Achtergrond

Schuldenproblematiek blijft toenemen

Groepswerk maakt het verschil

Nele Peeters, Bérénice Storms

De schuldenproblematiek in België blijft toenemen. Het water reikt tot boven de lippen van de schuldhulpverleners. Het Centrum voor budgetadvies en -onderzoek (CEBUD) onderzocht hoe groepswerk de schuldenaar en de hulpverlener ondersteunt en wat hierbij wel en niet werkt.

©photoree @flickr

©photoree @flickr

©photoree @flickr

Stijgende schulden

Het aantal kredietnemers met een openstaande betalingsachterstand is de laatste vijf jaar met 14% toegenomen, van 319.092 personen in 2011 (3,5% van de bevolking) tot 364.385 personen in 2015 (3,8% van de bevolking).

De meeste personen hebben een of twee betalingsachterstanden. Bijna 40% heeft daarnaast nog een of meerdere lopende kredieten die wel correct worden afbetaald.Nationale Bank van België, (2015), Centrale voor Krediet aan de particulieren. Statistieken 2015, Brussel, 12.Ook het aantal gezinnen dat een beroep deed op budget- of schuldhulpverlening via een erkende instelling voor schuldbemiddeling steeg tussen 2013 en 2014 met 4,29%.

‘Ook psychosociale factoren spelen een rol.’

Er zijn hiervoor verschillende oorzaken. Maatschappelijke factoren zoals te lage minimuminkomens en sociale uitkeringen. Maar ook psychosociale factoren zoals geringe financiële vaardigheden en een gebrek aan zelfcontrole in een samenleving vol verleidingen.

Uit onderzoek weten we dat financiële problemen een belangrijke socio-economische risicofactor zijn voor het ontstaan van mentale gezondheidsproblemen zoals alcoholmisbruik, depressie en suïcide. Het versterken van financiële vaardigheden en het ondersteunen van gedragsverandering met het oog op een duurzaam budgetmanagement is dan ook een grote uitdaging.

Competenties versterken

Eerder onderzoek van CEBUD toonde aan dat er vier belangrijke succesfactoren zijn voor een competentieversterkende schuldhulpverlening.Op de Beeck, S., Brodala, J. en Storms, B. (2011), Onderzoek naar de werking en de organisatie van erkende instellingen voor schuldbemiddeling met het oog op een mogelijke subsidiëring en stimulering van kwaliteit. Onderzoek in opdracht van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Geel, K.H. Kempen.Naast krachtgericht werken, integrale aanpak, aandacht voor preventie en nazorg is dat ook groepsgerichte hulpverlening.

Uit diezelfde studie bleek dat in 2011 slechts 16% van de erkende instellingen voor schuldbemiddeling groepswerking aanbood. Nochtans blijkt dit een waardevolle aanvulling op individuele hulpverlening.

‘Groepen zijn een waardevolle aanvulling op individuele hulp.’

De meerwaarde voor de deelnemers zit in het versterken van hun sociaal, economisch en cultureel kapitaal. Voor de organisaties staat zo’n groepswerking gelijk aan een kwaliteitsvol hulpverleningsaanbod met een meer effectieve en efficiënte inzet van de middelen. Want groepshulpverlening werkt doorgaans kosten- en tijdsbesparend.Jungmann, N. (2013), Groepsgewijze aanpak. Wat werkt?, Utrecht, Hogeschool Utrecht.

Omdat je geld telt!

Vanuit deze vaststellingen startten we in 2013 een onderzoek naar de succesfactoren voor groepswerking rond budgetteringsvaardigheden. Dit resulteerde in een op evidentie en praktijk gebaseerde groepsmethodiek: ‘Omdat je geld telt! Draaiboek voor het opzetten en uitvoeren van een groepswerking rond budgetteringsvaardigheden’.

Het eerste deel van het onderzoek is een literatuurstudie naar de succesfactoren voor financiële educatie en psychologische ondersteuning in groep. Hieruit blijkt dat programma’s voor kwetsbare groepen waar financiële educatie wordt gecombineerd met een vorm van psychologische ondersteuning een positieve impact hebben op de financiële kennis van de deelnemers, op hun zelfvertrouwen en op hun intentioneel gedrag.

Kennis volstaat niet

Eerdere studies toonden aan dat het niet volstaat om in te zetten op het verhogen van kennis. Toch niet als het de bedoeling is om tot gedragsverandering te komen. Daarvoor moeten vaardigheden herhaaldelijk ingeoefend worden, bij voorkeur in het echte leven of in realistische simulaties. Bovendien wordt financiële educatie best ingebed in een langer lopend individueel hulpverleningstraject. Hierbij krijgt de deelnemer ondersteuning bij het stellen en behalen van financiële doelen en in het onderhouden van nieuwe gedragingen.

‘Vaardigheden best herhaaldelijk inoefenen.’

Financiële educatie blijkt effectief als de doelen van de deelnemers en die van het programma overeenstemmen en het programma aangepast is aan de leefomstandigheden van de deelnemers. De programma’s helpen deelnemers bewust te worden van hun financiële situatie én motiveren hen om een bewuster financieel gedrag na te streven. Extra kennis en vaardigheden helpen hen de gewenste en nodige gedragsveranderingen ook door te voeren.

In de wetenschappelijke literatuur is er geen consensus over de financiële vaardigheden waarover elke volwassene zou moeten beschikken. Daardoor is er ook geen eensgezindheid over de thema’s die best aan bod komen in financiële educatie.

Groep versterkt

Uit de literatuurstudie blijkt dat groepsdynamische aspecten een meerwaarde bieden die individuele begeleiding niet kan realiseren.

De vaststelling dat ook anderen met gelijkaardige moeilijkheden of problemen worden geconfronteerd, werkt vaak ontschuldigend. Nieuwe sociale contacten verminderen het isolement van de deelnemers. Gedragsverandering lukt beter als deelnemers elkaar emotioneel ondersteunen en aanmoedigen. Ze zijn meer op hun gemak om vragen te stellen omdat ze merken dat andere deelnemers gelijkaardige ervaringen hebben.

‘Gedragsverandering lukt beter in groep.’

Groepswerking heeft een positieve impact op het zelfvertrouwen van de deelnemers en het geloof in hun eigen kunnen. Ze wisselen tips uit, leren van elkaar en kunnen ook zelf iets bijbrengen voor de anderen. Een groep versterkt alle deelnemers.

Het is belangrijk aandacht te hebben voor het samenstellen van de groepen. Er is geen ideale groepsgrootte, maar de meeste tellen minder dan twaalf deelnemers. In grotere groepen kunnen deelnemers zich verstoppen en dragen ze minder bij aan het groepsproces.

Een groep mag niet te heterogeen zijn. Grote verschillen onderdrukken het gevoel van herkenning waardoor deelnemers zich niet veilig voelen. Vertrouwelijkheid binnen de groep is erg belangrijk. Financiële aangelegenheden zijn immers erg beladen. Bij specifieke programma’s voor kwetsbare groepen is het goed dat de begeleider op de hoogte is van de leefomstandigheden van de deelnemers en inzicht heeft in de problematiek van mensen in armoede.

Succesfactoren

Naast de literatuurstudie organiseerden we vier focusgroepen met deelnemers en begeleiders. Hierin toetsten we af wat volgens hen succesfactoren zijn bij het ontwikkelen en organiseren van een groepswerking rond budgetteringsvaardigheden.

Een eerste aandachtspunt is een goede afstemming tussen de doelstellingen van de groepswerking en die van de deelnemers. Deelnemers zijn het meest gemotiveerd wanneer ze het gevoel hebben dat de inhoud van de bijeenkomsten bruikbaar is in hun leven.

‘De inhoud moet bruikbaar zijn.’

Zo reageerde een deelnemer op de tip om zijn huis te isoleren. “Als je maar een budget van 50 euro per week hebt, kan je daarin niet investeren.” Een andere deelnemer was tevreden met de cursus: “Ik heb een aantal dingen geleerd, bijvoorbeeld plannen en vooruitzien. Als er één keer per jaar een zware rekening komt, dan moet je plannen naar die rekening.”

Oefenen loont

De groepsbegeleiders geven aan dat er voldoende afwisseling nodig is zodat de bijeenkomsten niet te schools aanvoelen. Deelnemers en begeleiders vinden dat er veel aandacht moet gaan naar het inoefenen van vaardigheden. Het volstaat niet om uit te leggen waarom het belangrijk is om alle post te openen, de facturen te betalen en papieren daarna te klasseren. De boodschap wordt duidelijker wanneer dit ook echt wordt geoefend.

Een deelnemer gaf aan dat het plezant moet blijven: “We deden wel geen spelletjes, maar kregen opdrachten en werkten samen. Bijvoorbeeld wat houdt een gezin met een bepaald inkomen over om op reis te kunnen gaan?” Een begeleider van een andere groep vertelde dat men ook naar buiten ging: “Wij gingen kijken in winkels om de rol van de maatschappij te tonen, bijvoorbeeld dat het goedkoopste product op het hoogste rekje staat.”

Sociale contacten

Deelnemers geven aan dat ze door de groepswerking nieuwe sociale contacten opbouwen. “De groepswerking vond ik eerst een grote stap, maar ik heb mijn verhaal er kunnen doen, ik voelde mij er goed en werd er gewaardeerd. Het heeft me heel goed gedaan.”

Deelnemers vinden het jammer dat de bijeenkomsten stoppen en hebben behoefte aan een vervolgtraject. “Ik heb soms nood om elkaar nog eens te zien. Het is niet omdat je in het OCMW zit, dat je je moet opsluiten”, stelde een deelnemer. Ook met een klein budget heeft men nood aan sociale contacten.

‘Lotgenotencontact neemt het schuldgevoel weg.’

De groepsbegeleiders bevestigen het belang van lotgenotencontact. De deelname aan een groep doorbreekt het sociaal isolement, neemt het schuldgevoel weg, versterkt het zelfvertrouwen en doet leren van elkaar.

Een begeleider zegt dat zo: “Mensen voelenzich bij groepswerk belangrijk voor anderen. Dat wordt vaak onderschat. De meerwaarde zit in alles wat individuele werking niet kan bieden: de banden die tussen mensen ontstaan, de herkenbaarheid, het ontlasten van schuldgevoelens want ‘er zijn er nog’, de onderlinge steun. Wat men leert van elkaar, leert men eens zo goed.”

Een groepsdeelnemer sluit hierbij aan: “Het was een ontdekking op alle vlakken. Je leert van de cursus, van de mensen die mee rond tafel zitten en van de begeleiders.”

Individuele hulpverlening

Een laatste aandachtspunt is de koppeling tussen de individuele hulpverlening en de groepswerking. Zo verlaagt de drempel om deel te nemen wanneer er vooraf een intakegesprek is met de kandidaat-deelnemer, de individuele maatschappelijk werker en de groepswerker.

Deelnemers weten wat ze kunnen verwachten, er wordt informatie op maat geboden en de doelstellingen worden afgestemd. Dit verhoogt het vertrouwen van de deelnemer in de groepswerking en bevordert de motivatie.

‘Koppel groepswerking aan individuele hulp.’

“Het is heel belangrijk te beseffen dat deelnemen aan een groep niet vanzelfsprekend is”, aldus een begeleider. “We proberen de groep zo goed mogelijk in te bedden in de individuele begeleiding. We nodigen maatschappelijk werkers uit en proberen hen te betrekken. We vertellen de inhoud, luisteren, proberen het doel van de cursus duidelijk te maken. Maatschappelijk werkers selecteren mensen voor wie de cursus zinvol is. Wij hebben met die mensen een individueel gesprek, thuis of in het OCMW. Zo hebben we minder afhakers. De intake is een goed moment om een band te creëren en weerstanden bespreekbaar te maken.”

Groepswerkers beklemtonen dat de organisatie en de collega’s achter de groepswerking moeten staan. Ze moeten ruimte krijgen om zich voor te bereiden, deelnemers aan te spreken en op te volgen. De collega’s zijn de eersten die mogelijke deelnemers aanspreken en informeren. En dat gebeurt best vanuit een oprecht en enthousiast vertrouwen in de meerwaarde ervan.

Draaiboek

Op basis van de literatuurstudie, de informatie uit de focusgroepen en bestaand materiaal ontwikkelden we ‘Omdat je geld telt!’, een draaiboek voor het opzetten en uitvoeren een groepswerking rond budgetteringsvaardigheden.Het draaiboek werd door CEBUD ontwikkeld en maakt gebruik van bestaand materiaal van de OCMW’s van Herentals, Beringen, Antwerpen, Herent, Heusden-Zolder en Overpelt, van SOCiAL, van CAW’s Oost-Brabant, Oost-Vlaanderen, Middenkust en Regio Brugge en van het Verbruikersateljee vzw.Het zet niet alleen in op kennis en informatie, maar ook op vaardigheden en oefeningen waarmee deelnemers aan de slag gaan. Doorheen de sessies wordt gedragsverandering in functie van een effectief budgetmanagement ondersteund en aangemoedigd.

‘Deelnemers gaan zelf aan de slag.’

De groepswerking bestaat uit elf inhoudelijke sessies van drie uur en een aanbevolen nazorgsessie. De sessies kunnen als reeks worden aangeboden, maar men kan ook opteren voor een kortere versie.

De eerste vijf inhoudelijke sessies vormen een basismodule. Hierin komen kennis en vaardigheden aan bod die noodzakelijk zijn voor wie bewust met zijn budget wil omgaan. Centraal staat het zicht krijgen op inkomsten en uitgaven, het leren plannen van uitgaven en inkomsten, het kunnen lezen en klasseren van belangrijke documenten en facturen, prijsbewust boodschappen doen en prijzen vergelijken.

De overige sessies besteden aandacht aan gerelateerde financiële onderwerpen zoals omgaan met verleidingen, assertiviteit, schulden, gezonde voeding en energie. Deze sessies hoeven niet allemaal aan bod te komen en de volgorde kan aangepast worden.

Drie testgroepen

In het voorjaar van 2015 werd het draaiboek uitgetest in de OCMW’s van Houthalen-Helchteren, Overpelt en Vosselaar. De begeleiding van de groepswerking gebeurde door een maatschappelijk werker van het OCMW en een derdejaarsstudent uit de opleiding Sociaal Werk van Thomas More.

De begeleiders werden vooraf via een train-the-trainer ondergedompeld in het draaiboek en kregen tips en tricks om ermee aan de slag te gaan. Elk OCMW selecteerde mogelijke deelnemers en organiseerde een intakegesprek met hen.

De groepswerking bestond uit de vijf inhoudelijke sessies van de basismodule met enkele weken later een sessie nazorg.

Effectiviteit onderzocht

In het kader van het onderzoek naar de effectiviteit van de groepswerking werden verschillende vragenlijsten afgenomen. Bij de deelnemers gebeurde dat voor, tijdens en na de groepswerking. Bij de groepsbegeleiders tijdens en na de groepswerking en bij de maatschappelijk werkers waarvan een cliënt deelneemt, voor en na de groepswerking.

