Achtergrond

Werk is geen wondermiddel tegen armoede

Nederlands onderzoek doorprikt mythe

Stella Hoff, Jean Marie Wildeboer Schut

Werk is geen wondermiddel tegen armoede. Onderzoekers van het Nederlands Sociaal en Cultureel Planbureau doorprikken de mythe dat werk per definitie mensen uit de armoede haalt. De realiteit is iets genuanceerder.Deze bijdrage verscheen eerder al op www.socialevraagstukken.nl 

schermpeter42@flickr

schermpeter42@flickr

schermpeter42@flickr

Uitstroom uit armoede

Van de ruim één miljoen mensen in armoede die Nederland kent, is ongeveer de helft langdurig arm, dat wil zeggen gedurende ten minste drie achtereenvolgende jaren.

Uit eerder onderzoek bleek dat uitstroom uit armoede voornamelijk het gevolg is van een groei van het arbeidsinkomen. In 9% van de situaties kwam dit doordat het huishouden van niet-werkzaam overging naar werkzaam, bij 10% steeg het aantal werkenden binnen het huishouden.

‘De kans voor werkenden op armoede neemt toe.’

Een meer voorkomende reden (33%) was dat een lid van het huishouden een beter betaalde baan had gevonden of meer uren was gaan werken. Tot slot stroomde 15% uit doordat er in het huishouden een werkende partner bij was gekomen.

Een baan is geen garantie

Maar werk is geen wondermiddel tegen armoede. Dit blijkt onder meer uit het grote aantal werkende armen.

De kans dat werkenden toch in armoede terecht komen, is de laatste jaren in Nederland toegenomen. In de periode 2007-2013 steeg het aandeel armen onder de werkenden van 3,5% naar 5%. Binnen die arme groep groeide het aandeel langdurig armen van zo’n 45% naar ruim 50%.

Het toegenomen armoederisico voor werkenden lijkt vooral een gevolg te zijn van de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het aantal zelfstandigen is in de afgelopen periode flink gegroeid, wat vrijwel geheel is toe te schrijven aan de groep ‘zelfstandigen zonder personeel (zzp)’, in Vlaanderen gekend als de groep ‘freelancers’.

Het aantal zzp’ers steeg in Nederland van minder dan 700.000 mensen in 2005 naar één miljoen in 2015. Tegelijkertijd werd het vast dienstverband voor werknemers steeds minder gebruikelijk. In 2005 had 83% van de werknemers een vast contract, tien jaar later ging het nog maar om 74%.Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016.

Zowel zelfstandigen als werknemers met een flexibele arbeidsrelatie hebben een verhoogd armoederisico en daarmee ook een verhoogde kans op langdurige armoede.Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek (2015), Armoedesignalement 2014, Den Haag, SCP – CBS.

Gedwongen tot onzekere banen

De Nederlandse regering gaat ervan uit dat een werkende ten minste het minimumloon verdient. Dit houdt in dat hij een voltijdse baan moet hebben of een parttime baan met een hoger uurloon.

Maar lang niet iedereen voldoet hier aan. Door gezondheidsproblemen, een laag opleidingsniveau of zorgverplichtingen zijn veel mensen gedwongen tot het aanvaarden van kleinere, vaak ook onzekere of laagbetaalde banen. Freelancers zijn verder afhankelijk van wat er aan opdrachten binnenkomt.

‘Allochtone gezinnen lopen grote kans op langdurige armoede.’

Of een inkomen op het niveau van het wettelijk minimum voldoende is, hangt bovendien af van het aantal mensen dat ervan rond moet komen. Met name gezinnen met een niet-westerse achtergrond lopen een veel grotere kans op langdurige armoede, ook wanneer zij werk als belangrijkste inkomensbron hebben.

Hier lijken meerdere factoren een rol te spelen. Ten eerste is het aantal kinderen in deze gezinnen vaak hoger dan in autochtone huishoudens met kinderen. Bovendien besluit de moeder na de geboorte van de kinderen vaker om te stoppen met werken, wat tot een daling van het huishoudensinkomen leidt. Dit speelt bij vrouwen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond overigens meer dan bij vrouwen van Surinaamse, Antilliaanse of Arubaanse komaf.Van der Vliet, R. e.a. (2014), ‘Veranderingen in de gezinssituatie en de arbeidsmarktpositie van vrouwen’, Jaarrapport integratie 2013. Participatie van migranten op de arbeidsmarkt, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

Tot slot is ook de kwetsbare arbeidsmarktpositie van hun partner van belang: niet-westerse migranten hebben vaker een laag opleidingsniveau en zijn oververtegenwoordigd onder de werknemers met een tijdelijk dienstverband.

Activering is niet altijd de oplossing

Het is maar de vraag of activering altijd de manier moet zijn om mensen uit de armoede te halen, zoals de Nederlandse regering het vooropstelt.

‘Haalt activering mensen uit armoede?’

Uitkeringsgerechtigden bijvoorbeeld, hebben bovengemiddeld vaak met langdurige armoede te maken. In 2013 had bijna een kwart van alle uitkeringsontvangers een inkomen onder de armoedegrens. Van die armen leefde bijna 70% ten minste drie opeenvolgende jaren in die situatie.

Voor deze groep is het zaak eerst vast te stellen wat de achterliggende oorzaak van de lange armoededuur is. Zijn er gezondheidsproblemen of moeten ze zorgen voor kinderen of familieleden? Zijn er andere omstandigheden die de armoedesituatie bestendigen en die arbeidsdeelname in de weg staan, zoals een schuld- of verslavingsproblematiek? Zijn er factoren die hen voor een werkgever minder aantrekkelijk maken, bijvoorbeeld hun leeftijd (te jong of juist te oud), verouderde kennis, te weinig werkervaring, een (zichtbare) handicap?

Pas nadat dit soort vragen zijn beantwoord, kunnen maatregelen worden getroffen om de weg richting arbeidsmarkt te effenen.

Voorkomen is beter dan genezen

Om langdurige armoede te voorkomen, is snel ingrijpen bij ‘nieuwe’ armoede geboden. De kans om uit armoede te geraken, neemt namelijk vlug af. Na een jaar armoede daalt de kans op ontsnapping drastisch, van 60% naar 20%. Nog weer een jaar later ligt die kans op minder dan 10%.

‘Snel ingrijpen is de boodschap.’

De dalende ontsnappingsmogelijkheden hebben te maken met de afname van de noodzakelijke vaardigheden op de arbeidsmarkt, het toegenomen isolement en de daaruit voortvloeiende berusting. En dit speelt zich af in de context van een arbeidsmarkt waar gezonde en hoogopgeleide jongeren staan te trappelen om toe te treden.

Al met al zijn er genoeg redenen om niet te snel te wijzen naar werk als antwoord op (langdurige) armoede. Het komt weinig voor dat er uitstroom uit armoede plaatsvindt zonder het vinden van een (andere) baan, maar betaald werk betekent niet automatisch dat men niet-arm is of weer snel tot de niet-armen zal behoren.Wildeboer Schut, JM. en Hoff, S. (2016), Een lang tekort. Langdurige armoede in Nederland, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau.

Reacties [2]

  • miranda kamphuis

    Door mijn gevoelige darmen ben ik altijd bezig om een klacht te overwinnen. Want elke week breekt er wel weer iets anders uit. Veel hulp van dokters heb ik lichamelijk niet gehad. Wel verwijzingen naar een psychiater. Ben heel gevoelig voor candida wat ze jaren niet ontdekt hebben. Ben jaren vreselijk moe geweest met heel veel klachten. Hierdoor heb ik geen arbeids verleden. Dat is nooit van de grond gekomen. Daarom kan ik ook nergens op terug vallen. Behalve 1 dag deel per week vrijwilligers werk.
    Groetjes Miranda

    • Lynn

      Herkenbaar, en zolang er lichamelijke klachten als psychische worden afgedaan, keert het tij niet, is er geen hulp en dus nog minder kans om uit de armoede te geraken. Fulltime werken is voor velen niet haalbaar, en een er vanuit gaan dat iedereen dat zomaar kan is aan onrealistische politiek doen. Het ergste: net owv de overleving in armoede is er de moed en de mogelijkheid niet om te gaan betogen voor een betere menselijke zorg en haalbaar leven voor iedereen. Schrijnend. We zijn dus ook op dat vlak afhankelijk van anderen vaak. Wanneer gaan politici dat es echt inzien?

We zijn benieuwd naar je mening!
Blijf hoffelijk, constructief en respectvol

 

Elke reactie wordt gemodereerd. Lees hier onze spelregels. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd.