Vlaams jeugdwerklandschap
Bij jeugdwerk wordt spontaan gedacht aan jeugdbewegingen. Logisch, want ze zijn het grootst, het meest verspreid en ook het meest herkenbaar. Maar er bestaan nog heel wat andere vormen van jeugdwerk. Denk aan speelpleinwerkingen, vakantieorganisaties, jeugdhuizen, cultuureducatieve organisaties en jeugdwelzijnswerkingen.
‘Jeugdwerk kan niet blind zijn voor armoede.’
Anno 2016 erkent en subsidieert Vlaanderen 106 jeugdorganisaties. Maar ook op lokaal niveau zijn uiteenlopende jeugdorganisaties actief en borrelen voortdurend nieuwe initiatieven voor en door jongeren op.Deze Ambrassade-video schetst het jeugdwerklandschap in Vlaanderen.
Jeugdwerk en armoede
Er is dus een rijk en gevarieerd jeugdwerklandschap. Jeugdorganisaties vormen samen een sterk middenveld gericht op kinderen en jongeren. Onze buurlanden zijn er jaloers op. Wat ons jeugdwerklandschap zo uniek maakt, is dat het sterk voor én door kinderen en jongeren wordt vormgegeven. Al dat vrijwillig en professioneel engagement is van onschatbare waarde.
Als we zien hoeveel kinderen en jongeren in ons land opgroeien in een kansarm gezin, dan kan het jeugdwerk daar niet blind voor zijn. Kunnen jeugdorganisaties vanuit hun unieke positie een rol spelen in de strijd tegen armoede? Vooraleer mogelijke actieterreinen te verkennen, nemen we eerst het huidige armoedebeleid onder de loep.
Geen individueel probleem
Meer dan ooit heb je je eigen lot in handen. Je positie in de samenleving wordt verklaard door je eigen doen en laten. Of je moet al erg veel pech hebben. Ook in het armoededebat vind je die individualisering sterk terug. Toch zijn de oorzaken van armoede niet uitsluitend individueel te verklaren.
Een voorbeeld. Voor iemand in armoede is werk de beste buffer tegen armoede. Naar werk zoeken, is dus wat je te doen staat. Maar dan moeten er wel jobs zijn. Het aantal openstaande vacatures is hoog, maar er is een grote mismatch tussen vraag en aanbod. Er zijn te weinig kwalitatieve en duurzame jobs voor laaggeschoolden.
Armoede is een complex samenspel van verschillende factoren op individueel, institutioneel en structureel niveau. Een eenzijdige focus op het individu houdt onvoldoende rekening met de echte oorzaken, onder andere het niet beschikken over een toereikend inkomen voor een menswaardig bestaan. Maatschappelijke systemen zoals de arbeidsmarkt of het onderwijs, blijven te veel buiten schot.
We lijken bovendien terug te keren naar een soort van ‘gunstdenken’. Solidariteit wordt selectief. De norm wordt bepaald door mensen die niet in armoede leven, rechten worden steeds meer voorwaardelijk.
Selectieve solidariteit
Neem het voorbeeld van kinderarmoede. De enorme aandacht voor kinderarmoede zorgt voor een breed gedragen maatschappelijke consensus om actie te ondernemen. ‘Voor het onschuldige kind doen we onze portefeuille open.’
‘Vaak worden ouders met de vinger gewezen.’
Maar wat we te snel over het hoofd zien, is dat het de ouders zijn die vaak met de vinger gewezen worden. “Zij brengen hun kinderen niet naar de kleuterklas. Zij vertikken het om werk te zoeken. Ze besteden te weinig aandacht aan de opvoeding”.
Dit illustreert hoe we, bewust of onbewust, onderscheid maken tussen zij die hulp verdienen en zij die dat niet verdienen. Maar wie zijn dat dan, de mensen die het echt verdienen? En vooral: Wie bepaalt dan wie dat zijn? Heeft niet iedereen recht op een menswaardig bestaan?
Wie bepaalt wat goed is?
Meestal bepalen mensen die niet in armoede leven, wat armoede is en welke oplossingen wenselijk zijn. Mensen in armoede worden zo object van interventie. De ‘arme’ die we kunnen bestuderen en in een welbepaalde richting sturen. Wij die weten wat goed is, als een soort van pedagogisch beschavingsoffensief.Mestrum, F. (2011), ‘Een kritische kijk op kinderarmoede’, in Coussée, F. en Mathijssen, C., Uit de Marge van het Jeugdbeleid, Leuven, Acco.
Van overal komen goede adviezen: van de trajectbegeleider, leerkracht en schuldbemiddelaar. Adviezen die niet noodzakelijk op elkaar afgestemd zijn. Meer solliciteren, hoe doe je dat zonder opvang voor je kinderen?
‘Hoe solliciteren zonder kinderopvang?’
Voor de beleving van gezinnen in armoede of voor hun oplossingen is weinig oor. Toch zijn die stemmen essentieel. Niet omdat ze gelijk hebben, maar omdat het er als democratische samenleving op aan komt om alle stemmen te horen. Zeker in onze superdiverse samenleving is het cruciaal om die verscheidenheid aan stemmen en manieren van betekenisgeving te kennen en voortdurend opnieuw op te zoeken.
Voor wat hoort wat
In de huidige besparingscontext trekken overheden zich terug op cruciale levensdomeinen zoals welzijn, sociale zekerheid en gezondheidszorg. De schaarse middelen moeten zo efficiënt mogelijk ingezet worden. De return van die investering is best zo groot en direct mogelijk. Zowel in de Dorpstraat als Wetstraat is die voor-wat-hoort-wat-mentaliteit duidelijk aanwezig.
‘Overheden trekken zich terug.’
Rechten worden voorwaardelijk. Als je te weinig inspanningen levert, dreig je de uitkering te verliezen. Ook aan het leefloon worden voorwaarden gekoppeld. Dat lijkt de logica zelve. Natuurlijk is het belangrijk dat een overheid stimulansen geeft aan mensen om uit hun precaire situatie te komen. Zo’n maatregelen kunnen activerend werken.
Maar het wordt problematisch wanneer het leefloon voor een aantal mensen en gezinnen in armoede het allerlaatste vangnet is. Het zijn zij die het meest uitgesloten zijn, die het moeilijkst kunnen voldoen aan gestelde voorwaarden. Zij vallen opnieuw uit de boot.
Strijd voor solidariteit
De risico’s van ons samenlevingsmodel zijn slechts voelbaar voor een klein deel van de bevolking. Dat deel dat sowieso al weinig gehoord wordt, laat staan politiek vertegenwoordigd is. Daar ligt meteen de verklaring voor het gebrek aan urgentie, draagvlak en daadkracht voor een structurele aanpak van armoede.Cantillon, B. en Buysse, L. (2016), De staat van de welvaartsstaat, Leuven, Acco.
Het ingrijpen op structurele oorzaken van armoede vertrekt vanuit het universeel recht op een menswaardig bestaan, zoals staat opgenomen in de OCMW-wet die in 2016 exact 40 jaar bestond. Solidariteit mag niet selectief zijn.
‘Solidariteit mag niet selectief zijn.’
Het huidige beleid zet dan wel in op het verzachten van effecten van armoede, maar armoede bestrijd je pas echt als je de oorzaken aanpakt. Een structureel armoedebeleid is een herverdelingsbeleid. Beleidsinstrumenten die inspelen op een rechtvaardige verdeling en herverdeling van inkomen, jobs en kansen. Onze welvaartstaat doet al zeer veel, maar een Belgisch armoedecijfer van 15% is een samenleving als de onze onwaardig.
Wat kan jeugdwerk betekenen?
Wanneer structurele problemen enkel via structurele maatregelen aangepakt kunnen worden, wat kan het jeugdwerk dan betekenen? We kunnen tegen schenen schoppen of fatalistisch worden. Maar jeugdwerk zou jeugdwerk niet zijn, als het niet gelooft dat het een constructieve bijdrage kan leveren.
‘Jeugdwerk werkt vanuit vertrouwen.’
De grote kracht van het jeugdwerk ligt in het werken voor en door kinderen en jongeren vanuit vertrouwen. Laat dit vertrouwen nu net een ideale voedingsbodem zijn om te strijden voor een meer rechtvaardige samenleving.
Eigen uitsluiting aan de kaak stellen
Als we het onderwijs, de arbeidsmarkt, ons samenlevingsmodel als geheel in vraag stellen, moeten we dat ook bij onszelf doen. Hoe kunnen wij als jeugdwerk zorgen dat ieder kind of iedere jongere die nood heeft aan jeugdwerk, ergens haar of zijn plek vindt?
We kunnen werken aan onze toegankelijkheid. Jeugdorganisaties zetten hier al sterk op in, bijvoorbeeld door financiële tegemoetkomingen in te bouwen of tweedehandsmateriaal te voorzien. Maar hoe ga je het gesprek daarover aan met ouders? Benoem je de armoedesituatie? Niet evident. Een speelpleinwerking in een grootstad heeft bovendien andere uitdagingen dan een jeugdbeweging op het platteland of een vakantieorganisatie die jeugdkampen organiseert.
‘Veel uitsluiting blijft onder de radar.’
Het is ook niet altijd duidelijk waar en hoe uitsluiting gebeurt. Bij pesten hoeven we helaas geen tekening te maken. Ook racisme is in gepolariseerde tijden een groot probleem. Dus ook in het jeugdwerk. Veel uitsluiting gebeurt impliciet. Gewoon al het gevoel hebben van ‘er niet bij te horen’ is genoeg. Vele uitsluitingsmechanismes blijven onder de radar of onbespreekbaar. We beseffen nog te weinig wat het effectief is om in een armoedesituatie te leven.
Een warm en veilig nest
De uitdaging gaat verder dan enkel toegankelijkheid. Hoe kan het jeugdwerk aan kinderen en jongeren een warm nest bieden, een veilige thuishaven waar je op adem komt? Waar je even zonder zorgen kan zijn of net je frustraties kan ventileren. Waar je niet voortdurend op je tekortkomingen aangesproken wordt, maar op je sterktes. Een plek waar je herkend en erkend wordt. Waar je geen extra kwetsuren oploopt.
‘Een warm nest betekent niet voor iedereen hetzelfde.’
Maar zo’n warm nest betekent niet voor iedereen hetzelfde. Met het project ‘OOG voor armoede’ proberen we via dialogen dat armoedeperspectief meer ingang te doen vinden binnen jeugdwerk. We proberen verbinding te creëren tussen verschillende jeugdwerkvormen. Centrale vraag: “Hoe kunnen jeugdorganisaties elkaar versterken om een positieve impact te creëren met en voor kinderen, jongeren en hun gezinnen in armoede?”
Vertrek vanuit gezinnen in armoede
Wat hebben kinderen, jongeren en hun gezinnen in armoede nodig? Moeten we die vraag niet vaker stellen? Misschien gaat het slecht op school, roept de zoektocht naar werk frustraties op of is er een moeilijke relatie met de politie. Noden kunnen heel uiteenlopend zijn. Ze overstijgen vaak de vrije tijd.
Jeugdwerk kan en moet die problemen niet allemaal oplossen, maar kan er wel mee aan de slag. Heel wat kinderen en jongeren in armoede vinden om die reden gemakkelijker hun weg naar een jeugdwerking.
‘Strijden we mee voor maatschappelijke verandering?’
Zo’n werkingen bieden een plek waar kinderen en jongeren hun zelfvertrouwen kunnen opbouwen. Waar ze hun talenten ontdekken en ontwikkelen, leren opkomen voor zichzelf en voor anderen, leren samenwerken en experimenteren. En misschien nog het belangrijkste: je mag herkansen.
Kinderen en jongeren in armoede kunnen vanuit dit jeugdwerk mee(r) aansluiten bij andere maatschappelijke domeinen. Maar ondersteunen we kinderen en jongeren in armoede enkel om zich in te passen in onze maatschappij? Of gaan we een stap verder en strijden we vanuit jeugdwerk mee voor maatschappelijke verandering?
