaties als met de overheid.
‘Er is steeds minder plaats voor een dialogische aanpak.’
De effecten van dialogische samenwerkingen laten zich moeilijk vangen in cijfers. Vandaag is dat een probleem. Want in de huidige context van vermarkting en discussies over efficiëntie en het meten van output zijn die cijfers net belangrijk. Het lijkt dan ook alsof er steeds minder plaats is voor de dialogische aanpak. Vanuit het werk van Sennett en onze gesprekken met buurtwerkers plaatsen we daar verschillende vraagtekens bij.
Gedragen projecten
Investeren in sociale relaties en samenwerking op buurtniveau hoeft niet strak gepland en probleemoplossend te zijn. Het is vaak belangrijker dat de ideeën en het enthousiasme van de buurtbewoners komen. Ook als dat betekent dat activiteiten rommeliger verlopen en niet focussen op een op voorhand vastgelegd thema.
‘Samenwerking hoeft niet strak gepland te zijn.’
Die sociale inbedding zorgt voor gedragen projecten en groeimogelijkheden, ook voor zwakkere deelnemers en vrijwilligers. Nieuwsgierigheid en een plek bieden waar mensen ‘anders kunnen zijn’ staan centraal in het werk van de dialogische buurtwerker. Vanuit deze samenwerking ontdekken buurtwerkers dat de grondrechten van kwetsbare doelgroepen geschonden worden.
We stellen dan ook vast dat de signalen die het buurtwerk oppikt als basis kunnen dienen voor een constructief debat over structurele maatschappelijke veranderingen. Praktijken van buurtwerkers vormen een ideale voedingsbodem om sociale grondrechten te verwezenlijken.
Sociale innovatie
Bovendien toont de geschiedenis van sociale hervormingen dat sociale innovatie zelden een resultaat is van één organisatie. Sociale innovatie ontstaat door het samenbrengen van verschillende perspectieven.Godin, B. (2015), Innovation Contested. The Idea of Innovation over the Centuries, Routledge, New York; Sørensen, E. and Torfing, J. (2015), ‘Enhancing Public Innovation through Collaboration, Leaderhip and New Public Governance’, in Nicholls, A., Simon, J. and Gabriel, M. (eds.), New Frontiers in Social Innovation Research, New York, Palgrave Macmillan, 145–169.Het netwerk dat door sommige organisaties sinds tientallen jaren in een buurt is opgebouwd, is dan ook van cruciaal belang voor een succesvol buurtwerk.
‘Van buurtwerk kunnen we veel leren.’
Uit deze sociaal innovatieve projecten kunnen we veel leren. Zo stellen we vast dat de vele nieuwe projecten die men op het wijkniveau ontwikkelt, zoals buurttuinen, deelprojecten en laagdrempelige hulp bij administratie tegemoetkomen aan bepaalde noden die door de overheid of de reguliere hulpverlening onvoldoende opgenomen worden. Deze expertise kan benut worden door overheden om het sociaal beleid te versterken.
Voelsprieten
Buurtwerkers hopen dan ook dat toekomstige opdrachten van de overheid het belang onderschrijven van dialogische samenwerkingen tussen mensen met diverse ervaringen en overtuigingen. Daar ligt de basis van nieuwe verbindingen met verenigingen, dienstverleners en overheidsdiensten. Dialogisch buurtwerk is immers niet per definitie in strijd met het zichtbaar maken van efficiëntie- en effectmeting.
Dialogische sociaal werkers kunnen nuttige voelsprieten zijn voor een beleid dat bereid is om de veranderende noden aan te pakken. De recente discussies rond vermarkting bewogen verschillende actoren tot assertieve stellingnamen en een dialectische houding. Maar misschien is het water niet zo diep als het lijkt. Een hernieuwde dialoog laat beter zien hoe beide perspectieven elkaar, en zo ook het stedelijk weefsel, kunnen versterken.
Reacties [2]
Zo herkenbaar.
2 jaar mogen experimenteren in Oostende rond burenhulp als concrete focus om mensen te verbinden rond kleine dagelijkse dingen die het leven aangenamer maken: een deur die niet meer sleept, medicijnen die gehaald worden van apotheek, een vuilbak die buiten gezet wordt, bij de kinesist geraken 100 meter verder. Of via “Ipad straffe koffie” waardoor geïsoleerde kwetsbare ouderen elkaar ‘s morgens online goeiedag zeggen en elkaar vragen “oe wist” …
Die verbindingen gebeuren niet vanzelf maar toch rekent het Vlaamse beleid erop in het kader van vermaatschappelijking van de zorg. En ja … op het einde van het project hadden we geen businessmodel maar wel een eenvoudige insteek om nieuwe verbindingen te leggen tussen buren en buurtactoren … Dit vraagt natuurlijk iemand die zich verantwoordelijk voelt en het belangrijk vindt dat dit buurtgebeuren goed zit en hierin kan/mag/wil sociaal investeren. 25.000 eur per jaar … Maar eerst de impact zichtbaar maken …
Sterk artikel, doorleefd en heus.
Echter, enkel samen werken vanuit verschillen blijft toch een beetje dweilen met de kraan open. Het verschil is dat het samenwerken laat optekenen dat er heel veel mensen aan het dweilen kunnen gaan, en dat is een meerwaarde.
Net zoals bij het breken van de dijken komen mensen samen, met verschillende achtergronden, en werken samen om de crisis te bedingen door samen zandzakjes te stapelen.
Daarmee is de toon gezet, SAMEN.
Buurtwerkers hoeven geen professionals te zijn. Buurtwerkers zijn mensen, families en gezinnen. Het zijn verschillende BUREN met verschillende achtergronden die SAMEN verschil maken.
Professionals kunnen ingezet worden om gezinnen in het buurtnetwerk structureel, systematisch en methodisch te ondersteunen. We dienen vooral samen te leven zodat samen werken het verschil niet maakt.
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies