Opinie

Isolatieverbod als opstap tot betere hulp

Een shift in mensvisie

Ariane Bazan, Eline Vyvey, Freya Van den Bossche, Ignaas Devisch, Tom Verhaeghe, Trees Traversier

Vorige week schreef onderzoeker Tim Opgenhaffen dat een isolatieverbod voor jongeren onder de zestien te gemakkelijk is. Hij pleitte voor een totaalaanpak voor alle dwangmaatregelen. De initiatiefnemers van het pleidooi voor zo’n isolatieverbod reageren: ‘We mogen niet talmen om de zwaksten te beschermen.’

isolatieverbod

isolatieverbod

© ID/ Fred Debrock

Menselijke logica

Het uitgangspunt van dat opiniestuk ‘Isolatieverbod is te gemakkelijk’ sluit als een bus: er is nood aan een wet maar ook aan een begeleidende mensvisie die kan uitmonden in een ‘totaalpakket aan maatregelen’.

Vanuit die optiek kwam ook onze studiedag ‘Jeugdhulp (z)onder dwang?’ op 1 december 2016 in het Vlaams Parlement tot stand. We willen enkele bevindingen van die dag op een rijtje zetten.Na deze studiedag werd een open brief gepubliceerd die je kan ondertekenen op www.zonderdwang.be.

‘Menselijke logica moet voorop staan.’

We pleiten er voor dat binnen de klinische psychologie en orthopedagogie een geëigend, specifiek model op het voorplan zou komen. Niet zozeer een medische, maar wel een ‘menselijke logica’ moet voorop staan. Indien we deze bevindingen in concrete maatregelen omzetten, kunnen we voorkomen dat hulpverleners handelingsverlegen worden in geval van een wettelijk isolatieverbod onder de zestien jaar.

We stellen vier niveaus voor waarop die mensvisie tot een specifieke aanpak leidt: patiënt, behandeling, hulpverlener en instelling.

Patiënt

De meer klassieke medische handelingen – isoleren, fixeren, bloed- of urinestaal nemen – zijn vooral gericht op de patiënt als object. Terwijl je ook kan uitgaan van de patiënt als subject dat men aanspreekt, van wie men de waardigheid bewaakt, die men informeert over wat er te gebeuren staat.

Een getuige vertelde op de studiedag hoe het nemen van een bloedstaal bij een gefixeerd jong meisje als een zeer gewelddadige handeling werd ervaren. Het heeft haar vertrouwen in hulpverlening voorgoed verbroken.

De absolute voorrang van de medische handelingen dient niet langer een dogma te zijn. Zo moeten we bijvoorbeeld de winst uit de informatie van een staal steeds afwegen tegenover de psychische schade door de staalafname.

Behandeling

Wanneer het mentale welzijn van de patiënt centraal staat, is de therapeutische relatie hét effectieve element. Die is belangrijker dan elke specifieke techniek, ingreep of maatregel.

Vertaald naar de praktijk betekent dit we prioritair patiënten niet alleen laten op kwetsbare momenten omdat we dan mensen onthouden van zorg. Blijf hen aanspreken, verwacht een antwoord en geef hen verantwoordelijkheid.

Hulpverlener

Voor hulpverleners is het ‘er zijn’ belangrijker dan ‘het meester willen zijn’ over de situatie.

‘Verdraag de onmacht.’

Dit betekent dat bij hoogoplopende emotie de hulpverlening dus niet faalt omdat die emotie niet kan gekalmeerd worden. Dit is altijd minstens deels onvermijdelijk. Wel belangrijk is dat men die onmacht kan verdragen en niet op één of andere manier ‘vlucht’ – hetzij fysiek (het kind verwijderden of als hulpverlener weggaan), hetzij mentaal (nog fysiek aanwezig zijn maar niet langer nadenken over wat er aan het gebeuren is).

Het centrale idee bij dit type zorg is niet ‘oplossen’ maar wel ‘blijven, en geïnvesteerd blijven’. Hier heeft het beleid een belangrijke rol, denk bijvoorbeeld aan het bieden van nazorg bij incidenten of vorming in omgaan met hevige emoties.

Instelling

Instellingen moeten een shift maken van een model waarbij communicatie gericht is op het verlenen van informatie naar een model waarbij het ‘spreken’ centraal staat. Gezien het belang van de therapeutische relatie is het spreken cruciaal. Alleen dan kan de emotionele moeilijkheid van de therapeutische band een plaats krijgen.

‘Spreken met elkaar is cruciaal.’

Wat hulpverlener en patiënt voornamelijk samen doen, is spreken. Dat spreken krijgt een grotere draagkracht wanneer het institutioneel gestut wordt door andere vormen van spreken zoals tussen collega’s, in intervisie en supervisie, maar ook met buitenstaanders, zoals familie, ervaringsdeskundigen en maatschappelijke partners.

Minder dwang

We zijn van mening dat deze veranderingen in visie en aanpak zullen leiden tot minder dwangmaatregelen. Dat werd op onze studiedag bevestigd door verschillende instellingen.

Maar hulpverleners zijn uiteraard nog ongerust over specifieke situaties waarbij hoogoplopende emoties toch maatregelen vergen waarbij veiligheid voorrang heeft.

Toch zijn ook dan specifieke alternatieven mogelijk, zoals een getrapte aanpak met tussenmaatregelen. We denken daarbij aan een time-out in een open kamer of een tijdelijke verwijdering van de groep, maar steeds samen met een begeleider.

De wet als momentum

Dwang in de hulpverlening moet onderwerp van debat worden en dit voor alle leeftijdsgroepen in alle sectoren. Maar ondertussen moet er dringend iets gebeuren. Want nu blijft men kinderen onder de zestien, soms quasi naakt en eenzaam de cel in sturen. Soms voor uren, soms voor langer dan een dag.

‘We moeten debatteren over dwang in de hulpverlening.’

We mogen niet talmen om beschermingsmaatregelen te nemen voor de zwaksten onder ons of wachten tot de perfectie in ons handelen is bereikt om die stap te zetten. Ook hier geldt dat het beste de grootste vijand is van het goede.

We denken dat, in tegenstelling tot wat Opgenhaffen beweert, een dergelijk wettelijk verbod, binnen de hier geschetste mensvisie een dynamiek kan op gang trekken waarbij dwang in het algemeen anders wordt bekeken en in vraag wordt gesteld.

Hiertoe lijkt in de nasleep van de dag al een aanzet te zijn, zoals blijkt uit de ontvangen reacties sinds dat moment.

Geen motie van wantrouwen

Het argument dat deze wetgeving een motie van wantrouwen zou zijn, is niet correct. Elke regelgeving kan men als een blijk van wantrouwen beschouwen. In dat geval zou bijvoorbeeld ook het verkeersreglement een motie van wantrouwen jegens de weggebruikers zijn.

Dat argument is dus niet specifiek voor dit wetsvoorstel en heeft met het feit zelf van een wettelijk of reglementair kader te maken waarvan niemand de noodzaak betwist.

‘Isolaties leiden ook tot letsels bij hulpverleners.’

Een dergelijke wet zou bovendien een krachtig therapeutische instrument zijn, dat zowel patiënt, hulpverlener als instelling beschermt. Men mag bijvoorbeeld niet onderschatten hoezeer isolaties ook leiden tot fysieke en psychische letsels bij hulpverleners zelf, en dus tot hun daaropvolgende afwezigheid.

Haalbare kaart

Een wet maakt ook dat instellingen hun medewerkers niet meer moeten overtuigen van het nut van een verbod. Het debat werd maatschappelijk beslecht en alle aandacht kan nu gaan naar de realisatie. In Noorwegen toont de dagelijkse praktijk dat het hier niet gaat om een onrealistische wensdroom, maar om een haalbare kaart.

Wat kan erop tegen zijn om daar ook in onze samenleving naar te streven? We nodigen Tim Opgenhaffen dan ook uit om mee te denken over de randvoorwaarden die zo’n omslag hier mogelijk maken.

Reacties [1]

  • Marc Vandergraesen

    Beste
    Volledig akkoord maar wie a zegt moet ook b zeggen.
    De personeelsomkadering zal structureel omhoog moeten naar Noors model.
    Bij bepaalde groepen bijvoorbeeld met meervoudige problematiek zal een op een relatie niet volstaan. Alleen verbod zal niet lukken. Ben benieuwd of budgetten volgen
    Goed initiatief maar graag geen halve maatregelen
    Succes

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.