Politiserend jeugdwerk
Jeugdwerk staat met beide voeten in de samenleving. Door te werken met en voor jongeren geeft het ook vorm aan de positie van die kinderen en jongeren in de maatschappij. Het jeugdwerk in Vlaanderen kent een rijke traditie van kritische pedagogiek jeugdwerk en het politiseren van samenlevingsproblemen.Debruyne, P. en Naert, J. (2012), ‘Zien, oordelen en handelen. Kansen voor een kritisch-pedagogisch jeugdwerk in een globale wereld?’, in Coussée, F. en Bradt, L., Jeugdwerk en sociale uitsluiting: handvaten voor een emanciperend jeugdbeleid, Leuven, Acco.
‘Jeugdwerk staat met beide voeten in de samenleving.’
Bij politiseren, denken we al te snel aan partijpolitiek, het parlement, gekibbel op een kabinet. Het lijkt een ver-van-ons-bed-show. Terwijl het net gaat over de wezenlijke vraag wat voor soort samenleving wij willen.
In 2015 gingen een aantal jongeren van het Brussels jeugdhuis Chicago (D’Broej) naar Finland om daar het succesvol onderwijssysteem van dichterbij te bekijken. Ze spraken met onderwijsspecialisten, de vakbond en studenten. Ze deelden die ervaring via een filmverslag.
Om maar aan te tonen dat jeugdwerk kan zorgen voor een warm nest dat hen niet opsluit, maar van waaruit kinderen en jongeren net verbinding maken met de samenleving.
Signalen vertalen
Jeugdwerk moet nog sterker teruggrijpen naar die traditie van politiseren. Als beleidsmakers te weinig voeling hebben met de leefwerelden van mensen in armoede, dan hebben jeugdwerkers een belangrijke rol te vervullen. Als vertrouwensfiguren horen zij de verhalen, doorleven de signalen en begrijpen beter dan wie ook in welke omstandigheden kinderen en jongeren opgroeien.
Jeugdwerkers kunnen fungeren als tolk. Ze spreken de taal van kinderen en jongeren in armoede. Ze kunnen hun noden zichtbaar maken. Van die individuele verhalen kunnen ze mee publieke maatschappelijke kwesties maken.
‘Jeugdwerkers fungeren als tolk.’
Signalen tot bij beleidsmakers brengen, klinkt mooi. In de praktijk stellen we vast dat werkingen die het dichtst staan bij kinderen, jongeren en hun gezinnen in armoede vaak in even precaire omstandigheden werken als de gezinnen die ze bereiken. Projectmatige en onzekere financiering, slechte infrastructuur, te weinig beroepskrachten, administratieve overlast…
Als alle energie moet gaan naar het rondkrijgen van de basiswerking komt men vaak niet toe aan de signaalfunctie, laat staan het intensief gaan lobbyen bij beleidsmakers.
Breed maatschappelijk draagvlak
Als we kijken naar het jeugdwerklandschap dan kunnen jeugdorganisaties met meer draagkracht daar een sterke rol in opnemen. Ook dat is solidariteit. Over de strategieën hoeven we het niet altijd eens te zijn. De ene gaat radicaal op de barricades staan. De ander kiest voor pragmatiek en werkt mee vanuit bestaande kaders. Ieder doet dat op zijn eigen manier, vanuit zijn eigenheid. Maar liefst ook samen. Om zo het maatschappelijk draagvlak te verbreden.
De macht van het getal mogen we niet onderschatten. Als jeugdwerk moeten we volharden en resoluut de kaart trekken van alle kinderen en jongeren. Alleen zo krijgen we armoede bovenaan de beleidsagenda. Niet als één van de prioriteiten, maar als dé prioriteit.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Ik kan talloze voorbeelden geven van mensen die bij het Anderlechtse OCMW bot vangen’
Monsterbrouwsel Fentanyl: ‘Ik wil het niet zien, maar kan niet stoppen met kijken’
Functionele cookies Altijd actief
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies