Achtergrond

Participatief jeugdwerk groeit vanuit oprechte relaties

Tine Desmet, Julia Villanueva O’Driscoll

Jeugdwerk wil participatief werken met jongeren. Maar dat vraagt veel werk in de schaduw, zo vertellen Brusselse jeugdwerkers.

jeugdwerk

© Unsplash / Jeremy Thomas

Participatie is populair

Participatie is ‘in’. Vandaag bepalen bewoners mee waar het bankje in hun wijk moet komen. Jan met de pet doet aan politiek via een burgerplatform. Ook binnen het jeugdwerk is participatie niet meer weg te denken. Geen projectoproep zonder een alinea over participatie.

‘De voorkeur gaat naar actieve participatie.’

Vanwaar die keuze voor participatie? En hoe krijgt dit vorm in het Brusselse jeugdwerklandschap? Onderzoeksgroep Voicing Youth at Social Risk (Vrije Universiteit Brussel) vroeg het aan verschillende Brusselse jeugdwerkers en beleidsmakers.

Verschillende vormen

Wat is participatie volgens Brusselse beleidsmakers?

Ze vullen participatie in als ‘deelnemen’ en ‘deelhebben’. Ze zien ‘deelnemen’ als de meer klassieke en passieve vorm van participatie. Jongeren kunnen deelnemen aan een initiatief, bijvoorbeeld een voetbaltoernooi.

Participatie stopt daar niet. Brusselse beleidsmakers grijpen ook naar een meer actieve invulling: ‘deelhebben’. Jongeren nemen het woord en beslissen over zaken die belangrijk zijn in hun leven. Ze nemen niet alleen deel aan het voetbaltoernooi, maar organiseren het ook zelf.

De voorkeur van beleidsmakers gaat uit naar het actievere ‘deelhebben’. Het ligt meer in de lijn van een samenleving waarin mensen steeds mondiger worden.Ook theoretische modellen verkiezen actieve vormen van participatie. Zo stelt de Amerikaanse psycholoog Roger Hart participatie voor als een hiërarchisch ladder. De onderste drie treden zijn variaties op non-participatie of schijnparticipatie. Helemaal bovenaan staan de ‘kind-gestuurde beslissingen’.

De realiteit is anders

Het jeugdwerk zelf nuanceert die wensen. Participatie klinkt mooi. Maar het ook realiseren, is een ander paar mouwen.

Brusselse jeugdwerkorganisaties bouwen hun activiteiten op. Ze vertrekken daarbij vanuit de leefwereld van jongeren. Ze verlagen drempels opdat jongeren kunnen ‘deelhebben’. Maar, zo geven de jeugdwerkers zelf toe, dat blijft een taaie opdracht. “In realiteit blijven de gasten vaak stil en zijn wij het uiteindelijk die de activiteiten vormgeven.”

Actief participeren is in de praktijk niet zo evident.

Middenklasse versterkt

Dat kan verbazen. Want door de veelheid aan bestaande participatiemodellen en -methoden lijkt participatie een recept dat stap voor stap gevolgd kan worden. “Zo moeilijk kan dat toch niet zijn? Contacteer een groep jongeren, vraag wat ze willen doen en laat ze dit uitvoeren.”

‘Jongeren participeren op hun ritme.’

Maar niet alle jongeren delen zomaar hun wensen en ideeën, laat staan dat ze deze zelf gaan uitvoeren. Vooral voor jongeren in kwetsbare situaties is participatie een uitdaging. Zeggen waar het op staat, is niet evident als men zich minder goed in z’n vel voelt.

Jeugdwerkers geven aan dat voornamelijk middenklassejongeren makkelijker hun stem delen en betrokken zijn in participatieve activiteiten. Het jeugdwerk versterkt hierdoor vooral deze groep en is nog te weinig aangepast aan jongeren die leven in kwetsbare situaties.Coussée, F., Roets, G., en De Bie, M. (2009), Empowering the powerful. Challenging hidden processes of marginalization in youth work policy and practice in Belgium, Critical Social Policy, 29(3), 421–442.

Op het ritme van de jongeren

Actieve vormen van participatie passen in een westers kader waar individualiteit en meetbare resultaten centraal staan. Dit kader promoot mondigheid en assertiviteit. Dat is niet voor elke jongere vanzelfsprekend. Jeugdwerkers zeggen dan ook dat participatie in de praktijk verschilt van jongere tot jongere. Jongeren participeren op hun ritme, zonder dat de ene vorm beter is dan de andere.

Jeugdwerkers geven aan dat het opbouwen van een relatie hierin essentieel is. Enkel door de jongeren te kennen en hen te ondersteunen, kan er op hun ritme participatief gewerkt worden.

Relationeel jeugdwerk

Zo kan participatie niet vooraf ingepland worden. Het ontstaat spontaan, doorheen dagelijkse interacties. Goede relaties kunnen leiden tot de participatie van jongeren op een manier die voor hen betekenisvol is. Participatie is een complex proces dat de hiërarchie van ‘deelnemen’ of ‘deelhebben’ overstijgt.

Wanneer jeugdwerkers relationeel werken, investeren ze niet alleen in de relatie tussen hen en de jongeren. Ze proberen ook de relatie te bevorderen tussen de jongeren onderling en hun bredere netwerk.

 

Jeugdwerk is nodig © lesmecs.be

Nabij zijn

Wil je relaties opbouwen met jongeren, dan heb je tijd en nabijheid nodig. Jeugdwerkers zijn beschikbaar voor jongeren, niet alleen tijdens maar ook na de jeugdwerkactiviteiten. Denk maar aan het toenemend gebruik van Facebook en Whatsapp of de talrijke huisbezoeken en andere begeleidingen.

‘Jeugdwerkers zijn ook na de activiteiten beschikbaar.’

Een jeugdwerker vertelt: “Op woensdag stond ze hier plots voor de deur: ‘Ik ben thuis vertrokken’. We zijn iets gaan eten en hadden een lang gesprek. Ze heeft veel geweend en zei: ‘Ik kan het niet meer uithouden thuis. Jij bent de enige die ooit tegen mij heeft gezegd dat ik iets goed deed. Dat kan toch niet?’ Ik heb gezorgd dat haar ouders op de hoogte waren dat ze veilig was en dat ze een plek had om te overnachten. Later ben ik dan mee met haar naar het OCMW gegaan om hulp te vragen.”

Ernstig nemen

Participatie groeit vanuit oprechte relaties. Zo tonen jeugdwerkers hun waardering voor de inspanningen en competenties van de jongeren. In plaats van hen te benaderen als kwetsbare jongeren met weinig kansen, nemen ze de jongeren serieus en leggen ze de lat hoog. Ze passen voor betutteling.

‘Jeugdwerkers passen voor betutteling.’

Jongeren ernstig nemen, schuilt vaak in kleine dingen. Jeugdwerkers gaven voorbeelden van jongeren met muzikaal talent die ze in hun vrije tijd tot bij de radio begeleidden. Een voetbalcoach regelde officiële truitjes in plaats van tweedehands afdankertjes.

Contacten aanmoedigen

Jeugdwerkers zijn aanwezig in de wijken van jongeren. Ze kiezen voor ontmoeting in de leefwereld van jongeren.

Ook moedigen ze het contact aan tussen jongeren, zowel binnen hun leefwereld als daarbuiten. Een jeugdwerker legt uit: “Door in de reguliere competitie te spelen komen onze gasten op een spontane manier in contact met ander jongeren die ze anders nooit ontmoet zouden hebben. Dit vraagt van ons extra inspanningen maar zo halen we ze uit ‘de bubbel’ van jeugdwerk.”

Eigen plek

Een veilige ruimte waar jongeren zich thuis voelen en hun ding kunnen doen, is essentieel. Maar zo’n eigen plek vinden in een grootstad als Brussel is niet evident.

‘Duidelijke afspraken zorgen voor stabiliteit.’

Niet alleen een fysieke ruimte is belangrijk. Duidelijke afspraken en regels zorgen voor stabiliteit die jongeren in kwetsbare sociale situaties soms missen. Jeugdwerkers hanteren een ‘1000-kansen filosofie’ waarin de dialoog centraal staat.Debognies, P., Schaillée, H., Haudenhuyse, R., and Theeboom, M. (2018), ‘Personal development of disadvantaged youth through community sports : a theory-driven analysis of relational strategies’, Sport in Society, 0, 1–23.

“Een stroeve relatie met een jongere is een duidelijk signaal: hij voelt zich niet thuis in de organisatie”, zegt een jeugdwerker. “Dan is het belangrijk om de dialoog aan te gaan in plaats van de deur dicht te houden. Dat is zeer intensief. Als organisatie heb je een sterke structuur nodig die de jongere blijft ondersteunen. Maar het is belangrijk, want we zijn vaak de laatste plek waar zij nog terechtkunnen.”

Onzichtbare fundamenten

Helaas, wie al deze aandachtpunten combineert, zal niet noodzakelijke goede relaties uit zijn hoed toveren. Zo simpel is dat niet. In verbinding gaan hangt af van de complexe interacties tussen de jongere, de hulpverlener en de context.

Toch is dat relationeel werk de kern van jeugdwerk. Daar liggen ook de bouwstenen van participatie. Maar het opbouwen van deze relaties vraagt tijd, veel tijd. Tijd die niet altijd voorhanden is.

En gaat het over participatie, dan wil men vooral weten hoeveel activiteiten georganiseerd werden en hoeveel jongeren deelnamen. Meten en tellen zijn dominant. Minder aandacht gaat naar het werk dat jeugdwerkers investeren in het geduldig opbouwen van relaties. Jeugdwerkers spreken van onzichtbaar relationeel werk.

‘De bouwstenen van participatie liggen in relationeel jeugdwerk. Helaas domineert het meten en tellen.’

Of zoals een jeugdwerker het zei: “Wij krijgen uren voor de activiteiten maar niet voor alles wat erbij komt kijken. Huisbezoeken, begeleidingen, jongeren die stoppen met school, jongeren die weglopen van thuis… Die uren die worden gewoon niet geteld.   ”

Jeugdwerkers spreken van onzichtbaar relationeel jeugdwerk.

Kies voor andere taal

Economische en politieke ‘elites’ bepalen hoe er naar jongeren gekeken wordt.Sukarieh, M., and Tannock, S. (2016), ‘On the political economy of youth: a comment’, Journal of Youth Studies, 19(9), 1281–1289.Deze instanties hebben invloed op jeugdwerk door de projectoproepen, de taal die ze hierin gebruiken en de criteria die ze hanteren om projecten te evalueren.

Jeugdwerkers reiken strategieën aan om het over een andere boeg te gooien. Een andere terminologie en voorwaarden kunnen het maatschappelijke beeld en de verwachtingen tegenover jongeren wijzigen.

Door in projectevaluaties ruimte te maken voor relaties, kan bijvoorbeeld het dominante beeld van ‘participatie als activiteit’ aangevuld worden met het minder zichtbare maar essentiële relationeel werk.

We moeten ook goed weten over welke jongeren we het hebben. Het participatiedecreet (2008) definieert kansengroepen heel ruim. Het gaat over personen met een handicap, delinquenten, mensen die leven in armoede, personen met een divers etnisch-culturele achtergrond en gezinnen met kinderen. Volgens deze definitie zijn zowat alle kinderen kwetsbaar.

‘Kwetsbaarheid is een dynamisch begrip.’

Jeugdwerkers vinden deze decretale omschrijving verouderd. Kwetsbaarheid is een dynamisch begrip. Niet alle jongeren met een migratieachtergrond zijn kwetsbaar. En ook jongeren die leven in armoede kunnen opgroeien in een stabiele en stimulerende omgeving.

Groot verschil

Of een jongere nu een stabiele dan wel chaotische thuis- of schoolsituatie heeft, maakt voor het decreet niet veel uit. In de praktijk vergt het participatief betrekken van deze twee jongeren verschillende accenten op vlak van zorg, steun en tijd.

Dat verschil is niet onschuldig. Vooropgestelde cijfers moeten gehaald worden met schaarse middelen. Dan is de verleiding groot om de meest kwetsbaren niet te betrekken. Kiezen voor hen is vaak tijdsintensiever. Moedige jeugdwerkers die tegen die stroom in varen, zetten de leefbaarheid van hun organisatie op het spel en riskeren zelf uitgeput te geraken.

Geen homogene groep

De oplossing? Benader jongeren in kwetsbare situaties niet langer als een homogene groep. De ene situatie vraagt meer tijd dan de andere. Kwetsbaarheid moet per individu en moment ingeschat worden. Het extra werk dat jeugdwerkers in dit relationele proces investeren, wordt dan gevaloriseerd.

Een jeugdwerker is duidelijk: “Eigenlijk zouden wij onze job veel beter doen als we één activiteit minder zouden moeten doen. Dan kunnen we deze extra tijd steken in de extra kwetsbare jongeren om hen in de groep te houden. ”

Jeugdwerk en welzijnswerk

Jeugdwerk valt onder het beleidsdomein ‘Jeugd, cultuur, media en sport’. Het relationeel werk binnen jeugdwerk sluit sterk aan bij welzijnswerk. Dat hoort thuis onder het beleidsdomein ‘Welzijn, volksgezondheid en gezin’. Organisaties moeten kiezen voor het ene dan wel het andere beleidsdomein. Met subsidies uit jeugdwerk mag men bijvoorbeeld niet aan welzijn doen en vice versa. Elk domein kent ook zijn specifieke voorwaarden. Zo moet er binnen ‘welzijn’ van elke cliënt een dossier bijgehouden worden. Jeugdwerkers kennen die (tijdrovende) traditie niet.

Maar in de praktijk zijn jeugdwerkers ook welzijnswerkers. Ze gaan op huisbezoek, vangen op en gaan in verbinding. Deze welzijnsgerichte taken die jeugdwerkers uitvoeren, worden niet gevaloriseerd. Het overheidsbeleid kent geen grijze zone. Praktijk en beleid wringen.

Die grijze zone moet erkend worden door politiek en beleid. Dan kan expertise op vlak van welzijn aangepast binnenstromen in jeugdwerk en komt het relationeel werk meer in de schijnwerpers.

Reacties

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.