In totaal vulden 26 deelnemers de vragenlijst bij aanvang van de groepswerking in. Van 16 van hen ontvingen we ook een vragenlijst na afloop. Per groep haakten drie tot vier deelnemers tijdens de sessies af. Soms al na één sessie, soms later. Sommigen konden door omstandigheden niet deelnemen aan de laatste sessie. Een uitgebreide bespreking is te vinden in het onderzoeksrapport.Peeters, N., Storms, B. en Soetens, B. (in press), Uitgetest: financiële educatie in groep voor personen in budget- en schuldhulpverlening, onderzoeksrapport, CEBUD, Thomas More Kempen.

Een verbetering op alle vlakken

De antwoorden van de deelnemers voor en na de groepswerking werden met elkaar vergeleken. Er werd gepeild naar het vertonen van bewust financieel gedrag, financiële kennis, gedragsintentie en vertoond gedrag. We merkten een verbetering op alle vlakken.Gezien de zeer kleine aantallen zijn deze bevindingen niet steeds statistisch significant.

Bijna alle deelnemers geven aan dat ze het zeer fijn en nuttig vonden om deel te nemen. De groepswerking heeft hen vooruitgeholpen. Als positieve elementen benoemen ze het sociaal contact, het ontmoeten van lotgenoten en het leren van elkaar. Negatief is dat sommige sessies een herhaling zijn als ze een bepaald thema al beheersen. Ook was er soms meer tijd nodig dan voorzien, bijvoorbeeld voor het maken van een jaaroverzicht van inkomsten en uitgaven.

‘Deelnemers zijn enthousiast.’

De deelnemers zijn enthousiast over de groepswerking. Ze leidde tot een betere financiële kennis en gedragsintentie. Het ontmoeten van lotgenoten en de nieuwe sociale contacten worden erg gewaardeerd.

Begeleiders zien vooruitgang

De maatschappelijk werkers waarvan een cliënt deelnam, bevestigen die positieve evolutie. De vooruitgang die ze zien, is beperkter dan de deelnemers zelf aangeven. Een derde van de deelnemers gaat volgens de maatschappelijk werkers bewuster om met geld en meer dan twee derde vertoont meer interesse in het beheren van zijn of haar budget. Hoe vaker iemand aanwezig was, hoe groter de verandering die de maatschappelijk werker opmerkte.

Omdat de groepsbegeleiders de deelnemers niet kenden voor de groepswerking en hen ook niet individueel begeleidden, werden zij niet bevraagd naar de evolutie van iedere deelnemer. Ze merkten wel dat de deelnemers bewuster willen omgaan met hun inkomsten en uitgaven. Sinds de start van de groepswerking hebben ze meer interesse in het beheren van hun budget.

‘Hoe vaker aanwezig, hoe groter de verandering.’

De groepsbegeleiders, die normaal individuele hulpverleners zijn, vonden het fijn om op een andere manier met cliënten om te gaan. Zo ontdekten ze bijvoorbeeld dat een cliënt al veel zelf doet of uitzoekt.

Ze vonden dat het draaiboek zeer goed uitgewerkt is: “Zeer praktische en leuke oefeningen waardoor cliënten op een aangename manier bijleren.” De groepswerking is zeer tijdsintensief, maar zinvol. De begeleiders stelden vast dat de deelnemers er een positief gevoel en nieuwe sociale contacten aan overhouden. “Er zijn telefoonnummers en adressen uitgewisseld. Dat is super!”

Het werkt

Er is wetenschappelijk evidentie voor de positieve effecten van groepswerking. Groepswerking is een waardevolle aanvulling op individuele hulpverlening. Onze pilootstudie bij drie OCMW’s bevestigt die positieve effecten.

Er is vooruitgang in de financiële kennis van de deelnemers en het financieel gedrag dat ze willen vertonen. Zowel deelnemers, groepsbegeleiders als individuele maatschappelijk werkers geven dit aan. Andere voordelen zijn: nieuwe sociale contacten, het ontmoeten van lotgenoten, het samen leren en voor de begeleiders de andere manier om met cliënten aan de slag te gaan.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.