Tijdsbesteding
Over de tijdsbesteding van 55-plussers organiseerde de opleiding psychosociale gerontologie van hogeschool Odisee (Campus Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen) op 18 juni 2015 een studiedag.
Centrale vragen: Wat zijn de maatschappelijke gevolgen van langer werken? Wat betekent langer werken voor onze rollen die we opnemen in familieverband? Hoe combineren we langer werken met vermaatschappelijking van de zorg? Zal het profiel van de vrijwilliger veranderen als iedereen langer werkt? Hoe kunnen organisaties aan de slag met verschillende generaties van vrijwilligers?
‘Ouder worden gaat gepaard met beperkingen.’
Socioloog Ignace Glorieux (VUB) presenteerde zijn onderzoek over tijdsbesteding van 55-plussers. Waar bij volwassenen de arbeidsrol en de ouderrol centraal staan, zien we dat op latere leeftijd de arbeidsrol wegvalt en het belang van de ouderrol afneemt. Op basis van het onderzoek concludeert Glorieux dat het wegvallen van betaalde arbeid niet noodzakelijk een probleem stelt: “Ook zonder betaalde arbeid slagen ouderen er in een gevarieerd actief en sociaal tijdsbestedingspatroon te ontwikkelen. Het lijkt er in tegendeel op dat betaalde arbeid vaak een rem betekent op de vrijetijdsbesteding en sociale participatie.”
Het is echter wel zo dat ouder worden ook gepaard gaat met meer beperkingen en een dalende algemene gezondheid, wat zich vertaalt in het feit dat 65-plussers minder tijd actief buitenshuis doorbrengen.
Ontspannen loopbaan
Ignace Glorieux koppelde een aantal beleidsaanbevelingen aan zijn onderzoeksresultaten. Hij pleit voor maatregelen die de activiteitsgraad verhogen en ervoor zorgen dat mensen de arbeidsmarkt niet te vroeg verlaten. Als samenleving moeten we streven naar een meer ontspannen loopbaan met een groter evenwicht tussen arbeid en vrije tijd. Kortom: een pleidooi voor werkbaar werk.
Daarnaast stelde Glorieux dat de impact van een leven zonder werk niet te onderschatten is. Door gepensioneerden de kans te geven om betaald werk of vrijwilligerswerk uit te voeren, blijven ze contact houden met de brede samenleving.
Het familieleven na 50
Het debat over langer werken legt vooral de nadruk op het arbeidsleven. Zelden kijkt men naar de andere kant van de medaille: het familieleven. Langer werken heeft ongetwijfeld een impact op die andere kant maar tegelijk ondergaat ‘de familie’ ook zo’n verandering dat de weerslag evengoed in de omgekeerde richting gaat.
‘Een pleidooi voor werkbaar werk.’
Familiesocioloog Dimitri Mortelmans (Universiteit Antwerpen) bekeek de veranderingen die families ondergaan. Waar scheiding bij 70-plussers nog vrij zeldzaam is, zien we dat de echtscheidingscijfers voor 50- en 60-plussers vrij hoog liggen.
Onderzoek toont ook aan dat de familiale diversiteit bij 50-plussers toeneemt. In vergelijking met de jongere leeftijdsgroepen komen nieuwe relatievormen zoals LAT-relaties bij ouderen vrij vaak voor. Men ontmoet op latere leeftijd een nieuwe partner, en kiest ervoor om niet samen te wonen maar in de eigen woning te blijven.
Familierollen
Mortelmans ging in op de rollen die ouderen hebben binnen gezinnen en families. We zien dat 55-plussers vaak verschillende rollen opnemen, die van partner, ouder en vaak ook grootouder.
Het waardenpatroon ten opzichte van families blijkt nauwelijks te verschillen tussen mensen onder en boven de 50 jaar. De elementen die men als 30-jarige belangrijk vindt voor een geslaagd huwelijk, zijn nog steeds dezelfde op 55-jarige leeftijd.
Wat de ouderrol betreft zien we dat de meerderheid van de 55-plussers van oordeel is dat ouders altijd hun best moeten blijven doen voor hun kinderen, eerder dan hun eigen leven te leiden.
Opvallend is ook dat 65-plussers vaker dan 55-65 jarigen aangeven dat kinderen verplicht zijn om langdurige zorg voor hun ouders op te nemen. Wellicht wordt deze groep al vaker geconfronteerd met fysieke beperkingen, waarvoor ze hulp nodig hebben.
Kinderopvang
Met betrekking tot de grootouderrol zien we dat heel wat grootouders ingeschakeld worden voor kinderopvang buiten de schooluren. Vooral grootmoeders worden dan ingezet, mogelijk omdat grootvaders langer professioneel actief blijven en dus geen tijd hebben om de opvang van kleinkinderen op te nemen.
‘Grootouders worden ingeschakeld als kinderopvang.’
Dimitri Mortelmans eindigde met de vaststelling dat de ‘drukke leeftijd’ stilaan de ‘drukke levensloop’ wordt. Hij waarschuwt dat er onvermijdelijk nieuwe exit-strategieën zullen ontstaan. Al gelooft hij dat langer werken en intergenerationele solidariteit zullen blijven samengaan.
Vrijwilligerswerk op latere leeftijd
In Vlaanderen zet 16% van de 60-plussers zich in als vrijwilliger, nog eens 16% wenst dat in de toekomst te doen. Een groot potentieel dus.
Hoe deze vrijwilligers rekruteren en behouden blijkt vooral een lokaal verhaal, concludeerde VUB-onderzoekster Sarah Dury in haar doctoraatsonderzoek. Ze kwam het toelichten op het studiemoment.
60-plussers vormen een heterogene groep en kunnen volgens Dury ingedeeld worden in drie groepen: ouderen die actief zijn als vrijwilliger, ouderen die in de toekomst vrijwilligerswerk willen doen en niet-vrijwilligers. Uit haar onderzoek blijkt dat het al dan niet opnemen van vrijwilligerswerk op latere leeftijd niet alleen afhankelijk is van socio-demografische kenmerken van de oudere persoon. Er is ook sprake van een complexe wisselwerking tussen individuele kenmerken zoals gezondheid en de fysiek-sociale context van ouderen, buurtmogelijkheden, sociale netwerken en andere activiteiten.
‘Geef vrijwilligers de kans om zich te ontplooien.’
Om oudere vrijwilligers te motiveren moet men de motieven van de oudere vrijwilliger kennen en deze matchen met het aanbod en de verwachtingen van de organisatie. Men moet streven naar een wisselwerking tussen wat de vrijwilliger verwacht van een organisatie en wat de organisatie verwacht van de vrijwilliger. Het is ook belangrijk om tijd te nemen voor verwelkoming van de vrijwilliger, waarbij informatie wordt meegeven over lidmaatschap, contract, taken, rol, begeleiding, vertrouwelijkheid en privacy.
Motivatie en deskundigheid
Een organisatie die werkt met oudere vrijwilligers moet mensen blijven motiveren, valoriseren en inspireren. Het is nodig om vrijwilligers inspraak te geven. Vrijwilligers moeten goed begeleid worden. Dury stelt voor om functies flexibel te maken en om aandacht te besteden aan concurrentie en dominantie in de groep vrijwilligers. Een goed georganiseerde werkomgeving kan helpen.
Tot slot moet er gefocust worden op deskundigheidsbevordering: vrijwilligers de kans geven om zich te ontplooien, vorming te volgen, ervaring op te doen en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen.
Tweede, derde of vierde carrière?
Er zijn ook ouderen die na hun 65ste beroepsactief blijven. Professor Em. Hilda Martens (Universiteit Hasselt) bekeek op de studiedag werken en langer werken vanuit drie invalshoeken.
Er is de invalshoek ‘werkbaar werk’, zoals de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen dat al ruim tien jaar in kaart brengt aan de hand van indicatoren als werkstress, motivatie, leermogelijkheden en balans tussen werk en privéleven.
‘Werken aan werkgoesting is een keuze.’
Werken en langer werken kan men ook bekijken vanuit ‘werkvermogen’. Het werkvermogen geeft aan in welke mate een werknemer zowel fysiek als mentaal in staat is zijn huidige werk uit te voeren, zowel nu als in de toekomst.Ilmarinen, J. en Tuomi, K. (2004), ‘Past, present and future of work ability’, In: Ilmarinen, J. en Lehtinen, S. (Red), Past, present and future of work ability. People and Work, Research Reports no. 65, Helsinki, Finnish Institute of Occupational Health, 1-25.
Tot slot kan men (langer) werken bekijken vanuit ‘werkgoesting’.Zie ook bijdrage van Hilda Martens over werken aan werkgoesting op Sociaal.Net.Martens benadrukt dat werken aan werkgoesting een keuze is, zowel voor een organisatie als voor het individu. Inzicht hebben in de zin van wat men doet en het krijgen van erkenning hiervoor is cruciaal voor het individu. Organisaties kunnen kiezen voor werkgoesting door hun leidinggevenden daartoe op te leiden.
Werken aan werkgoesting kan door te werken aan talenten, motivatie en loopbaan. Focus daarbij vooral op autonome motivatie, waarmee motivatie vanuit persoonlijke zinvolheid en passie wordt bedoeld. Deze kan men verhogen door in te spelen op drie basisbehoeften: autonomie, verbondenheid en competenties.Deci, E.L. en Ryan, R.M. (2000), ‘The ‘what’ and ‘why’ of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior’, Psychological Inquiry, 11, 319-338.
Mentaal en fysiek gezond
Om mentaal en fysiek gezond te blijven is het volgens Martens belangrijk om na het pensioen actief te zijn en te blijven. Kies voor activiteiten die intellectueel, sociaal en fysiek uitdagend zijn, of blijf gewoon verder werken.
‘Een goede eindeloopbaanbegeleiding is van groot belang.’
Onderzoek heeft aangetoond dat het geleidelijk aan afbouwen van het aantal werkuren vaak een positiever effect heeft dan het plots volledig stoppen met professioneel werk. Een goede eindeloopbaanbegeleiding voor oudere werknemers is van groot belang. Belangrijk daarbij is aandacht voor het belang van werk in het leven van de werknemer, werkgoesting en de timing en verloop van het beëindigen van de loopbaan.
Reacties
Zeker lezen
Evi Hanssen: ‘Palliatieve zorgverleners zijn de vroedvrouwen van de dood’
‘Sociaal werk zal meer politiek worden’
Impact van migratie op mentaal welzijn: ‘Kinderen dragen littekens van hun ouders’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies