Achtergrond

Jongeren en digitale media

Kinderen afschermen is geen goed idee

Elke Boudry, Marjon Schols, Sofie Vandoninck, Hadewijch Vanwynsberghe, Katrien Herbots

Digitale media kennen de laatste jaren een opmars, ook bij kinderen en jongeren. Moeten we hen beschermen tegen de gevaren en risico’s van fout of overmatig gebruik? Of moeten ze ook online leren met vallen en opstaan? Kinderrechten verrijken het debat.

kinderrechten

kinderrechten

©Suarezparker @flickr

Verschillend internetgebruik

In 2010 startte een meerjarige grootschalige Europese bevraging over het digitaal mediagebruik van jongeren, EU Kids Online.Een Nederlandstalige samenvatting is beschikbaar op Mediawijs.Ook België nam hieraan deel.Vandoninck, S., d’Haenens, L. en Ichau, E. (2014), Net Children go Mobile: Rapport België, Brussel, Cultuur, Jeugd, Sport, Media.

Dit onderzoek bevestigt dat digitale media populair zijn bij kinderen en jongeren. Naarmate zij online actiever zijn, ontdekken ze ook steeds meer de mogelijkheden ervan.

‘Sommige jongeren hebben een eenzijdig gebruikspatroon.’

Toch maken niet alle kinderen en jongeren actief gebruik van de brede waaier aan online-mogelijkheden. Sommigen hebben een eenzijdig gebruikspatroon. Ze gebruiken weinig creatieve of participatieve onlinetoepassingen. Sommigen haken af zodra een meer actieve inbreng verwacht wordt. Anderen verkennen spontaan een hele waaier aan online-activiteiten. Ze maken zelf websites, blogs of eigen games.

Grote mediavijver

Onderzoek van Mediawijs bij jonge kinderen toont aan dat als zij mogen kiezen, ze het liefst een game spelen of een video weblog (of vlog) over hun favoriete voetbalgroep, prinses of kat bekijken.Chaudron, S. (2015), Young children (0-8) and digital technology. A qualitative exploratory study across seven countries, Joint Research Centre, European Commission.Ze gebruiken hiervoor liefst de tablet. Die is gebruiksvriendelijk en mobiel.

Digitale media zijn een belangrijk onderdeel van het leven van kinderen. Maar kinderen houden ook van gewoon buitenspelen, sporten of een boek lezen. Vaak is er een verband tussen de online en offline interesses. Een kind dat graag voetbalt of piano speelt, zoekt hierover spelletjes of filmpjes op.

Ondersteuning nodig

Ouders staan vaak versteld van wat kinderen op digitale media kunnen. Die vaardigheden hebben ze al doende geleerd of door anderen te observeren.

Toch ervaren heel wat kinderen moeilijkheden, bijvoorbeeld bij onverwachte situaties zoals een pop-up, reclame of een foutmelding. Ook hun lees- en schrijfvaardigheden beïnvloeden hun digitale vaardigheden. Kortom, kinderen hebben nog heel wat ondersteuning nodig op vlak van digitale media.

Uitzondering is de regel

De meeste jonge kinderen moeten de computer of tablet delen met familieleden. Dat zorgt vaak voor conflicten. Om deze ruzies te vermijden, leggen ouders regels op over wie wanneer op welke toestellen mag. De meeste kinderen respecteren deze regels, hoewel het voor hen niet altijd even duidelijk is waarom ze bestaan.

Eén regel die het vaakst voorkomt, is de uitzonderingsregel. Regels worden soepeler wanneer het weekend is, als er bezoek komt, tijdens het winkelen, op restaurant, om te belonen… De uitzonderingsregels passen ouders ook heel vaak op zichzelf toe. Kinderen volgen hun voorbeeld.

Duale kijk

Treffend is de, vaak impliciete, duale kijk op digitale media als het gaat over kinderen en jongeren.

Kinderen en jongeren maken dagelijks gebruik van de vele opportuniteiten die digitale media bieden. Dit gebeurt als consument, maar steeds meer ook als producent. Ze maken zelf content door bijvoorbeeld filmpjes te maken, games te ontwikkelen, een boekbespreking of opstel te gieten in een digital storytelling… Dit gebeurt al dan niet onder stimulans van de omgeving, vrienden, ouders school of buitenschoolse activiteiten.De Leener, V. (2017), ‘Strijden tegen digitale kloof. Multimedia maken kansarme jongeren sterker’, Sociaal.Net, 6 februari 2017.

‘Jongeren zijn producent van digitale media.’

Maar met de mogelijkheden en kansen die digitalisering biedt, groeit ook de aandacht voor de keerzijde ervan. Digitale media wordt vaak gelijkgesteld met een broeihaard van risico’s en onveiligheid. Volwassenen reageren door controlerend en beschermend, zelfs af-scherm-end, op te treden.

Online risico’s

Gemiddeld komen kinderen en jongeren die meer online zijn, ook meer in contact met risico’s zoals gewelddadig of aanstootgevend beeldmateriaal, cyberpesten, privacy-risico’s of ongewenste contacten met onbekenden.

Toch is dit niet noodzakelijk een probleem. Als kinderen en jongeren voldoende weerbaar zijn, ondervinden zij minder hinder van onlinerisico’s. Dat betekent wel dat zij voldoende zelfvertrouwen, vaardigheden en ondersteuning hebben om met vervelende ervaringen om te gaan.

Risicogroepen

Niet alle kinderen komen in aanraking met onlinerisico’s. Het EU Kids Online onderzoek onderscheidt verschillende risicogroepen.

‘Niet alle kinderen ervaren onlinerisico’s.’

De meeste kinderen ervaren weinig of geen onlinerisico’s. Een kleine groep van ongeveer 5% krijgt er wel mee te maken. Ze houden er ook negatieve gevoelens aan over. Dat gaat dan vooral over cyberpesten of contact met vreemde mensen. Meisjes zijn oververtegenwoordigd in deze groep.

Verschillen tussen landen

België behoort tot de Europese landen waar kinderen vaker te maken krijgen met onlinerisico’s en daar ook meer hinder van ondervinden. Een simpele verklaring voor deze verschillen is er niet. Al is wel duidelijk dat een belangrijke rol is weggelegd voor de ouders.Nijst, L. (2015), ‘Help! Mijn kind wil op Facebook’, Sociaal.Net, 14 oktober 2015..

‘Ouders spelen een belangrijke rol.’

Want om te begrijpen hoe kinderen en jongeren omgaan met digitale media, is het nodig om te kijken naar de ruime sociale context. Ouders zijn hier heel belangrijke actoren. Zo zetten kinderen die een betere relatie hebben met hun ouders veel sneller de stap om te praten als ze online iets meemaakten waarover ze zich slecht voelen.

Vier oudergroepen

Op basis van hun voorkeur voor een bepaald type begeleiding, deelt het EU Kids Online onderzoek ouders in vier groepen in.

Passieve ouders zijn niet geneigd zich te mengen in het internetgebruik van hun kinderen. Als ze toch tussenkomen, is het vooral om beperkingen op te leggen.

Andere ouders kiezen voor een meer actieve tussenkomst, zoals praten met de kinderen over hun online-ervaringen of samen iets doen achter de computer, tablet of smartphone.

Een andere groep kiest voor een restrictieve tussenkomst. Deze ouders stellen duidelijke regels en beperkingen op.

De all-rounders, tenslotte, combineren alle drie de types van ouderlijke begeleiding. Ze zijn erg begaan met wat hun kinderen online doen. Ze volgen het van nabij op. Ze hebben geen uitgesproken voorkeur voor één strategie.

Voorkeur is geen toeval

Ook het door Mediawijs uitgevoerde onderzoek laat verschillen in begeleiding zien. De meeste ouders balanceren tussen vrijheid en controle.

‘Ouders balanceren tussen vrijheid en controle.’

De voorkeur van ouders is het resultaat van een complex geheel aan factoren: beschikbare technologieën in huis, de digitale geletterdheid van de ouders, hun ervaringen met onlinemedia en de waarden die ze belangrijk vinden. Het is dus niet vanzelfsprekend om ouders te bewegen tot een andere aanpak.

Erover praten

In Vlaanderen hebben ouders vaker de voorkeur voor restrictieve tussenkomsten, terwijl Nederlandse ouders een meer actieve benadering hanteren. Door deze houding zijn Vlaamse ouders minder goed op de hoogte van wat hun kinderen doen online en vinden het ze het moeilijker om erover te praten. Dit kan de drempel verhogen voor kinderen om met hun ouders een gesprek aan te gaan als hen iets dwars zit.

Zeker bij kwetsbare groepen kan die drempelvrees groot zijn. Zo blijkt uit interviews met Vlaamse ouders dat ze meer terughoudend zijn om met hun tieners over onlinerisico’s te praten. Ze schatten in dat hun kinderen geen risicovolle activiteiten ondernemen.

‘Vlaamse ouders verkiezen restrictieve tussenkomsten.’

Ze praten ook minder over risico’s omdat ze de kat niet bij de melk willen zetten. Ouders willen hun kinderen niet op bepaalde ideeën brengen door thema’s zoals sexting of ontmoetingen met onbekenden ter sprake te brengen. Deze bezorgdheid leeft minder bij Nederlandse ouders.

Vlaamse ouders zijn ook onzeker en onwetend over de eigen digitale vaardigheden. Hierdoor zijn ze sneller geneigd om terug te vallen op beperkingen dan in te zetten op een meer complexe actieve begeleiding.

Meer restricties zorgen voor minder blootstelling aan onlinerisico’s. Dat kan ouders een vals gevoel van veiligheid geven. Minder blootstelling betekent immers ook minder gelegenheid om te leren uit online-ervaringen. En dus minder kansen om weerbaarheid op te bouwen en opportuniteiten te ontdekken.

Kinderrechten als blikopener

Niet alle ouders gaan op dezelfde manier om met het digitale mediagebruik van hun kinderen. Die verschillen zijn niet neutraal. Een onnodig extreme bescherming ontneemt kinderen ontwikkelingskansen. Kinderrechten kunnen helpen om deze duale kijk op mediagebruik met de nadruk op bescherming van kinderen en jongeren op scherp te zetten.

‘Kinderrechten hebben een maatschappelijke betekenis.’

De sterkte van een kinderrechtenperspectief is dat er verder wordt gekeken dan enkel naar de juridische normen, vertaald in regelgeving en beleid. Kinderrechten hebben ook een belangrijke maatschappelijke betekenis. Ze zijn verbonden met opvattingen van de samenleving over de manier waarop we naar kinderen en jongeren kijken, we met hen omgaan en hoeveel ruimte we hen geven. Daarom zijn kinderrechten een vertrekpunt voor kritische reflectie.

Evenwichtsoefening

Kinderrechten vormen een samenspel tussen protectie, provisie en participatie. Een kinderrechtenperspectief hanteren veronderstelt daarom steeds een evenwichtsoefening tussen deze drie p’s. Zowel in het beleid als in de eigen houding moet aandacht uitgaan naar de kwetsbaarheid en de krachten van ieder kind enerzijds en de rol die de omgeving en de overheid moet vervullen anderzijds. De context bepaalt mee het vinden van deze balans.

Kinderrechten voeden de visie op digitaal mediagebruik. Vanuit kinderrechten naar digitale media kijken, leert dat we een evenwichtsoefening moeten maken bij het onlinegedrag van kinderen en jongeren. Het toont dat we voor heel wat uitdagingen staan die bijdragen tot een evenwichtiger, of minstens een bewuster, omgang hiermee. Dit impliceert: participatie vergroten en weerbaarheid opbouwen.

Participatie vergroten

Kinderen en jongeren stemmen hun internetgebruik af op de eigen interesses. Het simpelweg online aanbieden van mogelijkheden die jongeren uitdagen om maatschappelijk te participeren of creatief bezig te zijn, leidt er niet toe dat ze hier ook gebruik van maken.

‘Internetgebruik hangt af van de eigen interesses.’

Zo zijn vooral jongeren die al interesse hebben in politiek, ook online actief op dit terrein. Zij plaatsen reacties bij politieke berichten, delen politieke filmpjes, zoeken informatie of nemen soms zelfs contact op met een politicus.Schols, M. H. (2015), Young, online and connected, Rotterdam, Erasmus University Rotterdam.

Bovendien hebben jongeren verschillende digitale vaardigheden. Jongeren die beter zijn in online zoeken en navigeren, zijn iets vaker online-actief in diverse soorten activiteiten. Dit zijn vaker de hoogopgeleide jongeren.

Willen we jongeren die actief participeren aan de samenleving, dan hebben we ook online-activiteiten nodig die aansluiten bij de leefwereld van die jongeren. Jongeren moeten een zicht hebben op de eigen vaardigheden om op deze terreinen online actief te zijn.

Weerbaarheid opbouwen

Kinderen en jongeren angstvallig afschermen van onlinerisico’s is geen goed idee. Om weerbaarheid te ontwikkelen in een online-omgeving, moeten kinderen en jongeren de kans krijgen om te leren uit hun fouten. Een incident kan daarom een betekenisvolle ervaring zijn.

‘Een incident kan een betekenisvolle ervaring zijn.’

Het ene onlinerisico is het andere niet. Als het gaat over weerbaarheidsopbouw, ervaren jongeren meer moeilijkheden met cyberpesten en privacy dan met ongewenste seksuele of gewelddadige beelden. Zeker als hun reputatie in de klas of op school op het spel staat, is het moeilijker om er na een incident sterker uit te komen.

Kwetsbare groep

Hoewel de meeste kinderen in staat zijn om op een gezonde manier om te gaan met onlinerisico’s, is er ook een kwetsbare minderheid. Deze jongeren ondervinden een sterker gevoel van onbehagen. Ze laten zich er sneller door meeslepen. Ze weten niet welke acties ze kunnen ondernemen om het probleem aan te pakken of hun emoties onder controle te krijgen.

De meest kwetsbaren zijn degenen met weinig zelfvertrouwen en onvoldoende kennis of capaciteiten om het heft in handen te nemen. Zeker jonge kinderen en jongeren met beperkte cognitieve capaciteiten of gedragsproblemen, hebben extra ondersteuning nodig.

Knoppenkennis

Hoe weerbaarheid opbouwen bij deze kwetsbare kinderen en jongeren? Inzetten op digitale vaardigheden is niet de magische oplossing. Een hoog niveau van technische kennis vormt niet automatisch een buffer tegen negatieve gevoelens. Voldoende ‘knoppenkennis’ veronderstelt niet automatisch goed zijn in informatievaardigheden.

‘Meer knoppenkennis is geen magische oplossing.’

En niet alle kinderen en jongeren met weinig digitale vaardigheden zijn kwetsbaar. De meesten onder hen zijn geneigd om hun gebrek aan technische kennis te compenseren door weg te blijven van een website of app. Ze lossen hun beperking op door iemand aan te spreken die kan helpen.Vandoninck, S. (2016), Dealing with online risks: how to develop adequate coping strategies and preventive measures with a focus on vulnerable children, Leuven, Faculteit Sociale Wetenschappen.

Kritisch denken

Kinderen en jongeren kunnen niet altijd de gevolgen van hun acties inschatten. De beschermingsreflex van vele volwassenen is niet altijd het beste antwoord. Om onlinerisico’s te vermijden, zijn vooral kritisch denken, analyseren en evalueren van media-inhouden essentiële vaardigheden. Het zijn net deze zaken waar kwetsbare kinderen meer moeite mee hebben.

‘Praat over kansen en risico’s.’

Een ondersteunende omgeving kan wel een doorslaggevende rol spelen in de opbouw van weerbaarheid en het vergroten van onlineparticipatie. Kinderen en jongeren die een goede relatie hebben met ouders, leerkrachten, vrienden, hulpverleners en anderen in hun omgeving zetten sneller de stap om over een onaangename ervaring te praten. Gesteund door hun omgeving zijn ze sneller bereid om over te gaan tot actie, waardoor het probleem niet escaleert.

Actieve begeleiding en ondersteuning vanuit de directe omgeving is daarom van groot belang. Een gouden regel: praat met kinderen en jongeren over digitale media, zowel over de kansen als over de risico’s. Mediaopvoeding is niets anders dan opvoeden.Baeten, K. (2017), ‘Jongeren, seksualiteit en online media. Praat erover’, Sociaal.Net, 20 april 2017.

Tips

De juiste mediaopvoedingsstijl bestaat niet, want veel hangt af van de leeftijd van het kind of de jongere, de mediacompetenties, het doel van het mediagebruik en het toestel.

Toch kan je als ouder, leerkracht of opvoeder een kader scheppen waarin kinderen en jongeren zich veilig en gesteund voelen. Ontdek en geniet samen van digitale media, help het kind of de jongere zoeken, praat over wat ze zien en doen, vergeet niet dat kinderen en jongeren volwassenen nadoen, herhaling blijft leuk, zoek naar positieve inhoud, maak duidelijk afspraken: wat, waar, hoelang…Een platform zoals MediaNest, een website over mediaopvoeding die informeert en sensibiliseert over mediawijze thema’s, speelt hier op in.

Te veel bescherming

Door de omgang met digitale media te bekijken vanuit een kinderrechtenbril, valt op dat een evenwicht ontbreekt. Te veel aandacht gaat naar bescherming. Aandacht hebben voor risico’s en onveiligheid is belangrijk. Kinderen en jongeren moeten gesteund en begeleid worden. Maar de balans mag niet overslaan naar een hoofdzakelijk beschermingsperspectief.

 ‘De hoofdboodschap is dat jongeren het goed doen.’

De hoofdboodschap is dat de meeste kinderen en jongeren het goed doen. Vaak combineren ze ontspanning en plezier met meer creatieve activiteiten. Meer aandacht voor en erkenning van deze positieve beeldvorming dringt zich op.

De participatie van kinderen en jongeren op digitale media is niet beperkt tot een passief ondergaan van deze media. Ze zijn evenzeer actoren en producenten, en worden hiertoe gestimuleerd door de omgeving: vrienden, school, organisaties met een digitaal aanbod… Digitale media vormen, net als onderwijs, hobby’s… een wezenlijk onderdeel van de leefwereld van kinderen en jongeren. Ze kunnen maar weerbaarheid opbouwen door begeleid online te participeren.

Duwtje in de rug

Samen met bescherming en participatie moeten we kinderen en jongeren ook ondersteunen. Dit is provisie. Het houdt in dat ze toegang krijgen tot digitale media, in welke situatie ze zich ook bevinden. Het aanleren van individuele vaardigheden moet hen daarbij helpen.

Provisie kunnen we ook zien als het spreekwoordelijke ‘duwtje in de rug’ dat kinderen en jongeren nodig hebben om een bredere waaier aan mogelijkheden te ontdekken, weerbaarheid op te bouwen en digitale vaardigheden te ontwikkelen. Deze ondersteuning wordt best niet overgelaten aan persoonlijke interesses en socio-economische mogelijkheden. Het is een basisvoorwaarde voor volwaardige participatie aan de samenleving. Er dient daarom bewust en gecoördineerd te worden geïnvesteerd in een participatief mediawijs gebruik van digitale media.

Reacties [1]

  • Davy Nijs

    Met heel veel zaken ben ik het eens. En Jo Van Hecke en ik legden in 2012 (Internet als methodiek) ook de link tussen mediaopvoeding en kinderrechten om aan te tonen dat mediaopvoeding zeker voor de meest kwetsbare jongeren in onze samenleving noodzakelijk is om hen vooruit te helpen. Maar wat ik als pedagoog toch blijf missen is de concrete uitwerking hier dan van. Hoe moeten we ouders en andere bij de opvoeding betrokken personen dat ‘duwtje’ in de rug geven, hoe moeten ze dat aanpakken, hoe zorgen we er voor dat zij deze competenties als het ware in hun rugzak hebben zitten, de rugzak waaruit zij alledag voeding halen om hun kinderen op te voeden. Want inderdaad: ‘Mediaopvoeding is niets anders dan opvoeden’, maar dat percipiëren ouders toch vaak anders. Volgens mij zouden hier de communicatiewetenschappers (als verzameling van mensen die bezig zijn rond nieuwe technologie), én de pedagogen samen nog baanbrekend werk kunnen verrichten. Medianest kan inderdaad…

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.