Achtergrond

Een solide toekomst voor het sociaal werk

Het traject naar een Vlaamse sociaalwerkconferentie in 2018

Koen Hermans, Rudi Roose, Peter Raeymaeckers, Caroline Vandekinderen

De Vlaamse masteropleidingen sociaal werk starten samen met de hogeschoolopleidingen in opdracht van Vlaams minister Jo Vandeurzen een traject naar een sociaal werkconferentie in 2018. Het doel is om met praktijkwerkers na te denken over de positie van het sociaal werk in een sterk veranderende samenleving. De centrale vraag daarbij is of en op welke wijze het rechtskarakter van het sociaal werk kan worden bewaakt en versterkt.

Sociaalwerkconferentie

@123rtf

Nood aan reflectie

Waarom zetten we dit traject op? We stellen vast dat het rechtskarakter van het sociaal werk onder druk staat. Dit hangt samen met een aantal maatschappelijke uitdagingen en beleidsontwikkelingen.

‘De samenleving verandert razendsnel.’

De samenleving is de laatste 30 jaar grondig veranderd, als gevolg van de hyperdiverse migratiegolven en -stromen, de nieuwe sociale kwestie (de groeiende kloof tussen laag- en hooggeschoolden), de toenemende armoede en sociale uitsluiting, de pluraliteit van gezinsvormen, de groeiende afstand tussen arm en rijk (die zich bijvoorbeeld uit in de gezondheidskloof), de globalisering van de economie en de alomtegenwoordigheid van ICT in het dagelijkse leven.

Daarenboven slagen we er in Vlaanderen en België niet in om de armoede terug te dringen en worstelen we ten zeerste met de toenemende diversiteit.

Kantelmoment

De samenleving verandert razendsnel en nogal wat kwetsbare burgers hebben het moeilijk om aansluiting te vinden. Hoewel Vlaanderen en België de afgelopen tien jaar minder de kaart heeft getrokken van besparingen – in vergelijking met andere Europese landen – lijkt de economische crisis van 2008 toch ook bij ons een kantelmoment te worden.

Sinds deze crisis wordt het duidelijk dat ook de Vlaamse en federale regeringen de verhouding tussen publieke en persoonlijke verantwoordelijkheid aan het herdefiniëren zijn.

Er zijn een aantal maatregelen genomen die de persoonlijke bijdrage verhogen, die bepaalde rechten afbouwen en sterker onderwerpen aan voorwaarden. We denken dan onder andere aan de verstrenging van de werkloosheidsuitkering, de verhoging van de inschrijvingsgelden voor het hoger onderwijs, de verhogingen van de energiekosten, de besparingen op het jeugdwerk, het sociaal-cultureel werk, de verhoging van de bijdrage voor de zorgverzekering, de verhoging van de prijs van de kinderopvang, de verhoging van de prijs van het openbaar vervoer, de kennis van het Nederlands als voorwaarde voor een sociale woning en de sterk toegenomen activeringsdruk.

Ook de lokale besturen, die door de decentralisering meer verantwoordelijkheid krijgen, zien zich door de economische crisis genoodzaakt te besparen op de maatschappelijke dienstverlening, de zorg, het jeugdwerk…

Beleidswijzigingen

Daarnaast zijn er een aantal fundamentele beleidswijzigingen. Zo is er het groter appèl op informele zorg, vrijwilligerswerk, de buurt en de lokale gemeenschap. Er is de ontwikkeling naar meer sturing door de vragers van ondersteuning, in de vorm van persoonsvolgende financiering.

‘Hoe kan het sociaal werk zijn basisopdracht realiseren?’

Er zijn aanzetten om een aantal bevoegdheden en verantwoordelijkheden door te schuiven naar het lokale niveau, denk aan het jeugdwerk en cultuurbeleid. Er is de ontwikkeling naar vermarkting en tendering, getuige de recente discussie over inloopcentrum De Vaart in Antwerpen. Dit is echter geen nieuwe ontwikkeling, want bij het activeren en bemiddelen van werklozen gebruikt de VDAB al meer dan tien jaar tendering als instrument om opdrachten toe te wijzen.

Al deze ontwikkelingen zijn niet enkel voelbaar bij het management en bij de directies van sociale voorzieningen, maar doen zich eveneens voor in de dagelijkse realiteit van frontliniewerkers. Sociaal werkers worden met die nieuwe verwachtingen geconfronteerd en moeten hier dagelijks vorm aan geven. Hoe kan het sociaal werk, gegeven die ontwikkelingen, zijn basisopdracht realiseren?

Tussen emancipatie en beheersing

In de tweede helft van de 19de eeuw ontstonden in heel wat Westerse landen sociaalwerkpraktijken als antwoord op toenmalige sociale problemen als industrialisering, extreme armoede en urbanisatie.

‘De internationale definitie is richtinggevend.’

Al heel snel waren er internationale contacten en uitwisselingen en dit mondde in 1928 uit in de eerste internationale conferentie, mede georganiseerd door de Belg, dokter Rene Sand. De conferentie betekende de oprichting van de International Association of Social Workers. In 1956 werd de International Federation of Social Workers (IFSW) opgericht.

De IFSW is verantwoordelijk voor de internationale definitie van sociaal werk: “Social work is a practice-based profession and an academic discipline that promotes social change and development, social cohesion, and the empowerment and liberation of people. Principles of social justice, human rights, collective responsibility and respect for diversities are central to social work. Underpinned by theories of social work, social sciences, humanities and indigenous knowledge, social work engages people and structures to address life challenges and enhance well-being.”IFSW (2014), Global Definition on Social Work, geraadpleegd via http://ifsw.org/policies/definition-of-social-work/

Ook in Vlaanderen wordt, in ieder geval door de opleidingen (zowel professioneel als academisch) deze definitie als richtinggevend beschouwd. Uit de definitie blijkt dat sociaal werk zowel een specifieke professionele activiteit of beroep is als een academische discipline.

Dat laatste is sinds 2014 nieuw in de definitie en wijst erop dat het sociaal werk globaal gezien een toenemende positie verworven heeft binnen de academische wereld. Tegelijkertijd wordt er in Vlaanderen benadrukt om naast de professionele activiteiten ook oog te hebben voor sociale praktijken waarin burgers als antwoord op sociale kwesties vorm geven aan solidariteit. Ze geven het sociale een plaats in de samenleving.Bouverne-De Bie, M. (2015), Sociale Agogiek. Een sociaal-pedagogisch perspectief op sociaal werk, Gent, Academia Press.

Welvaartstaat

Sociaal werk kan in Europa moeilijk losgekoppeld worden van de ontwikkeling van de welvaartsstaat. De professionalisering van het sociaal werk in Europa hangt samen met de groei van de welvaartsstaat, zeker na de Tweede Wereldoorlog.

‘Sociaal werkers vormen de frontlinie van de welvaartsstaat.’

De welvaartsstaat verwijst niet zozeer naar een bepaald type van staat, maar vooral naar een samenlevingsmodel waarbij de overheid optreedt met het oog op het behouden, scheppen of veranderen van sociale verhoudingen en structuren, in functie van de algemene maatschappelijke welvaart en het welzijn van de samenleving in haar geheel of van bepaalde sociale groepen in het bijzonder.Deleeck, H. (1997), ‘Dillemans, of de sociale zekerheid waarvan wij dromen’, in Pieters, D., e.a. (red.), Liber Amicorum Roger Dillemans. Deel II. Socialezekerheidsrecht, Antwerpen, Story-Scienta, 129-141.

Onder impuls van de crisis in de jaren ’80, is de welvaartsstaat geëvolueerd naar een actieve welvaartsstaat. Sociaal werkers vormen de frontlinie van deze (actieve) welvaartsstaat. Zij geven dagelijks vorm aan de maatschappelijke dienstverlening en aan de verhouding tussen het private en het overheidssysteem, tussen individu en samenleving.

Bruggenbouwers

Sociaal werkers zetten regelgeving om in de dagelijkse realiteit. Ze overbruggen op die manier telkens de kloof tussen algemene regel en de concrete situatie. In heel wat professionele literatuur is dan ook terug te vinden dat sociaal werkers bruggenbouwers zijn, dat zij beide (regel en casus, leefwereld en systeem) met mekaar verbinden.

 ‘Sociaal werkers zijn bruggenbouwers.’

Tegelijkertijd impliceert dit ook dat sociaal werkers ingrijpen in het private. Zij zitten dus per definitie gevat in het spanningsveld tussen emancipatie en beheersing. Net daarom kunnen ze niet herleid worden tot beleidsuitvoerders, maar geven ze dagelijks vorm aan dat beleid tijdens de interactie met de doelgroep, en dit tegen de achtergrond van een mensenrechtenperspectief.Lipsky, M. (1980), Street level bureaucracy. Dilemmas of the individual in public service, New York, The Russell Sage Foundation; van der Laan, G. (1990), Legitimatieproblemen in het maatschappelijk werk, Utrecht, SWP.Ze laten hun stem horen wanneer die mensenrechten geschaad worden.

Mensenrechten

Mensenrechten, menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid vormen naast respect voor diversiteit en collectieve verantwoordelijkheid, de ethische component van het beroep.

De kennisbasis van het sociaal werk is per definitie inter- en transdisciplinair, waarbij wordt voortgebouwd op inzichten uit humane wetenschappen en waarbij kennis ook wordt ontwikkeld op basis van praktijkgericht en emancipatorisch onderzoek. Dat onderzoek kenmerkt zich vaak door een samenwerking met kwetsbare burgers.

‘De OCMW-wet van 1976 was een scharniermoment.’

Mensenrechten omvatten vrijheidsrechten, politieke rechten en sociaaleconomische grondrechten. De VN-Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948 werd in 1989 aangevuld met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en in 2004 met het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap.

De OCMW-wet vormde in 1976 een belangrijk scharniermoment in het sociaal beleid, aangezien het OCMW de taak kreeg het recht op maatschappelijke dienstverlening te garanderen dat moet toelaten om een menswaardig leven te leiden. Het OCMW beoordeelt bij elke individuele vraag of de menselijke waardigheid in het gedrang is en welke maatschappelijke dienstverlening dit kan wegwerken.

Bovendien – en dit is de kern van de erkenning van mensenrechten als referentiekader voor interventies – werd ‘menselijke waardigheid’ niet meer extern gedefinieerd door sociaal werkers of de ruimere samenleving, maar werd samen met kwetsbare burgers gedefinieerd wat menselijke waardigheid in elke specifieke context kan betekenen.

Grondrechten

Mensenrechten zijn in die zin niet louter individueel te lezen, maar met de grondrechten wordt ook ingezet op collectieve rechten.

‘Grondrechten zijn collectieve rechten.’

In België werd dit meer concreet gemaakt met de inschrijving in 1993 van de sociale grondrechten in de Grondwet. Ondertussen werden ook heel wat decretale en andere beleidsinitiatieven genomen die telkens geënt worden op of verwijzen naar verschillende VN-Verdragen en waarbij deze wettelijke kaders naar de Vlaamse context worden geconcretiseerd.

Zo is er het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige in de integrale jeugdhulp dat een concretisering inhoudt van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Er zijn nog andere voorbeelden: Perspectief 2020 vertaalt het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, het Decreet Integrale Jeugdhulp dat “op elk moment de rechten van het kind respecteert”…

Betekenis voor werkpraktijk

Tegelijkertijd stelt zich de vraag wat deze mensenrechten nu precies betekenen en hoe ze het best gerealiseerd kunnen worden. We onderscheiden een minimalistische en maximalistische invulling van mensenrechten.

‘Mensenrechten moet je vertalen naar een handelingskader.’

De minimalistische invulling houdt in dat de toegang tot sociale voorzieningen wordt gerealiseerd en dit met respect voor de rechten van de gebruikers. De maximalistische invulling gaat een stap verder en legt de focus op het veranderen van sociale verhoudingen in de richting van meer sociale gelijkheid en het realiseren van maatschappelijke bestaansvoorwaarden en maximale ontplooiingskansen voor iedereen.Bouverne-De Bie, M. (2015), Sociale Agogiek. Een sociaal-pedagogisch perspectief op sociaal werk, Gent, Academia Press.

Ook al is er misschien wel een grote bereidheid om mensenrechten te beschouwen als referentiekader van het sociaal werk, het vertalen van mensenrechten naar een beleids- en handelingskader roept heel wat normatieve en praktische vragen op. Hoe kan dit vorm krijgen in sociale praktijken?

Dit is des te meer het geval gezien de huidige ontwikkelingen in de welvaartsstaat en de druk op het rechtskarakter van het sociaal werk.

Wat nu? Een sociaalwerkconferentie in 2018

De internationale definitie van het sociaal werk weerspiegelt het normatieve karakter van het sociaal werk. In heel diverse sectoren, werkvormen en praktijken wordt vertrokken vanuit een aantal gemeenschappelijke richtinggevende waarden, met name mensenrechten, sociale rechtvaardigheid, en solidariteit.

‘Sociaal werk is per definitie niet neutraal.’

In dat opzicht is sociaal werk per definitie niet neutraal. Net dat maakt het sociaal werk kwetsbaar en krachtig tegelijkertijd. Het is kwetsbaar, omdat de normatieve basis op gespannen voet kan staan met de intenties en logica’s van een subsidiërende overheid die van het sociaal werk verwacht om als beleidsuitvoerder op te treden. En het is krachtig omdat het sociaal werk kan opereren als een autonome actor die burgerschap en mensenrechten verwezenlijkt in concrete praktijken die participatie aan het maatschappelijk leven realiseren.

De mensenrechtenbenadering is daarom tegelijkertijd evident en bijzonder complex, omdat er telkens een vertaalslag naar het concrete handelen nodig is.

Gedeeld traject

Geïnspireerd door al deze vragen, zijn de masteropleidingen sociaal werk (KU Leuven, UA en UGent) in overleg gegaan met Vlaams minister Jo Vandeurzen. Een gedeeld traject moet leiden tot een grondige reflectie over de profilering, de gemeenschappelijke kern en de toekomst van het sociaal werk in Vlaanderen.

 ‘Het traject moet leiden tot een grondige reflectie over sociaal werk.’

De masteropleidingen sociaal werk willen in samenwerking met de Vereniging van de Vlaamse Opleidingen Sociaal Werk (VOSW) een dynamiek op gang brengen met alle betrokken stakeholders, en de krijtlijnen voor de toekomst uittekenen, voortbouwend op inzichten uit wetenschappelijk onderzoek en op een brede bevraging van het werkveld.

De sociaalwerkconferentie in 2018 heeft als doel om (1) de gedeelde basis van het sociaal werk op frontlinieniveau te expliciteren en (2) om de mensenrechtenbenadering als referentie- en handelingskader voor het sociaal werk te profileren, positioneren, expliciteren en concretiseren.

Het parcours

In het traject willen we het perspectief van frontliniewerkers in het sociaal werk centraal stellen. Daarom stellen we in november 2016 zes werkgroepen samen, waarbij we een diversiteit van sectoren en praktijken proberen te vatten.

  • Sociaal werk op de eerste lijn en in de samenleving: OCMW, CAW, opbouwwerk, sociale diensten van de mutualiteiten, verenigingen waar armen het woord nemen, wijkgezondheidscentra, buurtwerk…
  • Sociaal werk en kinderen/jongeren: integrale jeugdhulp, jeugdwelzijnswerk, lokaal jeugdbeleid, de jeugdpsychiatrie, de revalidatiecentra…
  • Sociaal werk en ondersteuning van sociaal kwetsbare volwassenen en ouderen met beperkingen: residentiële, ambulante en mobiele ondersteuning van personen met een beperking, sociale diensten in de ziekenhuizen, woonzorgcentra en psychiatrische instellingen, vormingsinstellingen voor personen met een beperking, gebruikersverenigingen…
  • Sociaal werk en justitie: justitieel welzijnswerk, sociaal werk in de gevangenis, justitieassistenten uit de justitiehuizen, sociaal werkers verbonden aan de sociale dienst van de Vlaamse gemeenschap bij de jeugdrechtbank en gespecialiseerde vormingsinstellingen zoals de Rode Antraciet…
  • Sociaal werk en integratie: onthaalbureaus, centra voor basiseducatie, onthaaldiensten van CAW voor personen met een precair verblijfstatuut, etnisch-culturele federaties (binnen het kader van het sociaal-cultureel volwassenwerk), sociaal-culturele bewegingen zoals Kif Kif, Vluchtelingenwerk Vlaanderen…
  • Sociaal werk en arbeid: sociale economie, maatwerkbedrijven, arbeidstrajectbegeleiding (met inbegrip van OCMW’s)…

We beogen binnen elke werkgroep een zekere vorm van herkenbaarheid in termen van sector, werksoort en doelgroep. Dit laat toe dat mensen gemakkelijker expertise met elkaar uitwisselen, omdat er een zekere vertrouwdheid is onder mekaar.

‘Deelnemers zijn veldwerkers.’

Hoewel we in de loop van het proces de discussiepunten wensen te toetsen aan perspectieven vanuit beleid- en organisatieperspectief, vertrekken we bij de werkgroepen expliciet vanuit een frontlinieperspectief. Met andere woorden: deelnemers zijn veldwerkers, geen directies, stafmedewerkers of medewerkers van steunpunten. Het gaat daarbij expliciet ook om ‘sociaal werkers’. Hoewel dit een ruim begrip kan zijn, gaan we expliciet op zoek naar mensen die de opleiding sociaal werk (bachelor of master) hebben gevolgd.

Elke werkgroep bestaat uit maximum twintig leden die werken in een diversiteit van sectoren. Elke werkgroep wordt voorgezeten door een voorzitter die lector of docent is binnen de opleidingen sociaal werk. Zij kunnen een neutrale positie innemen die belangen van sectoren of werkvormen overstijgen. We voorzien in elke groep ook cliëntvertegenwoordiging.

Elk van deze zes werkgroepen komt vijf keer samen, telkens rond één bepaald thema. Die thema’s zijn: 1) grondrechtenbenadering als referentie- en handelingskaderconcept in het sociaal werk; 2) emancipatie versus disciplinering als centraal spanningsveld/paradox van het sociaal werk; 3) verscherpen van de eigen finaliteit van het sociaal werk in netwerken; 4) individuele hulpverlening én bouwen aan de samenleving en 5) diversiteit en sociaal werk.

Finaal rapport

De kernpunten en belangrijkste vaststellingen uit de discussies in de werkgroepen zullen tijdens een expertenpanel voorgelegd en afgetoetst worden bij vertegenwoordigers van steunpunten, koepelorganisaties en gebruikersorganisaties.

‘We hopen op een krachtige toekomstvisie.’

Op basis van de vijf bijeenkomsten zal de stuurgroep een finaal rapport opmaken aan de hand van de thema’s van de bijeenkomsten. Het rapport zullen we voorstellen en valideren op een sociaalwerkconferentie in 2018.

