Achtergrond

Oplossingsgericht werken met mensen met autisme

Het werkt!

Els Mattelin

Steeds meer mensen krijgen de diagnose autismespectrumstoornis (ASS). Zij komen in heel verschillende hulpverleningscontexten terecht, bij hulpverleners die niet allemaal even bekend zijn met autisme. Begeleiders worden uitgedaagd om hier op een goede manier mee om te gaan. Hoe kunnen ze dat doen?Meer weten? Mattelin, E. en Volckaert, H. (2014), Oplossingsgericht aan de slag met mensen met autisme: a.n.d.e.r.s., Antwerpen, Garant.

© Bas Bogers

© Bas Bogers

© Bas Bogers

Meer diagnoses

Sedert 2000 wordt de diagnose ASS meer gesteld bij mensen met een normale begaafdheid. Dat komt onder meer omdat de DSM IV een onderscheid maakte tussen het aspergersyndroom en andere autistische stoornissen.De DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) is internationaal het meest gebruikte classificatiesysteem voor psychiatrische aandoeningen.Mensen met een normale tot hoge begaafdheid kregen vanaf dan de diagnose aspergersyndroom.

‘Steeds meer diagnoses.’

Waar voordien enkel mensen met een verstandelijke beperking een diagnose autisme kregen, werd autisme nu ook (h)erkend bij mensen met een normale begaafdheid. Meer en meer diagnostische centra legden zich specifiek op autisme toe.

De nieuwe DSM, uitgebracht in mei vorig jaar, nam de diagnose aspergersyndroom niet meer op. In de plaats daarvan wordt er nu gesproken over ‘autismespectrumstoornissen’, waarbij het vroegere onderscheid tussen verschillende soorten autisme niet meer van belang is.

De kern van autisme

De kern van het anders zijn van mensen met autisme ligt in de manier van denken en waarnemen. Zowel de manier waarop informatie zintuiglijk wordt opgenomen, als de manier waarop prikkels worden verwerkt, verloopt anders.

Iemand die niet autistisch denkt ziet een geheel. Dan voegt hij er details aan toe, waarbij hij rekening houdt met de context. Iemand met autisme ziet eerst allemaal details. Vandaar dat men nogal eens spreekt over detaildenkers. Dan probeert hij daar een geheel van te maken, zonder rekening te houden met de context.

Als iemand informatie op een andere manier verwerkt, dan is het logisch dat hij ook ander, eventueel onverwacht gedrag zal stellen. Net dat anders denken en dat andere gedrag vormt voor hulpverleners een uitdaging. De courante gespreksvormen en verwachtingen kunnen immers niet gebruikt worden. Het is aan de hulpverlener om zich aan te passen aan de persoon met autisme. Andersom lukt het niet.

De klassieke visie op autisme

In onze opleidingen en vanuit diagnostisch oogpunt wordt er op een klassieke, medische manier naar beperkingen gekeken. We krijgen een opsomming van alles wat niet lukt en gaan op zoek naar oorzaken en oplossingen. De focus ligt op wat niet lukt.

Deze visie bewijst zijn nut als het gaat om zaken te begrijpen, om de dingen in het juiste referentiekader te zetten. Hulpverleners verzamelen informatie over het probleem. Op basis van de historiek en de symptomen wordt een behandelplan opgesteld dat de weg wijst naar een verbetering of een oplossing van het probleem.

‘Mensen met autisme botsen vaak met het medische model.’

Bij zo’n begeleiding botsen mensen met autisme vaak op de grenzen van het medische model. Aan de beperking an sich kan er immers niets veranderen.

Niet begrepen

Mensen met autisme vertellen vaak dat ze zich in een therapeutische context niet begrepen voelen. Ze worden benaderd door hulpverleners die met de beste bedoelingen vanuit hun niet-autistisch denkkader adviezen en oplossingen aanbieden. Interventies zijn soms helemaal niet afgestemd op wat mensen met autisme nodig hebben.

Denk bijvoorbeeld aan het invullen van vrije tijd. Mensen zonder autisme houden ervan om verschillende activiteiten te kunnen kiezen, om variatie in de vrije tijd te brengen.

Mensen met autisme zijn vaak perfect gelukkig met een voor ons eenzijdige invulling van die vrije tijd. Wie zijn wij om te oordelen dat dit niet voldoende of zelfs ongezond zou zijn?

Oplossingsgericht werken

Het kan ook anders. Sedert de jaren tachtig van vorige eeuw zijn enkele therapeutische scholen op zoek naar wat werkt in therapie. Ze kwamen tot eenzelfde vaststelling: de oplossingsgerichte aanpak werkt beter dan de meer gebruikelijke probleemgerichte strategieën.Lefevere de Ten Hove, M. e.a. (2007), Survivalkit voor leerkrachten. Oplossingsgericht werken op school, Antwerpen, Garant.

‘De focus ligt op de gewenste situatie.’

De focus bij oplossingsgericht werken en denken ligt niet op het probleem, wel op de gewenste situatie in de toekomst. De sfeer van de gesprekken wordt positiever en meer hoopgevend. De persoon met autisme wordt uitgenodigd om te vertellen over vroegere successen en eigen competenties.

Vijf stellingen

Om hiermee concreet aan de slag te gaan, werden een aantal stellingen ontwikkeld.de Schazer, S. (1985), Keys to solution in brief therapy, New York, W.W. Norton & Company.

De eerste stelling zegt: de klasse van de problemen behoort niet tot de klasse van de oplossingen. Het is niet noodzakelijk om de problemen te onderzoeken. We moeten veeleer de oplossingen die een cliënt zelf vond om met zijn problemen om te gaan, analyseren.

‘De cliënt is de expert.’

Een tweede stelling luidt: de cliënt is de expert. De cliënt bepaalt zijn doel en de weg om dat doel te bereiken. We gaan uit van de veronderstelling dat de cliënt al beschikt over de vaardigheden om dat doel te bereiken. Is dat niet zo, dan is het aan de hulpverlener om die vaardigheden te helpen ontwikkelen. Hierbij betrekken we iedereen die mee wil helpen bij het zoeken naar oplossingen.

Controversieel

De derde stelling lijkt nogal controversieel: wat niet stuk is, moet je niet maken. Als de cliënt vindt dat er iets goed gaat, dan blijft de therapeut daarvan af. Ook al heeft die er een ander oordeel over.

Zo heeft bijvoorbeeld een kind met autisme dat gepest wordt, dat niet altijd door. Het kan dat hij vindt dat hij goede vrienden heeft en dat alles goed verloopt. Ouders zien dat dan weer wel.

In zo’n situatie komt het pestgedrag niet aan bod in een sessie met het kind, wel in een oudercontact. Wanneer het kind dat geen probleem had met het pestgedrag van anderen daarmee geconfronteerd wordt, krijgt hij er een probleem bij.

Dit wil niet zeggen dat we het probleem links laten liggen. We nemen het wel op met de ouders en de andere betrokken partijen.

Wat wel en niet werkt

Als iets werkt, doe meer van dat, is de vierde stelling. Het gebeurt vaak dat de cliënt, al dan niet samen met de therapeut, iets vindt dat beter werkt. Dikwijls is de gevonden oplossing iets onverwachts. Op zo’n moment ondervindt de cliënt het meest verandering. Dat valt alleen maar toe te juichen. De gevonden oplossing kan dan ook in andere contexten ingezet worden.

‘De eigen oplossing werkt vaak beter.’

En als iets niet werkt, doe iets anders. Als je als hulpverlener ondervindt dat je suggesties geen effect hebben, dan heeft het geen zin om telkens opnieuw hetzelfde voor te stellen of te doen. Het is veel nuttiger om iets helemaal anders te proberen. Misschien was de cliënt er nog niet aan toe of had hij iets anders voor ogen.

Op die manier krijgt het begrip ‘weerstand’ een andere invulling. Weerstand is voor een oplossingsgericht werker een duidelijk signaal dat wat wordt aangeboden niet zal werken voor deze cliënt. Weerstand betekent dat iemand op dat moment iets anders voor ogen heeft.

Beperking of probleem?

Een belangrijk inzicht uit het zogenaamde Brugs model, de Belgische variant van het oplossingsgericht werken, is het onderscheid tussen beperking en probleem.Le Fevere de Ten Hove, M. (2004), Korte therapie. Handleiding bij het Brugse model voor psychotherapie met toepassing op kinderen en jongeren, Antwerpen, Garant.

Een probleem is een moeilijkheid waarvoor er nu of in de nabije toekomst een oplossing kan gevonden worden. Een beperking is een moeilijkheid waarvoor nu of in de nabije toekomst geen oplossing kan gevonden worden.

De cliënt staat voor de uitdaging om zo goed mogelijk met de beperking om te gaan. Ook al kan aan de beperking zelf niet verholpen worden, toch kan men voor de gevolgen ervan vaak wel een oplossing vinden.

Soms slaat het woord beperking niet alleen op een bepaalde handicap, maar heeft het ook te maken met eerder gemaakte keuzes of gebeurtenissen uit het verleden. Deze beperken dan je keuzevrijheid.

Keuzemogelijkheden

Oplossingsgericht werken is et model van de keuze. Op het moment dat iemand een probleem ervaart, lijkt het alsof hij of zij geen andere keuze meer heeft dan voortleven met de moeilijkheid. De begeleiding heeft als doel om mensen weer keuzemogelijkheden te laten zien.

‘De cliënt is niet het slachtoffer van zijn probleem.’

Een probleem doet zich nooit altijd, zeven dagen op zeven, 24 uur op 24 voor. Er zijn altijd momenten waarbij het beter gaat. Wij zoeken naar die momenten: Wat deed je dan? Wie was er bij je? Waar was je? Hoe heb je het aangepakt?

Op die manier leert de cliënt dat hij niet het slachtoffer is van zijn probleem, maar altijd de keuze heeft om iets anders te doen, wat sowieso andere gevolgen heeft.

Ook voor mensen met autisme

Op een oplossingsgerichte manier werken met mensen met autisme is een hele uitdaging. Mensen met autisme hebben het immers moeilijk zich zaken voor te stellen. Zo is het voor hen niet evident om zich een beeld van een mogelijke toekomst te vormen. Dit betekent echter niet dat deze benadering niet werkt. Integendeel.

‘Zoeken naar wat wél werkt.’

Als we mensen met autisme benaderen vanuit een fundamentele oplossingsgerichte visie, dan zoeken we vooral naar wat wél werkt, ondanks of dankzij de mogelijke beperkingen die het autisme met zich meebrengt.

Elke persoon die in de hulpverlening terecht komt, heeft een vraag. De eerste stap die een begeleider kan zetten, is de stap naar het verduidelijken en het zo concreet mogelijk maken van die vraag.

Van vraag naar doel

Eens we zover zijn, proberen we die vraag om te zetten naar een doel. Wat zou je in de plaats willen? Waar wil je naartoe?

Zo worden er concrete doelen vooropgesteld. Doelen die al dan niet realistisch zijn. Het is aan de hulpverlener om die doelen zo realistisch mogelijk te maken. Maak hierbij gebruik van het onderscheid probleem-beperking.

Als iemand als doel heeft om een beperking te laten verdwijnen, dan is dit niet realistisch. Zo’n doel kan meer realistisch herkaderd worden als “een context creëren waarbij ik minder last heb van de gevolgen van het autisme.” Of nog “manieren of vaardigheden aanleren waardoor ik sommige dingen, die ik tot nog toe niet kon, wel zal kunnen.”

‘De cliënt blijft verantwoordelijk.’

De cliënt zal uiteindelijk zijn doel verwoorden op een manier die het meest aansluit op wat hij wil. De cliënt blijft op die manier altijd verantwoordelijk voor zijn proces. De hulpverlener ‘leads from behind’. Hij staat achter de persoon met een beperking en begeleidt hem in de richting van zijn doel.

Concreet en pragmatisch

Het oplossingsgericht werken besteedt veel aandacht aan het concrete en pragmatische. Hoe concreter een toekomstbeeld of een gewenste verandering wordt, hoe groter de kans dat het zich ook daadwerkelijk zal voltrekken. De manier waarop mensen met autisme denken sluit hier naadloos op aan.

Het formuleren van een doel veronderstelt voorstellingsvermogen. Hoe wil ik dat het wordt? Antwoorden op dit soort open vragen vinden de meeste mensen met autisme heel moeilijk.

Het is aan de hulpverlener om die open vraag op te delen in meerdere gesloten vragen: Wat wil je anders in je huishouden? Wat wil je anders over de middag op je werk?

‘Hoe concreter, hoe groter de kans op succes.’

Voor sommige mensen met autisme is het zelfs dan niet mogelijk om een antwoord te formuleren. Dan helpt het terug te keren naar het verleden. Denk eens aan een moment waarop het beter was? Wat deed je dan? Hoe was dat dan? Stel hierbij erg concrete vragen: Waar was je? Wie was er bij je? Wat deed je? Wat dacht je? Als we heel goed naar onze cliënten luisteren, kunnen we zelf ook suggesties geven over een eventuele wens.

Context betrekken

Een essentieel onderdeel in de begeleiding van mensen met autisme is het betrekken van personen uit de context. Sommige gevolgen van het autisme kunnen ze immers zelf niet aanpakken. Op dat moment is het nuttig om externe hulpbronnen aan te spreken.

Wie uit de omgeving kan helpen om het gemakkelijker te maken? Wat moet er aangepast worden? En hoe kunnen we dat doen?

‘De meesten kunnen zelf externe hulpbronnen inschakelen.’

De meeste mensen zijn perfect in staat om die externe hulpbronnen zelf in te schakelen. Soms is het nodig om het even over te nemen, met goedkeuring van de cliënt uiteraard.

Luisteren en beluisteren

De belangrijkste boodschap is en blijft: luister goed naar de mensen zelf. Ook al is er sprake van een ernstige, diep doordringende beperking, iedere persoon met autisme heeft een heel goed idee van wat hem kan helpen.

Hulpverleners kunnen alleen aandachtig luisteren, vanuit een positie van ‘niet-weten’. Alleen de persoon met autisme weet immers wat voor hem het beste werkt. Op die manier komen we tegemoet aan de grootste menselijke nood: het gevoel controle te hebben over de eigen situatie én het gevoel van sociale verbondenheid.

‘Een cadeau dat het verschil kan maken.’

Het gevoel van sociale verbondenheid verhoogt het gevoel van geluk bij ieder mens. Voor mensen met autisme is dat laatste een uitdaging. Door de andere manier van sociale interactie hebben ze vaak een gevoel van eenzaamheid.

Wie een echte hulpverleningsrelatie aangaat, waarbij je heel goed luistert, alle aandacht schenkt, complimenteert en communiceert op een manier die aansluit bij de autistische manier van communiceren, geeft je als hulpverlener je cliënt een groot cadeau. Een cadeau dat het verschil kan maken.

Reacties [8]

  • Jose

    Interessant stuk. Wanneer kinderen met aspecten uit het ASS volwassen zijn geworden verdwijnt het autisme niet. Kinderen met aspecten uit het autismespectrumstoornis maken o.a foute koppelingen, en halen één zin, woord, of een detail uit een bepaalde context en geven dat alle aandacht en energie waardoor dat een eigen leven gaat leiden. Maar een verhaal of gebeurtenis heeft juist betekenis door de context. Maar iemand met ASS ziet de context niet van wat iemand anders hem wil vertellen. Iemand die niet autistisch denkt ziet een geheel, ziet de hele context. Dan voegt hij er details aan toe, waarbij hij rekening houdt met de context. Iemand met autisme ziet eerst allemaal details, of hoort alleen dat ene woord, of die ene zin en gaat daarmee aan de haal, vergroot dat, geeft dat alle aandacht wat zijn gemoed, zijn emoties en gedrag zonder meer beïnvloedt. Omdat mensen met ASS zich moeilijk in een ander kunnen inleven begrijpen zij vaak ook niet de reacties, of de mening van anderen. 

  • Elsie ten Veldhuijs

    Kunt u mij therapeuten noemen in de buurt van Den Haag, die deze visie delen voor behandeling van volwassen mannen met autisme?

  • Hosting Italia

    Mattelin en Volckaert stellen dat de motivatie van mensen met en zonder autisme fundamenteel verschilt. Mensen met autisme zijn volgens hen niet zo gevoelig voor sociale beloningen. Terwijl hulpverleners net wel verwachten dat ze iets doen, veranderen, evolueren omwille van de appreciatie van een ander.

  • van waes magda

    Ik ben in contact met een gezin waarvan het kind te vroeg werd geboren.
    Het zoontje is blind, heeft een ontwikkelingsachterstand en er is een autismespectrumstoornis.
    Het is moeilijk om de gepaste begeleiding te vinden, die rekening houdt met alle aspecten, de blindheid, autisme, ontwikkelingsachterstand
    Bijvoorbeeld, het kind eet als het een speelgoedje mag vasthouden, op school wil men dat niet toelaten, wegens afwijkend van de algemene regel
    De eerste levensjaren werd in de begeleiding op de blindheid gefocust, nu gaat men focussen op het autisme,
    Het is zeer moeilijk voor de ouders om de gepaste begeleiding te vinden, iedereen op dezelfde golflengte te krijgen, en een eenvormige begeleiding aan te bieden aan het kind, op school én thuis
    Het is heel moeilijk. Er zijn veel structuren en die zijn niet op elkaar afgestemd. Je kan maar beter één aandoening hebben…

  • Sam Peeters

    Dat is een interessante uitleg, maar ik vrees dat ze intellectueel te ver boven mijn petje gaat. Ik probeer zelf niet teveel naar het macro-sociale of maatschappelijke aspect van autisme te kijken, maar te focussen op het meest concrete. Meestal hebben verkondigers van maatschappelijke theorieën een eigen zeer individuele agenda, tot eigen winst en profijt. Ik kijk vooral naar de ervaringen van mensen met autisme in het alledaagse en daar is een stuk attitude een issue, maar vooral een neurologisch anders-zijn dat beperkingen met zich meebrengt. Of dat klinisch is, soms wel, en soms niet. Dit hangt vooral af van draagkracht, persoonlijkheid, rugzakje, ervaringen met mensen om zich heen, … en inderdaad, de samenleving heeft daar ook een zekere impact op maar lang niet zoveel als sommige theoretici beweren.
    Nu heb ik de boeken van de deskundigen die u opsomt, ook gelezen, en noch Baron-Cohen noch Attwood verklaren één sluitende theorie – meer nog, ik heb ze besproken op mijn blog (Tistje.com), waar u ook mijn visie over de positie van mensen met autisme in de samenleving kan lezen. Verder nog een goede raad: ga nooit in discussie met een autist, die willen altijd het laatste woord hebben :-)

  • Lode Goukens

    @Sam om een stelling te geven moet je generaliseren en dit mag dan ongenuanceerd lijken, maar het alternatief is het verdrinken van de vis. Ik hemel zeker geen ASS op. Integendeel. Het is een probleem in relaties, maar wat is het probleem? Is het sociaal of is het klinisch? Ik ben overtuigd dat het vooral een sociaal probleem is. Vervang het door andere problemen zoals “diversiteit”, “geaardheid”, “religie” en meteen is uw stelling extremistisch of zelfs racistisch. Als 3 tot 10 procent van de mensen in meer of mindere mate ASS hebben, moet je de vraag durven stellen of je nog met recht en reden mag durven stellen dat het “abnormaal” is. Misschien is het probleem de reactie van de meerderheid of de onwil met diversiteit om te gaan. Waar diversiteit bijna een religie is wat betreft seksuele geaardheid of culturele normen en waarden, lijkt diversiteit qua persoonlijkheidskenmerken nog steeds een taboe.
    Dat ToM voor de meeste misverstanden zorgt daar zijn alle kenners het over eens van Attwood over Baron-Cohen tot Epley. Dat de andere diagnostische elementen in DSM-V vroeger minder een maatschappelijk probleem waren staat zo goed als buiten kijf. Niet ASS is het zwaarste probleem, maar de reactie en de inrichting van de huidige samenleving. Wie sociologisch de evolutie van zelfmoorden bestudeerd (een rage in de 19de en 20ste eeuw) moet vaststellen dat correlaties zijn met socio-economische gegevens. Groepen die hoge comorbiditeit hebben met depressie fungeren als signaal voor socio-economische en culturele problemen. Wanneer Baron-Cohen wijst op het belang van de epigenetica in het beter begrijpen van ASS blijkt dit vooral in de Spaanstalige psychologische literatuur zeer aan te slaan. Genetisch is er diversiteit en die kan een voordeel of een nadeel opleveren, maar de omgevingsfactoren bepalen in sterke mate de ontwikkeling van problemen (zowel als ontwikkelingsstoornis, persoonlijkheidsstoornis als sociaal probleem). De oogkleppen op basis van verwachtingen of schema’s bij hulpverleners zijn wel degelijk onderdeel van het probleem. Als Mattelin stelt dat luisteren essentieel blijft, heeft ze gelijk. Eerst observeren dan pas nadenken. Nadenken komt achteraf. Het zoeken naar schema’s, modellen enzovoort om te “herkennen” is altijd gevaarlijk. Het risico dat de hulpverlener enkel ziet wat hij of zij “herkent” is levensgroot en leidt tot selectieve blindheid of doofheid. Wie over ASS praat moet goed beseffen dat als je één autist kent, je enkel één autist kent. Dus als u vindt dat ik veralgemeen, moet ik u teleurstellen. Ik wees juist op de risico’s van veralgemenen vanuit het perspectief van de hulpverlener. Dat bedoelde ik met de betonnen balk in het oog van de hulpverleners.

  • Sam Peeters

    @Lode: Ik denk dat u toch wat overdrijft en nuance mankeert.
    U focust op hulpverleners, maar het is toch veeleer de omgeving waarin we leven (ouders, partner, collega’s) die bepaald gedrag (vaak terecht) een probleem vind en daar een oplossing voor zoekt. Zodat iedereen er beter van wordt.
    Een hulpverlener probeert daar oorzaken en oplossingen voor te bedenken. Dat probleem ontkennen, is volgens mij geen goede oplossing, evenmin als autisme ophemelen.
    Soms is het een beperking van iemand met autisme, soms helpt aanpassing van de omgeving en soms is het iets dat zichzelf oplost.
    Zowel de oplossingen als de problemen van mensen met autisme moeten ernstig genomen worden, vind ik. Ik heb zelf autisme, en heb meer het gevoel dat problemen ontkend of gebagatelliseerd worden dan dat er niet geluisterd wordt naar mijn oplossingen. Het een gaat niet zonder het andere, al vind ik het natuurlijk beter op oplossingen te focussen dan problemen op te lijsten (wat veel mensen doen).
    U suggereert bovendien dat één theorie (de gebrekkige theory of mind) het problematische verklaart. Dat is een onterechte veralgemening. Net zoals u de positieve elementen van mensen met autisme veralgemeent, lijkt u hetzelfde te doen voor hulpverleners (en mensen zonder autisme). Ook dat autisme iets te maken zou hebben met persoonlijheid(skenmerken) lees ik nergens bij mevrouw Mattelin, of bij mensen met autisme zelf (laat staan bij deskundigen). .

  • Lode Goukens

    super bijdrage! If it isn’t broken don’t fix it! Ik roep het al jaren. De expectational bias van veel hulpverleners speelt hen altijd parten. Schema’s, denkkaders, doelen, targets … allemaal onzin als het doel of het onderwerp niet juist gedefinieerd werd. De egocentrische preoccupatie van de hulpverlener is een betonnen balk die meter uit hun oog steekt. Neem bijvoorbeeld de perceptie van een “ASS-probleem” zoals eenzijdige interesse of elke dag hetzelfde ontbijt willen eten. Dit is het perspectief van de “normale”. Een ASS is echter niet abnormaal, maar anders. Elke dag hetzelfde ontbijt was eeuwen GEEN probleem, maar een feit. De “beperkte interesse” is eigenlijk een mateloze of onbeperkte interesse in een onderwerp. Waar anderen de concentratie of de energie niet kunnen opbrengen om “onbeperkt” met iets bezig te zijn (of met meerdere consecutieve of parallele onderwerpen) vormt die “obsessie” voor iedereen behalve de ASS een probleem. De centrale coherentie is ook zo’n storend gegeven, maar voor wie eigenlijk? Voor de aanhangers van het model van Gestalten, de generaliserende meerderheid. Het gevaar zit in de details luidt het spreekwoord. De ASS ziet de details dus hij gebruikt enkel zijn reptielenbrein! Vergeet het maar. Er moet een darwinistische reden voor zijn dat bepaalde personen binnen een groep dit doen. Waarom iedereen willen gelijkschakelen?
    De onverwachte reactie of de executieve functies (tijdbesef enz) vormen een aspect van dezelfde diversiteit.
    Het enige probleem dat echt problematisch is voor personen met ASS is eigenlijk de gebrekkige theory of mind. Het lezen van wat anderen bedoelen als ze liegen, komedie spelen of iets anders willen dan wat ze zeggen. Deze non-verbale communicatie is op de keper beschouwd ABNORMAAL. Ofwel ben je eerlijk en open, ofwel ben je manipulatief. Dus de norm is manipulatief, onoprecht of leugenachtig en wie dat niet voorgeprogrammeerd heeft is dus een probleem. Als dat geen autistisch trekje is van hulpverleners ten opzichte van personen met ASS dan weet ik het ook niet meer. In plaats van projectie toe te passen zouden mensen in de omgang met personen met de persoonlijkheidskenmerken die het lelijke label ASS kregen eens proberen zich in te leven en te luisteren. “iedere persoon met autisme heeft een heel goed idee van wat hem kan helpen” zou boven elke deur van de hulpverlening moeten hangen. Prachtig gestelf Els!

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.