Achtergrond

Continuïteit in de jeugdhulp is cruciaal

Hulpverleners laten hun cliënt nooit los

Marjon Ebraert

Kwetsbare jongeren hebben nood aan een samenhangende jeugdhulp. Breuken in de hulp kunnen ze missen als kiespijn. Toch blijft die zorgcontinuïteit het zorgenkind. Hoe kijken sleutelactoren naar dit complexe vraagstuk?Deze bijdrage is gebaseerd op de masterscriptie agogische wetenschappen: Ebraert, M. (2016), Tussen droom en daad. Zorgcontinuïteit binnen de Vlaamse Integrale Jeugdhulp: experten aan het woord, Masterscriptie Agogische Wetenschappen, VUB.

jeugdhulp

© 123rf

jeugdhulp

© 123rf

Uit het leven gegrepen

Er zijn vermoedens dat in een gezin kinderen het slachtoffer zijn van geweld en misbruik. Een thuisbegeleidingsdienst gaat aan de slag. Wanneer die misbruik vaststelt, wordt de toegangspoort integrale jeugdhulp gecontacteerd. Vooral voor de oudste veertienjarige dochter is een opname dringend nodig. Maar de toegangspoort houdt de boot af. Een onmiddellijke opname is onmogelijk. Na aandringen wordt het meisje opgenomen in een begeleidingscentrum.

‘Een hobbelig parcours is geen alleenstaand geval.’

Daar stelt ze ernstig probleemgedrag: zelfverminking, een suïcidepoging, agressie. De situatie wordt onhoudbaar. Het begeleidingscentrum verwijst het meisje door naar een gespecialiseerd psychiatrisch centrum. Dat houdt de deur dicht omwille van een gebrek aan capaciteit.

Het begeleidingscentrum tracht via remediërende acties de jongere toch aan boord te houden. Dat lukt niet. De hulpverlening stopt. Het zorgbehoevende meisje gaat naar huis. Enkele weken later volgt een gedwongen opname in een psychiatrische instelling.

Hardnekkig probleem

Zo’n hobbelig hulpverleningsparcours is geen alleenstaand geval. Al in 1999 beschreef de Maatschappelijke Beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg het gebrek aan zorgcontinuïteit. Onderzoek toont dat hulptrajecten ook vandaag nog worstelen met continuïteitsproblemen.Eerdekens, W. e.a. (2015), Integrale jeugdhulp, van nieuw decreet naar innovatieve praktijk, Gent-Brussel, Arteveldehogeschool, Kinderrechtencommissariaat, Vrij CLB Gent, Vrij CLB Meetjesland, vzw TOPunt.

Overheid en wetgever bleven niet blind voor dit hardnekkig probleem. Daarom schoof het Decreet Integrale Jeugdhulp ‘het waarborgen van hulpcontinuïteit binnen de jeugdhulp’ naar voor als expliciete doelstelling.

Er werden sindsdien heel wat inspanningen geleverd voor een jeugdhulp met minder breuklijnen. Onder andere modulering, crisishulpverlening, intersectorale toegangspoort en multidisciplinaire centra moeten hun bijdrage leveren. Toch zijn resultaten niet altijd zichtbaar. Jongeren en hulpverleners blijven vragende partij om breuklijnen binnen het huidige hulpverleningslandschap te vermijden.

De vraag hoe we hulpcontinuïteit kunnen versterken, blijft dus relevant. In tien diepte-interviews gaven doorwinterde sleutelactoren aan waar zij oplossingen zien.

Helder begrip?

Is het begrip hulpcontinuïteit en achterliggend kader helder? Volgens het Decreet Integrale Jeugdhulp wel. Dat ambieert duidelijk een betere en snellere schakeling tussen de verschillende hulpaanbieders. Gedeelde uitgangspunten en transparante modules moeten helpen.

‘Terminologische verheldering is cruciaal.’

Onderzoek op het brede terrein van gezondheid en welzijn ziet dat anders. Het begrip hulpcontinuïteit blijft moeilijk hanteerbaar.Wierdsma, A. e.a. (2011), ‘Breakdown of continuity in public mental healthcare in the Netherlands: a longitudinal case study’, International Journal of Integrated Care, 11, 126.Doelstellingen en resultaten zijn te weinig tastbaar. Afhankelijk van de cliënt, hulpverlener of context krijgt het begrip hulpcontinuïteit andere betekenissen. Daarom is terminologische verheldering en afstemming cruciaal.

Kritische praktijk

De werkpraktijk bevestigt dit. “Hulpcontinuïteit is een containerbegrip. Iedereen weet wat het betekent maar niemand kan zeggen wat het precies inhoudt”, aldus een directeur van een jeugdhulpvoorziening.

Niet alleen het begrip, maar ook de gebrekkige transparantie van het achterliggende kader wordt aan de kaak gesteld. Integrale jeugdhulp met haar bijhorende rollen en procedures is nog onvoldoende gekend en functioneert stroef.

‘Modulering heeft het hokjesdenken vergroot.’

Het blijven bestaan van de sectoren en de toevoeging van modules heeft het ‘hokjesdenken’ vergroot. Elke sector geeft een eigen invulling aan de typemodules vanuit verschillende regels en registratiesystemen. Gevolg is dat men soms onnodige stappen moet zetten voor de juiste schakeling. Met integrale jeugdhulp zijn we dus nog ver weg van meer hulpcontinuïteit.

Over het muurtje kijken

De hamvraag blijft dus hoe deze hulpverleningsbreuken voorkomen? De ondervraagden zijn het eens. Hulpcontinuïteit is cruciaal. Maar het vervolgens in de praktijk realiseren, is een ander paar mouwen. Verschillende voorwaarden moeten vervuld zijn.

Niet alleen de jeugdhulp worstelt met dit probleem. In de gezondheidszorg stelt men vast dat hulpcontinuïteit staat of valt bij de aandacht voor elementen zoals informatie-uitwisseling, managementcontinuïteit, persoonlijke relatie en flexibiliteit van contact.Wierdsma, A. e.a. (2009), ‘Reconstructing continuity of care in mental health services: A multilevel conceptual framework’, Journal of Health Services Research & Policy, 14 (1), 52-57.Kunnen die inzichten de jeugdhulp vooruit helpen?

Informatie uitwisselen

Wil je hulpcontinuïteit, dan moet je informatie uitwisselen. In de jeugdhulp blijkt dat niet evident. Zo stelt een pedagogisch coördinator: “Het is niet zo dat je ergens al een volledig overzichtsdossier kan raadplegen. Dat bestaat gewoonweg niet.” Op dat punt is er alvast werk aan de winkel.

‘Voor hulpcontinuïteit moet je informatie uitwisselen.’

Zo’n dossier verzamelt alle beschikbare informatie over de cliënt, zijn hulpvraag en het hulpaanbod. Het doel is een reconstructie van het levensverhaal. Het opmaken van een algemeen beeld van het globale hulpverleningstraject. Zo’n bundeling in een gedeeld dossier kan, mits toestemming van de cliënt, fungeren als rode draad doorheen het traject. Belangrijk daarbij is dat informatiestromen niet mogen botsen op sectorale grenzen.

Integrale jeugdhulp heeft aandacht voor die informatie-uitwisseling. Het creëerde verschillende informatiesystemen: INSISTO, BINC, LARS… Maar die veelheid aan systemen mondt uit in een gebrek aan afgestemde en overzichtelijke registratie. De overheid moet daar nog belangrijke knopen doorhakken.

Geen relationele breuken

Relationele continuïteit focust op de hulprelatie tussen cliënt en hulpverlener. Ook daar mogen geen breuken of gaten vallen. Dat is een hele uitdaging. “Ik denk dat de mensen minder van dokter veranderen dan van hulpverlener”, aldus een orthopedagoge van een centrum voor geestelijke gezondheidszorg. Toch mag de hulp niet stilvallen. Dat kan door bruggen te bouwen tussen de voorgaande, huidige en toekomstige zorg.

‘Een goede overdracht is cruciaal.’

Een goede overdracht van het dossier is cruciaal voor relationele continuïteit. Een hulpverlener is verantwoordelijk om het zorgdossier vast te houden totdat een andere hulpverlener het in handen neemt. Dat moet dus niet noodzakelijk een vaste trajectbegeleider zijn die zich over het ganse traject heen inzet. Deze opdracht kan ook een gedeelde verantwoordelijkheid zijn.

Volgens een docent van een hogeschool knelt daar het schoentje: “We kennen onze collega-hulpverleners nog niet goed genoeg. Er is niet zo veel vertrouwen. Toch is voor een goede overdracht, vertrouwen in elkaars deskundigheid nodig. Maar als je elkaar niet kent, dan is dat niet evident.”

De uitdaging is dus duidelijk. De taken van alle betrokkenen moeten scherper gesteld worden. Er moeten meer afspraken komen. Het moet duidelijk zijn wat men van elkaar kan verwachten binnen een hulpverleningstraject. Cliëntoverleg -en bemiddeling kunnen een belangrijke meerwaarde hebben wanneer de hulpverleningsrelatie vastloopt of bij een blokkade. Voorlopig zijn deze methodieken nog te onzichtbaar en weinig gebruikt.

Voortdurende match

Historisch gezien is de Vlaamse jeugdhulp uitgegroeid tot een divers landschap met een breed hulpaanbod. In de verschillende regio’s is er een grote diversiteit van samenwerkingsverbanden en netwerken. Maar sluit dat aanbod naadloos aan op de complexe en dynamische noden van jongeren?

‘Het aanbod moet vereenvoudigd worden.’

Als de noden van de cliënt veranderen, dan moet de hulpverlening daar tijdig en passend op reageren. Met maatwerk kan het hulpaanbod ‘gematcht’ en aangepast worden. Dat vraagt een coherent beheer van hulpverlening.

Ook die beheerscontinuïteit is binnen integrale jeugdhulp een moeilijk punt. Zo getuigt een pedagogisch coördinator: “Eén van de absolute doelstellingen was het realiseren van een transparant jeugdhulplandschap. Maar wat zie ik? Eigenlijk kan niemand het systeem nog uitleggen.” Om beheerscontinuïteit te versterken, moet het huidige aanbod vereenvoudigd worden. Nieuwe structurele middelen moet de overheid inzetten om bestaande diensten te versterken. Niet om nieuwe diensten of projecten te creëren.

Altijd iemand bij cliënt

Een cliënt moet bij probleemsituaties altijd op iemand kunnen rekenen die beschikbaar en aanspreekbaar is. Contactcontinuïteit betekent dat een hulpverlener zijn cliënt nooit mag loslaten. Ook niet op momenten dat de hulpverlening dreigt stil te vallen omdat er geen passend aanbod is.

‘Er zijn meer knipperlichten nodig.’

Dat betekent dat er voldoende contactmomenten zijn om vertrouwen en respect op te bouwen. Regelmatig contact is niet alleen een voorwaarde voor een sterke persoonlijke relatie, maar ook om eventueel hulpverleningsdoelen aan te passen. Zo kunnen hulpverlener en cliënt de blik op veranderende problemen en omstandigheden scherp houden. Op die manier kan de jongere altijd bij zijn begeleiders terecht, ook wanneer de hulpverlening moeilijk loopt of even ‘op wacht’ staat.

De verantwoordelijkheid voor contactname is binnen de integrale jeugdhulp te vrijblijvend. Als hulpverleners eerste signalen van problemen opvangen, dan moeten ze snel in contactmodus schieten. Zo’n vroegtijdig contact blijkt geen vanzelfsprekendheid. Er moet een mentaliteitswijziging komen. Een knipperlicht moet aanschieten zodra er stopzettingen of breuken in het traject zijn. Bij de overgang naar meerderjarigheid is dat een belangrijk aandachtspunt. De abrupte stop die dan veelal plaatsvindt, heeft vaak vergaande gevolgen. Denk maar aan het dramatische levensverhaal van Jordy.

Cliënt centraal

Om breuklijnen in de hulpverlening te vermijden, moet de cliënt centraal staan. Zo werkt een hulpverleningsnetwerk beter wanneer er duidelijke adviezen vanuit het cliëntperspectief geformuleerd worden.Van Tomme, N., Verhoest, K., Voets, J. (2011), Evaluatie van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de integrale jeugdhulp, Leuven, KU Leuven.

Toch neemt men in de jeugdhulp nog teveel beslissingen boven de hoofden van de jongeren, vaak op basis van een diagnose. Een pedagogisch directeur van een multifunctioneel centrum stelt dat scherp: “Door te staren naar diagnoses van deskundigen, vergeten we welke vraag de jongere stelde.”

‘We vergeten welke vraag de jongere stelde.’

De jeugdhulp moet daarom opschuiven in een richting waarbij de cliënt maximaal regisseur is van wat over hem verteld en geschreven wordt. Ook het zeggenschap over het hulptraject moet maximaal bij de jongere en zijn ouders komen. Hun perspectief is de leidraad bij het handelen.

Het centraal stellen van de cliënt is de basis van alle vormen van continuïteit. De samenstelling van het zorgdossier en de overdracht van informatie gebeuren altijd met inzage en inspraak van de cliënt. Dat is niet evident. “We houden nog te weinig rekening met de cliënt in alle informatie die gedeeld wordt”, aldus een netwerkcoördinator binnen de geestelijke gezondheidszorg.

Een jongere moet ook informatie krijgen over andere opties binnen de jeugdhulp. Op die manier krijgt hij het gevoel omgeven te worden door hulpverleners die hij kan vertrouwt en een zekerheid te hebben dat hulpverleners over de grenzen van de integrale jeugdhulp kunnen meelopen.

Mee nadenken

Een jeugdhulp zonder breuklijnen is een grote uitdaging. De overheid schuift het naar voor als een belangrijke beleidsprioriteit. Iedereen die met kwetsbare jongeren begaan is, probeert lacunes en breuken te vermijden. Maar dat lukt vaak niet.

‘Een jeugdhulp zonder breuklijnen is een uitdaging.’

Dat heeft volgens de bevraagde sleutelfiguren vooral te maken met een gebrekkig en onduidelijk kader. Nog steeds biedt het decretale kader van integrale jeugdhulp te weinig aandacht aan de conceptuele en operationele uitwerking van hulpcontinuïteit. Zo blijven doelstellingen vaag en werden geen duidelijke indicatoren bepaald die continuïteit garanderen.

De Vlaamse overheid zal dit scherper moeten aansturen. Inzichten uit de medische literatuur kunnen helpen. Indien aan de verschillende elementen voldoende aandacht besteed wordt, zal dat uitmonden in meer hulpcontinuïteit.

Bovendien benadrukken de bevraagde sleutelactoren dat de jeugdhulp moet vertrekken van het hulpverleningsrecht van de jongere en zijn ouders. Hun perspectief is de leidraad bij het handelen binnen elk niveau van continuïteit. Een hulptraject mag niet vastgelegd worden in starre modellen. Wil integrale jeugdhulp meer hulpcontinuïteit vinden, dan moet ze flexibiliteit centraal stellen.

Beloftevolle toekomst ?

Er zijn ook hoopvolle vaststellingen. De gesprekken tonen aan dat vele hulpverleningsorganisaties al initiatieven namen om sectorale en intersectorale samenwerking te versterken. Toch dringt zich vanuit de praktijk een veranderingsurgentie op inzake zorgcontinuïteit. Die moet gewaarborgd worden binnen het hele jeugdhulplandschap, tot over haar grenzen heen.

De overheid heeft een belangrijke opdracht om concepten en kaders verder te verhelderen. Maar ook andere actoren moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. Zo kunnen good practices inspirerend werken. Het delen van verschillende perspectieven zal helpen om op vlak van hulpcontinuïteit stappen vooruit te zetten. Als dat geflankeerd wordt door gericht onderzoek naar de effectiviteit en haalbaarheid van zorgcontinuïteit binnen de integrale jeugdhulp, zitten we met dit zorgenkind op de juiste weg.

Reacties [4]

  • kevin

    Vertrouwen en informatie uitwisselen tussen verschillende actoren is belangrijk, maar misschien nog belangrijker is ook het idee dat de cliënt nog altijd zaken in vertrouwen moet kunnen vertellen aan de begeleider. (inzage in het dossier, maatschappelijk onderzoek, …, en aandacht voor de wijze waarop en de woorden waarmee die geschreven zijn.) Meer vertrouwen, minder breuken. Ook van begeleider naar cliënt.

  • Rik Holvoet

    Het klopt wat steven vercruyse zegt, erger nog, de rechtstreekse dialoog tussen consulenten binnen hetzelfde gebouw wordt zelfs ontmoedigd. Gewoon meer de telefoon nemen en spreken met mekaar. Maar ja,alles moet nu geregistreerd worden…Het is positief dat het aanbod meer gediferencieerd is, modulering is echter een eigen leven gaan leiden, en heeft een tegenovergesteld effect gecreerd, men ziet door het bos de bomen niet meer. Ook dit artikel bezondigd zich aan teveel vakjargon, wie verstaat deze mensen nog?

  • Vercruysse Steven

    Een eenvoudige tip die alvast minstens 70 dagen (!) tijd en energie voor iedereen zal besparen. Voor jongeren die in hun traject van OCJ naar jeugdrechtbank doorschuiven : laat de consulenten van beide diensten die vaak de verdiepingsvloer en koffiemachine met elkaar delen aub ook de informatie over het respectievelijke traject delen.

  • Adlain

    Er is nog veel werk aan de winkel, in het bijzonder veelvuldige communicatie tussen en vertrouwen in alle actoren, de oprichting van een kruispuntbank voor de sociale sector en, een betrokkenheid die buiten haar kantooruren doorbreekt, te beginnen bij de bron, de ouder(s).

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.