Op deze conferentie wordt de inhoud van het rapport met een ruimere groep besproken en verdiept. We bekijken de resultaten van het voortraject in relatie tot actuele beleidsontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken. De conferentie zal ingaan op de repercussies van de discussies op de praktijk, het overheidsbeleid, het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek inzake het realiseren van een sociaal werk vanuit een grondrechtenperspectief.

We hopen met dit initiatief en doorheen een traject in nauwe samenwerking met frontliniewerkers een krachtige toekomstvisie neer te zetten voor het sociaal werk, geënt op het mensenrechtenperspectief.

Reacties [4]

  • Tine Lauwaert

    De samenleving zet ons voor een echte uitdaging: registratiesystemen, dossiers die geteld worden , een overheid die steeds met (meestal tijdelijke)projecten afkomt, meer en meer de focus op het individu die zichzelf moet organiseren, responsabiliseren van cliënten enz.

    En toch vind ik dat je als sociaal werker in gans dit kluwen het verschil kan (blijven) maken naar je cliënt. Gewoon menselijk contact als basis en een uitweg zoeken in alles wat op ons (én de cliënt) afkomt met één doel voor ogen: het welzijn van je cliënt verhogen zodat hij zijn/haar weg in het leven kan vinden.

    Ik vind dit een goed initiatief. Een toenadering van opleidingen en het werkveld kan enkel en alleen voordeel opleveren voor onze cliënten. Hun lasten verlagen en hun draagkracht vergroten is één van onze doelstellingen.

  • Rudi Roose

    Kurt, dit was een keuze, die zoals alle keuzes voor discussie vatbaar is. We willen expliciet mensen die in directe interactie staan met cliënten selecteren. Natuurlijk betekent dit niet dat andere geledingen dan per definitie minder interessante dingen zouden te vertellen hebben. Dit geldt trouwens niet voor de steunpunten alleen, maar evengoed voor studenten, lectoren (die hier enkel de voorzittersrol opnemen), … In de groep is voldoende besef dat we ook andere actoren die niet kunnen deelnemen aan de werkgroepen moeten kunnen input leveren op hetgeen gebeurt, en niet enkel op de conferentie van 2018 zelf.

    Eddy, ik hoop dat toch duidelijk is dat het opzet precies daartegen wenst in te gaan en te bekijken hoe het sociale kan worden bewaakt? Anders is de tekst wel zeer onduidelijk :)

  • Kurt De Backer

    Ik snap niet zo goed waarom stafmedewerkers van steunpunten niet in de werkgroepen kunnen zitten. Het lijkt alsof men wil zeggen dat zij niet neutraal genoeg zijn in vergelijking met bijv. de voorzitters die van een hogeschool komen. Hoewel het sociaal werk nooit neutraal is, wordt dat plots wel een criterium bij de deelname aan werkgroepen.
    Belangrijker nog als stafmedewerker (met ervaring in verschillende sociaal werksectoren) voel ik mezelf ook onderdeel van het sociaal werk. In deze tekst lijkt het of de steunpunten en hun medewerkers met voorzichtigheid moeten betrokken worden, of liever zelfs niet betrokken…
    Welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag?

  • Eddy Van Tilt

    Totaal onbedoeld maar tegelijk zo revelerend stond in de intro van dit artikel het essentieel probleem van het sociaal werk anno 2016 (en volgende jaren, valt te vrezen) te lezen:
    “De centrale vraag daarbij is of en op welke wijze het rechts-karakter van het sociaal werk kan worden bewaakt en versterkt.”

    Er stond nog juist niet ‘het extreem rechts karakter’ te lezen… Want de meritocratische cultuur van deze dagen is anders goed op weg om het sociale van ons werk volledig af te bouwen en te vervangen door een kille, meedogenloze plichtenleer.
    Professoren en docenten én praktijkwerkers: verenigt u! En spreek, zeg uit waar het écht om gaat. En je hoeft daarvoor écht niet te wachten tot
    de sociaalwerkconferentie van 2018.

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.