Kriebels
Elias is veertien jaar oud. Lichamelijk voelt hij wat leeftijdsgenoten voelen: hormonen, een ontluikend lichaam, kriebels in de buik bij een meisje of jongen in de klas. Omdat Elias een licht verstandelijke beperking heeft, uit hij die gevoelens anders. In het sanitaire blok laat hij soms zijn broek zakken voor iedereen die het wil zien.
‘Je moet onaangepast gedrag exploreren. ‘Dat mag niet’ is te makkelijk.’
“Het is een manier om zich te profileren”, vertelt mama Veerle Vandenbussche. “Hij speelt graag de clown en verbaal is Elias minder sterk dan klasgenoten. Dus uit hij zich fysiek. Je broek laten zakken wijst ergens ook op het besef van lichamelijkheid, misschien op seksueel plezier.”
In 2023 studeerde Veerle af als gezinswetenschapper. Ze schreef haar eindwerk over seksualiteit bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Hoe maak je dat bespreekbaar? Wie neemt welke rol op? En wat met het spanningsveld tussen je kind of cliënt beschermen en zijn seksuele rechten respecteren?
Hoe reageren we best op onaangepast gedrag, zoals dat van je zoon in de toiletten?
“Ik begrijp dat mensen anders reageren op expliciet gedrag van een veertienjarige dan van een kleuter. Toch is het te makkelijk om wat Elias deed zonder meer af te blokken. Ja, je moet sociale normen verduidelijken, maar je moet ook exploreren wat zijn gedrag betekent. En wat eraan voorafging. ‘Dat mag niet’ kan nooit het start- of eindpunt zijn.”
“Hoe kijk je naar je lichaam? Wat versta je onder intimiteit? Zijn er jongens of meisjes die je leuk vindt en wat betekent leuk dan precies? Die gezamenlijke verkenning ontbreekt vaak. Helaas zien we nog te vaak dat er pas een gesprek volgt na onaangepast gedrag.”
Wat maakt spreken over seksualiteit moeilijk?
“We denken nogal snel dat seksualiteit voor deze groep iets bijkomstig is: een onbelangrijk onderdeel van hun levenskwaliteit. Men ziet hen als een persoon met een verstandelijke beperking, niet als een seksueel wezen. Nochtans ontwikkelen deze jongeren zich lichamelijk op dezelfde manier als leeftijdsgenoten zonder beperking. Ze voelen hetzelfde, maar hebben minder vaardigheden en taal om er uiting aan te geven. Net daarom moet je op zoek gaan naar een manier om gevoelens bespreekbaar te maken.”
‘Jongeren voelen hetzelfde, maar hebben minder taal om er uiting aan te geven.’
“Ouders ervaren een spanningsveld. Enerzijds wil je je kind dezelfde kansen bieden, anderzijds wil je het ook beschermen. Wat als je dochter zwanger raakt? Wat als je zoon iemand zwanger maakt? Soms lijkt het beter om het thema dood te zwijgen; dan bestaat seksualiteit niet en zal je kind het niet opzoeken. Dat klopt niet. Hoogstens duw je gevoelens ondergronds. Maar je kind leert noch zijn eigen grenzen, noch die van een ander kennen.”
Bestaan er veel misverstanden onder ouders en hulpverleners?
“Ik vrees van wel. Veel ouders en begeleiders missen basiskennis over seksualiteit en een verstandelijke beperking. Ze denken bijvoorbeeld dat jongeren geen seksuele behoeftes hebben, dat ze geen partner kunnen vinden of seksueel incompetent zijn.”
‘Als we inclusie ernstig nemen, moeten we seksuele rechten actiever faciliteren.’
“Men pleit voor inclusie, maar ontzegt bepaalde groepen tegelijk hun seksuele rechten. Deels doen we dat omdat mensen kwetsbaar zijn, en dus bescherming verdienen. Maar er is ook het fundamentele recht op uitoefening van seksuele rechten, zoals beschreven in het VN-verdrag voor personen met een handicap. Als we inclusie ernstig nemen, moeten we die rechten actiever faciliteren.”
Maak dat eens concreet. Hoe waarborg je die seksuele rechten, bijvoorbeeld als ouder?
“Start vanuit alledaagse aanknopingspunten. Elias is om de haverklap verliefd, op drie of vier meisjes tegelijk. Als zijn ogen wegdromen, speel ik daarop in: ‘Hoe is het met al je vrouwen?’, vraag ik dan. Er zijn ook liefdesbrieven op zijn nachtkastje en tekeningen van mensen die op elkaar liggen. Aanleidingen genoeg voor een gesprek.”
“Wees niet bang om met je zoon of dochter te spreken. Het gaat niet over grote manoeuvres of samen een cursus volgen. Pik in op wat je kind zegt. Peil actief naar zijn leefwereld en gevoelens. Je kind moet voelen dat het over intimiteit en seksualiteit mag spreken. Het is geen verboden onderwerp.”
‘Je kind moet voelen dat het over intimiteit mag spreken.’
“Stel bijvoorbeeld dat je zoon wil logeren bij zijn vriendin. Soms laat dat onnodig alarmbellen afgaan. Wat als hij grensoverschrijdend gedrag stelt? Of wat als er seks volgt met instemming maar ze vergeten een voorbehoedsmiddel te gebruiken? Vanuit die angst stellen sommige ouders hun veto.”
Begrijp je die angst?
“Zeker. Toch blijft de belangrijkste vraag: hoe ziet je zoon die logeerpartij zelf? En ruimer: welke betekenis hebben seks en intimiteit voor hem? Misschien beperkt intimiteit zich voorlopig tot knuffelen en hand in hand lopen. Misschien willen ze in aparte bedden slapen omdat de spanning van samen in een kamer te liggen al groot genoeg is.”
“Opnieuw: haal intimiteit uit de taboesfeer. Als er dialoog is, hou je de vinger aan de pols. Zo kan je beter inschatten wat, bijvoorbeeld, een logeerpartij betekent. Mijn zoon vertelt vaak over koppeltjes in de klas. Dat is een startpunt om te vragen wat een relatie volgens hem betekent.”
“Ik zeg niet dat het altijd makkelijk is. Onlangs vertelde Elias over een kamp waar hij naar eigen zeggen seks had met een meisje. Op het toilet. Zijn beschrijving was levensecht. Na enkele gerichte vervolgvragen vertelde hij dat het meisje tijdens de daad ‘een beetje pijn had’. Ik bleef kalm, dankte hem voor zijn openheid en besloot de kampleiding discreet te contacteren.”
Klopte zijn verhaal?
“Nee, het was pure fantasie. Maar het bood me wel een blik in zijn hoofd. Wat weet hij al over seksualiteit, wat wil hij en hoe kan ik hem daarin ondersteunen? Ik probeer intimiteit en seksualiteit ontwikkelingsgericht te benaderen. Als een proces en een ontdekking van je eigen lichaam, van wat je wil en van grenzen. Waar liggen die voor jou en voor anderen? En hoe leer je grenzen herkennen?”
‘Haal intimiteit uit de taboesfeer. Als er dialoog is, hou je de vinger aan de pols.’
“Een proactieve houding is belangrijk. Vaak geven ouders en hulpverleners alleen info als er vragen komen. Ze willen geen slapende honden wakker maken. Die aanpak houdt risico’s in. Dat een jongere niets over seksualiteit vraagt of vertelt, wil niet zeggen dat het thema niet leeft. Misschien weet hij niet hoe hij erover moet beginnen, of groeide hij op met het foute idee dat intimiteit voor hem uitgesloten is.”
Over welke risico’s spreek je dan?
“Zes op tien vrouwen met een beperking worden slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag. Bij de mannen is dat drie op tien. Mensen met een beperking zijn makkelijker manipuleerbaar en missen basiskennis rond intimiteit. Beide hangen trouwens samen: een goede en tijdige voorlichting verhoogt de weerbaarheid.”
‘Vrouwen met een beperking hebben te vaak pijnlijke, functionele seks.’
“Vrouwen met een beperking hebben te vaak functionele, pijnlijke seks. Dat seks en pijn niet hoeven samen te gaan, weten ze niet altijd. Zo stapel je negatieve ervaringen op en leer je nooit dat je ook kan genieten van seks. Dat is erg jammer en vergroot het taboe om erover te spreken nog meer.”
“Zonder voorlichting groeit ook het risico dat je zelf een pleger wordt. Jongeren voelen lichamelijke impulsen die ze niet altijd kunnen kaderen of reguleren. Je moet daarmee aan de slag gaan. Doodzwijgen of verbieden kan ertoe leiden dat jongeren intimiteit zullen beleven op een onveilige manier. Dat geldt zeker voor de groep die relatief mobiel en zelfstandig is.”
Is het moeilijker om een bevredigende intieme relatie aan te knopen als je een beperking hebt?
“Ja. In vergelijking met de gewone populatie, komen relaties minder voor. Mensen met een beperking hebben dezelfde verlangens, maar bouwen hun identiteit anders op. Ze doen pas veel later een eerste ervaring op en worstelen met ambiguïteit. In televisieseries en op sociale media worden liefdesrelaties vaak zwart-wit afgebeeld. Ofwel is het volmaakt romantisch, ofwel is het drama. Dat bepaalt zowel hun beeld als concrete ervaring.”
“Wie minder taal- en sociaal-emotionele vaardigheden heeft, zoekt houvast in een eenvoudig relatieconcept. Alleen zijn relaties bijna nooit eenvoudig. Partners communiceren slecht, er zijn misverstanden, tegenstrijdige gevoelens, enzovoort. Dat zie je overal, maar in relaties tussen twee mensen met een verstandelijke beperking nog meer. Ze hebben minder tools om met problemen om te gaan.”
“Er verschijnt veel onzin over intimiteit. Stel dat een jongeman in een tijdschrift leest dat orale seks bij een goede relatie hoort. Zoiets kan zijn relatie op de helling zetten. Want orale seks hebben zijn vriendin en hij nooit. Ze spreken er ook niet over. Misschien wacht hij na dat artikel ontgoocheld tot zijn vriendin een initiatief neemt. Als begeleider of ouder moet je dit soort gevoelens opmerken en modereren. Anders loop het mis”
Blijft wat je als ouder of hulpverlener zegt voldoende hangen?
“Hier worstel ik zelf mee als mama. Ik spreek veel met mijn zoons maar weet niet in hoeverre ze alles oppikken. Vaak werkt het geheugen van mensen met een beperking minder goed. Bovendien is er een neiging tot sociaal wenselijk gedrag. Dat zie ik ook bij Elias: hij zegt meestal ja, ja, ja, maar wat denkt of voelt hij echt?”
‘We keuren een slechte relatie sneller af bij iemand met een beperking.’
“We mogen verbale voorlichting niet overschatten. Voor ons werkt dit goed, omdat we de woordenschat ervoor hebben en minder moeite hebben met abstractie. Zo kunnen we veel info uit gesprekken halen. Maar voor wie een beperking heeft, moet je aanvullen met visuele voorlichting. Foto’s, filmpjes en voorwerpen werken soms beter. Al zijn er valkuilen. Wie ervaring heeft met misbruik, kan hevig reageren op expliciete foto’s. Je moet je client of kind vooral kennen en aanvoelen.”
Waar ligt de grens tussen ondersteunen en bemoeien?
“Dat is een goede vraag. Ouders en begeleiders zullen altijd een rol spelen. Seksuele rechten zitten op het snijvlak tussen empoweren en bescherming bieden. Het risico bestaat dat je je eigen normen oplegt, bijvoorbeeld rond geaardheid of monogamie.”
“We zullen een slechte relatie over het algemeen sneller afkeuren bij iemand met een beperking. Of er bewijs in zien dat het überhaupt onmogelijk is. Nochtans hebben ook zij recht op conflict, op ploeteren, op liefdesverdriet. Als je hen daarvan afschermt, kunnen ze niet groeien.”
“Op papier zijn veel ouders en hulpverleners voorstander van gelijke seksuele rechten. In de praktijk botsen ze op bezorgdheden, een gebrek aan kennis en het misverstand dat zwijgen soms beter is dan praten. Dat is nooit zo. Je kan beter iets dan niets zeggen, zelfs al vrees je verkeerde antwoorden of suggesties te geven.”
Wie moet volgens jou welke rol opnemen?
“Als gevolg van inclusie en vermaatschappelijking van zorg wonen mensen met een licht verstandelijke beperking vaker zelfstandig. Dat zorgt voor een andere taakverdeling. Ouders blijven belangrijk, maar ook persoonlijke assistenten of thuisbegeleidingsdiensten kunnen een belangrijke rol spelen. De vraag is wie je vertrouwt en op regelmatige basis ziet.”
‘Het is goed als je iemands seksuele rechten probeert te waarborgen. Maar onderzoek ook de positie van de ouders.’
“De vraag is ook of seksuele rechten een prioriteit zijn. Begeleiders bieden steun bij verschillende uitdagingen: uitdagingen op de job, papierwerk, huishoudelijke klusjes, enzovoort. Die thema’s krijgen vaak voorrang, omdat ze over het algemeen makkelijker bespreekbaar zijn.”
“Net daarom moet je regelmatig afstemmen met je client. Zoiets vergt vertrouwen en een zekere halsstarrigheid bij de hulpverlener. Maak tijd om te begrijpen wat er speelt. Soms blijkt dat seksualiteit geen thema is voor de client. Dat kan evengoed en dat moet je uiteraard respecteren. Het gaat om rechten, niet om plichten.”
“Je persoonlijke visie is bijzaak. Uiteraard is het goed als je iemands seksuele rechten actief probeert te waarborgen. Maar onderzoek ook de positie van de ouders. Als zij er helemaal anders over denken, kan er een loyauteitsconflict ontstaan. Je cliënt mag zich niet gevangen voelen tussen de hulpverlener en zijn ouders.”
“In het ideale geval vinden cliënt, hulpverleners en ouders een gedeelde taal om over intimiteit te spreken. Vervolgens kun je bespreken wat de jongere wenst en nodig heeft. Soms is dat voorlichting, soms relatieadvies, soms gewoon een luisterend oor over een veranderend lichaam en alle gevoelens die dat teweegbrengt. Mensen met een verstandelijke beperking zijn minstens zo zoekend als we zelf zijn.”
Reacties
Zeker lezen
Jongvolwassenen in detentie: ‘Zorg moet fundamentele pijler blijven’
‘De kerstmarkt heeft betere openingsuren dan de sociale dienst’
Arts Wouter Arrazola de Oñate: ‘Racisme maakt mensen ziek’
Functionele cookies Always active
Voorkeuren
Statistische cookies
Socialemediacookies